zaterdag 25 april 2009

VOORJAARSIMPRESSIES

Het voorjaar heeft wel zijn intrede gedaan, maar de lucht is strakblauw en de losgewoeld tuingrond droogt vrij snel. Het was opeens ook heel warm, er vielen enkele druppels regen met woestijnzand erin. De zodenbemesters hebben hun werk gedaan op de graslanden, en nu ligt alles te wachten op een mild voorjaarsregentje. We genieten van al het wit en het rood en het geel, en natuurlijk ook van het vriendelijke 'gewone' groen wat zich als een dun dekkleed op de aarde uitspreidt. Langs de dijk en op een erf bij 's-Heerenbroek waren in de dagen voor de Pasen al pinksterbloemen opgeschoten boven het ongerepte gras. Als je daarbij op de hurken gaat zitten, is het alsof je een nieuwe wereld ziet. Verder liggen om het erf heen van die stille slootjes, ze herinneren me aan lang vervlogen jaren, en aan een onvervangbare kinderomgeving. Maar we moeten verder.

Met de opkomst van het voorjaar is er na al die grijze weken ineens het zonlicht dichterbij gekomen, voller en overtuigender, zodat de stalen hoogspanningsmasten in de Mastenbroeker polder telkens onderbroken licht weerkaatsen. Vanuit het broekland nader ik de overoude hofsteden nabij de Hasselterdijk. Zo'n boerderij straalt rust uit; de boomgaard, de tuin en het bosje liggen speels om het huis heen. De aanblik geeft te denken, want het is alsof zo'n hofstee beter in zijn vel zit. Maar in een ontginningsgebied proef je ook na vijf eeuwen nog steeds de moeiten die er zijn om als boer het hoofd boven water te houden. De erven zijn daar rechthoekiger, geen duimbreed grond mag onbenut blijven. Heel anders is het nabij de oude rivierlopen, daar liggen prehistorische woonoorden die, zo te zien, gelukkig ontsnapt zijn aan de aandacht van landschapsontwikkelaars.

Al het mooie neemt niet weg dat de afgelopen winter weer menige karakteristieke boom op onverklaarbare wijze verdwenen is in Grafhorst en Oosterholt, volgens het recept: weg is weg. Even onverklaarbaar als het is hoe in IJsselmuiden een kolos van een lijkverbrandingsmuur onze dodenakker kon komen onteren en ontsieren. Op Tweede Paasdagmiddag liep ik daar, en hoorde een ouder boerenechtpaar er hun verbijstering over uitspreken. De bouw is nooit aangekondigd, zeiden ze. Nee, waarom ook? Tegenwoordig laten plaatselijke overheden zich dicteren door de regentenkliek die vanuit het Binnenhof ingrijpt in het gekerstende dorpsleven. Als rechteloze werkmieren laten wij ons vernederen onder de laarzen van de maatschappijvernieuwers. Voorheen boden gemeenteraden dapper verzet tegen de ontkerstening, nu zagen zij de poten onder hun eigen stoel uit door zich te vergapen aan hun felbegeerde, breekbare minderheidsrechten. Wie dit doet, verkoopt zijn land aan de trouweloze machtskliek, en verspeelt de eer. Het is schadelijk wanneer plaatselijke overheden gaan denken als machines in opdracht van een ongebonden massa.

Op een maandagmiddag, begin deze maand, bemerkten we onderweg hoe kwetsbaar de snelle landbouwmachines kunnen zijn. Ongeveer op hetzelfde tijdstip dat er in Grafhorst een lege giertank op straat omsloeg, gebeurde exact hetzelfde ook op de plek waar ik fietste, een eindje buiten Oosterholt. Daar kwam op de smalle Bosjessteeg een grote tractor aan met een brede, volle giertank van maar liefst veertigduizend liter. Het apparaat trachtte mij in te halen door gebruik te maken van de berm, maar die is verre van stevig. Plotseling had het linker achterwiel geen houvast meer. De tractor hield halt, en je gelooft je ogen niet als je ziet dat zo'n giertank kantelt. Een golf modderwater sloeg neer op het weiland aan de overkant. Toen lag de ronde tank daar op zijn rug als een zwaargeharnaste dikbuikige ridder die achterover van zijn paard gevallen is. Het leek wel een snelle charismatische amateur die meent dat zijn geloof zo sterk is dat hij geen ondergrond nodig heeft om iedereen voorbij te zweven. Of een succesvolle politicus, die, bij het maken van politieke manoeuvres, door de last van zijn te zware portefeuille wordt meegetrokken. Wat een les voor ons allen, om maat te houden, en onze maat te kennen. We moeten door God bewaard, bekeerd, onderwezen en geregeerd worden.

De jonge tractorchauffeur kon gelukkig ongedeerd de cabine verlaten. Ik had wel met hem te doen, want het huilen stond hem nader dan het lachen. Maar het hele gebeuren geeft wel te denken. De eindeloze schaalvergroting van landbouwwerktuigen is een heilloze ontwikkeling. Het versnellen van de snelheid waarmee tractoren zich verplaatsen, en het vergroten van machines, maakt dat zij gevaarlijk zijn op landwegen. Het enige signaal dat helpt, blijft uitgaan van de zachte bodem die een halt toeroept aan onnatuurlijke hoogmoed.

De aanblik van deze giertank op zijn rug in de moddersloot bracht me in gedachten bij een historisch feit uit de Oost-Nederlandse geschiedenis. Ik bedoel de Utrechtse bisschop Otto II van de Lippe, die in het jaar 1227 gewapend optrok tegen zijn Drentse onderdanen, maar daarbij de dood vond tijdens de slag bij Ane, doordat het moerassige gebied hem belette om zijn tocht voort te zetten. Zo kwam er een einde aan de druk van te zware lasten op de Drentse leenmannen. In het dorp Ane (dichtbij Gramsbergen) staat nog een gedenkteken van deze slag, die voor het landschap Drenthe het begin was van hernieuwde vrijheid: een periode van aanzienlijke vrijheid van vergaderen, wat neerkwam op staatkundige zeggenschap. Het 'gemene lant' van Drenthe (in het Latijn genoemd: Universitas terre Drenthie) bleef ook na de 80-jarige oorlog nog een landschap, zelfstandig in zijn binnenlands bestuur, evenwel zonder zitting in de Staten-Generaal. Het kleine bedrag van de Drentse belastingbijdrage werd betaald door het gewest Holland, dat in ruil daarvoor een stem extra mocht uitbrengen in 's-lands vergaderzaal.

Ik denk nog aan een ander voorbeeld, namelijk uit Afrika. In de jaren-'80 kwam de auto van een Engelsman terecht in een Keniaanse waterval. De inboorlingen stonden erbij te juichen, toen zij zagen dat die auto meegesleurd werd door de kracht van het water; hun rivier was sterker dan dat snelle voertuig uit Europa. Mensen zijn trots op de kracht van hun rivier, dat is te begrijpen. De vreze Gods moet ons leren hoe we ons te gedragen hebben, uit eerbied voor God. God spreekt door middel van onze drassige veengrond een duidelijk halt toe aan ons overmatige vernuft. Laten wij onze algehele afhankelijkheid aan God bekennen, want het verzaken van de vreze Gods is fataal. Het begin ervan is al beslissend, want wie eenmaal heeft ingegrepen in de natuurlijke orde om die naar zijn hand te zetten, is overgeleverd aan een ontwikkeling die zomaar geen grens kent. Net als wanneer er meer snelwegen bij komen. Dat helpt weinig, want er komen meer auto's op de weg. Wie denkt dat het veiliger wordt wanneer alle bochten uit een dijk gehaald worden, of wanneer alle bomen langs de wegen verdwijnen, vergist zich ook, want het lokt snelheidsverhoging uit. En zonder versnelling van het levenstempo treedt stagnatie op.

Onlangs naar 's-Gravenhage geweest, in verband met avondmaalsbediening en huisbezoek. We kwamen weer door het groene hart van Holland. In snel tempo slibt dat 'hart' dicht, er is een wildgroei aan kantoorgebouwen ontstaan zomaar overal langs de snelweg. De vorige keer, in september, was de A28 geheel afgesloten, daarom kwamen we toen vanuit het noorden, onder Amsterdam langs. Daarna leidde de weg ons tussen twee heel verschillende soorten hollands landschap door, rechts de iewat hogere geestgronden met hun tuinbouwuitstraling, en links de bedijkingen met daar bovenop de watermolens, als wachters bij het polderland. Tussen de grote stadsconglomeraten is nog een oer-Hollands landschap te vinden, klein maar fijn gelegen onder enorme stapelwolken. Ineens zie je het oude, gezegende land weer, waar een volk van geslacht op geslacht wortel heeft geschoten, omdat God voor het vaderland instaat. Er was sprake van een langzame, gedegen opbouw vanaf de bodem. De geslachten borduren als het ware langzaam voort op het werk dat reeds opgebouwd is, onder het beding van Gods goedkeuring en zegen. Moge Christus weer opstaan in de harten van ons volk, in de steden en op het land. Want Hij staat boven ons en boven alles, boven de wereld en boven de toekomst. Het is immers de Geest Die uw leven doet opbloeien. Door Christus' opstandingskracht kan Zijn volk niet vergaan. Ons behoud is zeker geworden door Zijn leven. Onze ware, enige hoop op Hem staat in het Woord beschreven. Onze ziel rijst op bij het horen van het Woord, het gordt ons aan tot strijd, lijden en overwinning.


Lees verder...

vrijdag 27 maart 2009

BURGERSCHAPSMISVORMING

Langzaam maar zeker worden wij ingepalmd met behulp van onze 'eigen' christelijke mensen. Er is een Wet bevordering aktief burgerschap uitgevonden. Volgens de uitvoerders van deze wet, die in 'reformatorische' kringen aanhang vindt, mogen wij als Nederlanders wel dankbaar zijn dat er door deze Wet een middel is uitgevonden die ons kan integreren in de 'multiculturele samenleving'. Anders zouden we toch maar een onderontwikkeld, ongecontroleerd en onverdraagzaam volkje gebleven zijn. Ongemerkt belandden we in een modern heropvoedingsinstituut dat zich vestigt in 'onze' eigen reformatorische organisaties. Natuurlijk zien zij weer kansen, want hun neuzen zijn geoefend om macht te ruiken en om zich bij de macht aangenaam te maken.

Een nieuwe 'wet burgerschapsvorming' kan dunkt me alleen maar dienen om het oude, nederlandse volkskarakter te vernietigen, om in plaats daarvan een nieuw volksbeeld te ontwikkelen. De functionaris van de toekomst is de leerling van nu. Is hij bekwaam om zichzelf en anderen te controleren op respect? Geen respect voor de eer, maar respect voor het ongenormeerde zelf. In de vijzel van tegennatuurlijke humanistische 'mensenrechten' wordt het karakter van leerlingen fijngestampt tot willoosheid en overschilligheid onder het mom van respect. Dit is geen eerbied voor de goeden, maar een verering van de nieuwe, gruwelijke goden van theïsme en atheïsme.

Verzetten Nederlanders zich hier tegen? Of kunnen 'wij' er een slaatje uit slaan, is de eindeloos herhaalde vraag van farizeistische groepen die uit lijfsbehoud hun kinderen voorzichtig gereed maken voor een offer aan de goden van deze tijd. Wie respect invoert, ontneemt de leerling zijn rust en overzicht.

Aan onze jeugd wordt wijs gemaakt dat 'respect voor jezelf en de ander' de wereldvrede garandeert. Zullen wij in vrede door respect voor het kwaad geloven? Onmogelijk, want het gaat buiten God en Zijn schepping om. Immers begint burgerschapsvorming niet bij politiekcorrect respect voor jezelf en de ander, maar echte gewetensvorming begint voor burgers bij het verbond, bij de Goddelijke eed, bij Christus' kroonrechten, bij Zijn wil, bij Zijn dienst en bij Zijn vreze. Wie het geloof belijdt, dat wil zeggen wie Christus aanwijst, die zweert alle respectsgoden en gelijkheidsafgoden af. Wie het heilige recht eerbiedigt, kan geen eerbied hebben voor zonden die een gruwel zijn in Gods heilige ogen. Hier past geen respect maar gerìcht en straf. Hier wringt de schoen, want terwijl het tijdbewuste reformatorische kerkendom de mond vol heeft over geloof, maakt het ons het dogma àfhandig. In werkelijkheid leggen zij de nieuwe respectsgeest aan onze leerlingen op [zie b.v. dr. R. Bisschop, in het Reformatorisch Dagblad d.d. 14-2-2009, p.4.] Dit is flagrant in strijd met de doopbelofte. De respectsdirekteuren moeten met hun vingers afblijven van de gedoopte, geheiligde kinderen. Wie de respectsdwang invoert, pleegt een kaalslag. Alléén revolutionaire fideïsten en baptisten die het bestaan van de uitwendige kerstening loochenen, kunnen 'kansen' zien in een Wet burgerschapsvorming.

De respectsrebellen zijn uit op verwarring en ontwrichting van de oude standensamenleving. De mens werd tot ontevredenheid opgewekt, vervolgens wilden zelfs personen van adel populair overkomen. Freule Wittewaal van Stoetwegen bracht in de jaren-'70 een bezoek aan respectloze Damslapers; een droevig vertoon. Zullen wij meehuilen met de wolven in het bos? Zullen wij vol bewondering opzien naar de opgerichte afgoden van volksvooruitgang, emancipatie, inspraak en mondialisme? Hier ligt voor het volk geen heil in, maar enkel onheil, want er is buiten Gods inzettingen geen enkel heil voor land en kerk te verwachten. Zullen wij met de trouwelozen meehossen rond de vrijheidsboom, om als prijs voor onze felbegeerde 'vrijheid' te betalen: het opofferen van onze kinderen aan de moloch van de multiculturele maatschappij?

Wie als burgers niet bij God beginnen, komen nooit bij Hem uit, maar riskeren slechts zelfvernietiging. Het voorbeeld van de volksverslinder Bileam mag ons waarschuwen. Wie de gekerstende Nederlandse staatstoestand achter zich heenwerpt, is overgeleverd. Hij zou tevergeefs blijven zoeken naar wegen om te overleven naast en tegenover het werkelijke leven. Wij verwachten buiten Gods wet om geen enkel heil bij volk en kerk, want wie het Woord verwerpt die keert zich automatisch ook tegen zichzelf. Wie zichzelf laten degraderen tot christelijke privé-personen, geven ons volk over aan de afgoden. Maar dit betekent: Wie Neêrlands God berooft van Zijn erfdeel, hebben de dood lief.

Wie droomt dat hij het 'wiel' van de samenleving opnieuw uitvindt, zal wakker worden zodra hij door de moderne humanisten als overbodig nummer aan de kant is gezet. Het is misleidend om de jonge Nederlandse burgers te misvormen tot verlichte massamensen, die slechts 'trots' mogen zijn op wat de progressieve éénpartijleiding hun voorschrijft te denken en te vergeten.


Lees verder...

woensdag 25 maart 2009

SCHELLUINEN

Het voorjaar zet niet hard door, bij het snoeien van de struiken merk je dat de vochtstroom nog niet erg op gang gekomen is vanuit de wortels. Dit maakt het zaagwerk wat lichter. Overal is werk in aantocht in de omgeving van het Kampereiland. Opgeploegd kleiland ligt er, door de vele regen schoongespoeld, stil te wachten op verdere bewerking. Het is een gevarieerd gebied met veel oude sporen in het landschap, zoals oude bedijkingen, een voormalige rivierarm, een kolk.

Door omstandigheden heb ik in de winter twee keer een flinke fietstocht gemaakt buiten de IJsseldelta. De Veluwse bossen waren volkomen reukloos in dit versteende jaargetijde. Ik merk alleen de geur van verpulverd snoeihout dat over een akker uitgespreid ligt. Geen vin verroerde zich, het leven lijkt wel uitgeleefd. Dorrend blad ritselt willoos aan het geboomte, en de lucht is zuiver. Wat een rust gaat er uit van het winterseizoen.

De reis naar Schelluinen bracht me eerst door de Betuwe met zijn ruime boomgaarden en drassige komgronden. Rijen knotwilgen en hoge populieren, alles nog even kaal. De rijzige toren van Asperen stond heel voornaam in de wazige verte. De zuidelijk invloed is ook zichtbaar aan de sierlijke Gorkumse toren die een knik vertoont omdat hij tijdens de bouw al scheef gezakt was. De bouwmeesters zetten er nog een geleding loodrecht bovenop, en dit hield stand. Terwijl ik onderweg wat zat te eten kwam het naar me toe dat ik nog geen tekst voor de rustdag had.

Toen kwam tijdens het eten de tekst naar me terug, die in de eerdere dagen al eens dicht in de buurt geweest was, maar ook weer was weggegaan, namelijk: '... niemand sterft zichzelven ..’ Ik wist nog niet precies waar het stond, maar de bedoeling was overtuigend. Onderweg kreeg ik in deze stof nog onderwijs vanaf een grafsteen in Arkel, een dorp dat blijkbaar ook zeer vroeg gekerstend is, want het had in 614 al een kapel, die door een medewerker van Willibrord gesticht is. Ik heb ook wel eens gelezen van een zaterdagavondgezelschapje dat voorheen daar ergens bijeen kwam. Het waren een paar vrouwen die met elkaar zongen Rust mijn ziel, uw God is Koning. Een treffende gedachte bij alles wat onze hoofden en harten in deze tijd bezig houdt. Daarna heb ik de Lingedijk bestegen, er stond een frisse wind uit het noorden. Onderweg nog enkele malen van de gehuurde fiets gestapt om preekschetsnotities te maken. De preek die onderweg geboren was begon al wat te groeien. Zo ging de reis door Hoogblokland en langs het smalle water van de Hoge Giessen richting Hoornaar. Daar maakt het water een grote bocht om het dorp heen, tot waar het riviertje de Noordeloos er in uitmondt. Daarna stroomt de Giessen breeduit naar het zuidwesten, naar 'het land dat voor geen water vreest'. Bij Peursum blonk nog wat zilverachtig zonlicht op het wijdvertakte kabbelende water. Giessen Nieuwkerk ligt tussen het geboomte verborgen op wacht achter het water dat grote kronkels slaat, als van een dik opeengerold slangenbeest.

Op de terugweg in Schelluinen even stilgehouden bij het renaissance kasteeltje dat ooit als pastorie dienst heeft gedaan. Daarna nog een ogenblik aan de Merwede gestaan. Daar golft het water sterk en hoog heen om de zeewaardige schepen, die er vastliggen aan reusachtige meerpalen. Alles is er een paar maten groter en onstuimiger. Ver aan de overkant staat de geknotte toren van Woudrichem met blinkende wijzerplaat in de middagzon te schitteren.

Thuis zag ik dat de preektekst uit Romeinen 14: 7 - 9 verband houdt met het lijden van deze tegenwoordige tijd en met het sterven en de opstanding van Christus.

De hele winter door is de verkoudheid langs me heen gegaan, maar nu heb ik toch een beetje de neiging. De natuur is nog schraal. Af en toe is de zon er bij, dan heeft de aarde een zee van licht, want er is nog geen bladerdek. Echter het blijft guur, de wind zit in de koude hoek. Maar de meikers voor de pastorie heeft al duizend mooie rode knopjes.

Vanuit de pastorie hartelijke groeten aan alle lezers, in het bijzonder aan zieken, gebrekkigen, rouwdragenden, eenzamen, en die een stil verdriet hebben.


Lees verder...

HOSEA 5

Een tijd van welvaart kan tegelijk een tijd zijn van dreigende armoede. In Israëls welvaartstijd was dit voor velen het geval, ten tijde van koning Jerobeam II. Het kwam omdat de rechtspraak niet deugde, want leidinggevende kringen hadden afgerekend met God en met Zijn geboden. Zij heiligden de HEERE niet in het hele leven. Op aandrang van de revolutionaire elite nemen thans ook vele onwetenden hun toevlucht tot de waan van de dag: de neutraliteit. Zij creëren een gespleten leven, zij maken een scheiding tussen het grote onvrome volk en de kleine kerk. Zij maken scheiding tussen geld en geloof, tussen recht en geloof, tussen geloofsgehoorzaamheid en cijfers. De trouwelozen azen bovendien om de fouten van de gelovigen te ontdekken, om de kerk onderuit te halen en gelijk te schakelen. Het droeve resultaat is dat er een eenheidsmaatschappij ontstaat waarin alles geoorloofd is.

Als God niet aanwezig zou zijn in de basis van ons volksleven, dan was voor de mens alles geoorloofd. De neutraliteitsdenkers deinzen nergens meer voor terug. Uitbuiting, afpersing, bespotting, ontmanteling en verarming zijn blijkbaar 'normale' verschijnselen geworden, in strijd met de onveranderlijke heilige verbondsbepalingen des HEEREN.

Israël voelt deze misstand helemaal niet aan, want zij vermenigvuldigen de altaren. Het gonst er van de activiteiten, maar alleen de voortreffelijkheden van de oude geboden zijn geacht als wat vreemds in deze tijd. Religie is er nog in overvloed, deze wordt beoefend bij de gratie van de godloochenaars. Emotie, lust, verdoving, verblinding en zinsbegoocheling zijn de dingen waar de massa om vraagt. Het is een doekje voor het bloeden.

Er is niets nieuws onder de zon. Persoonlijk eigendom, erfrecht en bescherming van geloof, eer, geschiedenis, traditie en bezit staan volledig op de tocht, want de rechtsorde en het gewoonterecht tellen niet. De macht van de sterkste gaat boven het recht. De profeet Hosea legt deze droeve zaak open. Rechters en machthebbers lijken op jagers, die hun eigen burgers achterna zitten, in strikken, netten en valkuilen lokken en beroven.

Waar is het rechtvaardige, zorgvolle, opofferingsgezinde vaderschap gebleven? Het ontbreken hiervan typeert de wortel van onze huidige wanorde in alle geledingen van de samenleving. Leggen we ons leven er in deze tijd eens naast. God ontheft niemand van zijn adelplicht. Halen wat er met onrecht te halen valt, staat op gespannen voet met het leven zelf. Bidders, sta af van ongerechtigheid. Wij hebben van doen met een God Die van Zijn recht geen afstand kan doen. Daarom staat de HEERE, de Rechter gereed met oordelen waarin de werkers van het kwaad hulpeloos zullen omkomen. Door het oordeel heen zal de HEERE aan een overblijfsel naar de verkiezing genade bewijzen. Hij belooft Zijn heilzon te doen dagen voor een bestreden volk. Door de zonde worden wij slaven. Het geweten is vernietigd, de schepping zucht, we zijn bezorgd, de onvrede neemt toe. Banken, beleggers en regeringspersonen wijzen elkaar beurtelings aan met de vingers. De dingen schijnen in raadselen gehuld. De prijzen zijn opgedreven. Maatschappijvernieuwers willen koste wat het kost iedere huismoeder liefst een voltijdsbaan buitenshuis opdringen. De vrijheidsbeloften van de emancipatie monden echter uit in ontwrichting, eenzaamheid en onrust. De lasten worden opgestapeld, de prijzen opgedreven, want de welvaartsdroom gebiedt ons om de snelheid van de vooruitgang nog te versnellen, om vooruit te blijven komen. Hierdoor komen echter de normale verhoudingen in de knel, het gaat ten koste van anderen.

De Heere zal Zich terugtrekken, totdat de schuld onder ogen wordt gezien. Voor verstrikte mensen kan God alleen de weg openen. Bestreden zielen behoeven niet te twijfelen om vurig te verwachten dat God Zelf zorgt dat er mensen zijn die hun leven Hem toewijden. Begeren wij ons heil van Hem te verwachten door de kennis van de zaligheid in de vergeving van zonden? Wij moeten terug tot de Heere, niet op een afzonderlijk godsdienstig privé-terreintje, maar in de orde van het geschonden leven zelf. Wij zien geen kansen in nog meer gelijkheidsrechten en waanideeën, maar wij moeten, bij het volgen van de oude sporen, terug naar de levende inzettingen van onderwijs, eredienst en gezag. De ambten dienen tot bescherming van schepping, vruchtbaarheid, landshistorie, verbond, religie, en weerbaarheid. Geve de Heere Zijn volk moed, verlangen, opmerkzaamheid, onderscheidingsvermogen, leergierigheid, en een terugkeer tot de fundamenten. Want niemand kan een ander fundament leggen onder het eeuwige fundament. Het zichtbare leven is een afspiegeling van de hemelse orde. Niemand kan een andere orde verzinnen boven de eeuwige en tijdelijke dingen uit, omdat die allen onder de kroonrechten van Christus staan.


Lees verder...

woensdag 7 januari 2009

ZELFHAAT

Een enkele maal lukt het om op de maandagmiddag een fietstocht te maken. Wat voor weer het ook is, ik beleef er steeds vreugde aan, en het is goed voor de conditie. Bij de heenweg kies ik voor tegenwind, dan valt de terugweg mee. Het is al koud en kaal in het landschap, de zon komt nauwelijks iets door in de stille zompige omgeving van Zwartewaterklooster. De weg loopt daar om een verhoging heen waarop het oude kerkhof ligt. Om er te komen ga je eerst over twee boerenerven heen die zonder zichtbare erfscheiding in elkaar overlopen. Om de kleine woonkern heen liggen uitgestrekte draslanden met allerlei fijn kreupelhout, waar in de namiddag al dampen opklimmen uit de bodem. De stilte is rustgevend voor me. Een korte tijd wierp de laagstaande zon nog haar schijnsel over de uiterwaarden bij Zwartsluis. Dit stadje heeft een aparte bebouwing. Het is in 1527 omgebouwd tot vesting ter beveiliging van de toegangswegen naar het noorden des lands.

Een andere keer ben ik over de dijk gegaan naar vesting Elburg. Langzaam naderde ik de zware forse toren, waarop een driekleur met oranje wimpel stevig wapperde. Van de zeekant nadert al een regiment donkere wolken. Ik heb daar op de dijk een goed overzicht, en ben onder de indruk van de elementen lucht, aarde en water. Van vuur is weinig te merken, want het lijkt dat de avond snel zal invallen. De polder van Oosterwolde heeft door de eeuwen heen veel te stellen gehad met het Zuiderzeewater. Ik ben even afgestapt bij de eenzame polderschuur, vanouds het middelpunt van de schaarweide. Jongvee werd daar 's-zomers ingeschaard op het grasland bij de smalle dijk. Er was dan een oppasser die toezicht hield op de verzamelde kudde in dat gebied. De kudde is verdwenen, maar ik zie een overeenkomst met de vele groepen kinderen, leerlingen en catechisanten die zich verzamelen in de huizen, op de straten, in de klaslokalen en catechisatieruimten. En overal moeten 'oppassers' aanwezig zijn om toezicht te houden dat het jonge volk ingeschaard blijft in de orde van het bestaan, en dat zij aangemoedigd worden tot godzaligheid.

In het gehucht Noordeinde zijn de meeste mensen nog ver weg van huis aan het werk waarschijnlijk. Er is niet veel leven te bespeuren, alleen een boer die de kruiwagen vult met veevoer, terwijl zijn twee kinderen met een boot spelen in een kikkersloot. Het is koud en het wordt zeer vroeg donker. Op een heldere vrieskoude zondagmorgen klonk het geluid van de twee zwaarste klokken van Kampen door tot in Grafhorst. In gedachten zag ik ook de sconenvaarders die lang geleden in deze tijd van het jaar vreugdevol werden verwelkomd na maandenlange arbeid ver van huis, toen Kampen in de 15e eeuw een belangrijke Oostzeehandel had.

Dezer dagen tegen de avond een bezoek gebracht aan Vianen, we waren er nog niet eerder geweest. Een loodgrijze hemel lag boven deze oude vrijstad, die voorheen voor soeverein werd gehouden, want pas in 1725 verloor het stadje zijn zelfstandigheid doordat het aan de Staten van Holland werd verkocht. Het roemruchte geslacht van de Brederodes was voordien al uitgestorven, maar nog handhaaft de stad de zegenrijke gedachtenis aan de edelman Hendrik van Brederode (1531 - 1568), hij kwam voor kerk en land op, hij was een voorman van het verzet tegen Spanje. In de voormalige notariswoning hangt zijn portret naast dat van de vader des vaderlands.

In 1566 werd vanuit Vianen het smeekschrift der edelen naar de landvoogdes in Brussel gebracht. Bij die gelegenheid kregen onze edelen het scheldwoord 'geuzen' (=bedelaars) naar zich toe. Wij en onze vaderen dragen deze naam met eer. Als geus moet men geboren worden. Geus moet men zijn. Door de versmaadheid van Christus in het geloof te dragen, zien mensen op de vergelding des loons. Dan verwerft men een goed toevoorzicht op het hemelrijk en de roem in het nageslacht. Hoe staat de strijd thans? Tegenwoordig wordt ons niet alleen de 10e penning ontroofd, maar ook onze kinderen en onze God worden ons afgenomen. Alleen de nieuwe religie (lees: ongeloof) mogen we houden, althans volgens de éne Kuyperiaan (dr. Balkenende), maar volgens de andere Kuyperiaan (dr. Kuitert) moet het atheïsme heersen.

Dus beide Kuyperianen nemen ons het dogma af, beiden zadelen ons op met een subjectivistisch 'geloof', en beiden belemmeren ons bij de uitvoering van onze opvoedingsplicht en bij de verdediging van kerk en land. Wij moeten blijkbaar soebatten bij het Kabinet om onze plicht te 'mogen' vervullen, namelijk het opvoeden van onze kinderen in de kennis en vreze Gods, overeenkomstig de ware en alleen zaligmakende leer van Neêrlands kerk die we zìjn. Maar hoe hangt de vlag er nu bij? Vele mannetjes van het kerkendom zijn helaas dagelijks met een gebroken geweertje bezig. Deze neo-pacifisten zijn banger voor zichzelf dan voor de vijand. Zij willen zichzelf, net als de middeleeuwse flagellanten blijkbaar zolang blijven geselen totdat zij met tevredenheid kunnen vaststellen: nu zijn we genoeg vernietigd, nu is het gevaar voorbij.

Onze hedendaagse wancultuur staat bol van de zelfhaat, die gelijk staat aan zelfbehaging. Het is strafbare overgeestelijke plichtsverzaking. Immers, het is geen manier van doen om terwille van gewenste 'rust' heimelijk je hoop te vestigen op het breken van je eed en op het wegschrijven van je voorgegeven gekerstende bestaan. Maar wie oefent in onze verbondsnatie recht en gerechtigheid uit ten bate van zijn achter-achterkleinkinderen?

De gedoopte oud gelovigen maken in deze tijd onverminderd de harde kern uit die zich teweer stelt tegen de verlichting, emancipatie, liberalisme, geestdrijverij, nieuwe klassenstrijd en alle andere afgezworen duivelse werken. Wat zouden wij 'hulp' behoeven van de kant van gelijkheidsliberalen, fideïsten, humanisten en muzelmannen, daar de Nederlanden toch reeds een Koning hebben, Christus de Heere der heren, Die Zijn kroonrechten (alleenrecht) op geheel Nederland niet opgeeft?!


Lees verder...

donderdag 4 december 2008

EEN SCHONE TOCHT

Enkele weken geleden een schone tocht gemaakt, het ietwat rommelige landschap van Oost-Veluwe verveelt me nooit. Over de voormalige smalle spoorbaan loopt vanaf Hattem een fietspad loodrecht naar het zuiden. Dat kan snel gaan, maar ik ben afgeweken naar het broekland rond Vorchten. Zulk polderland houdt iets van een moerasgeur, wat je al direct merkt bij het binnenkomen. Bij Veessen weerkaatste de zon licht vanaf het wijde, glinsterende IJsselwater. Zelfs nu alles verdort in het afgaan van de herfst blijven er flinke kleurverschillen bestaan tussen de lagere zandgronden voor Epe en de hogere, drogere streken voorbij Vaassen.

De volgende dag zijn gingen mijn zoon en ik door het grote gebied van Twello en Voorst tot waar de torenspits van Zutphen zichtbaar werd. Het is een voornaam landschap met veel lusthoven, landgoederen, soms een kasteel, een bomendijk, en overal ruimte om te gaan. Vanaf Steenenkamer een blik geslagen op Deventer. De IJssel heeft haar loop nogal eens gewijzigd door de tijden heen. Oorspronkelijk lag Wilp aan het water. Daar heeft de bekende zendeling Lebuïnus de kerk gesticht, nog voor die van Deventer. Na hem preekte Ludger in deze streek. Later, in de Noormannentijd, zocht de Utrechtse bisschop hier een schuilplaats.

Op een kerkmuur in Vorchten zag ik een handschrift dat lang achter iets anders verscholen heeft gezeten. In 1845 had iemand daar letterlijk het volgende neergeschreven: Hoop die dit schrift vint dat het een wandelaar op het pat des Heren mag zijn. Zo ver doorgedacht! Je ziet, voorheen werden de dingen in verband gezien met het heilige. In de 9e eeuwse kerk van Wilp hingen enkele sprekende borden: 'Bouwt uw leven op een rotssteen' en: 'Wanneer de haan 's-morgens kraait, zoek o jeugd u biddend aan God op te dragen. Ga vlijtig naar school, en zoekt uws meesters leer, want zo geraakt een kind tot waar geluk en eer'. Maar anno 2008 wordt in Wilp met waardering gesproken over de afgodendienst van muzelmannen. Sion verslingert zich aan humanistische, verlichte Baäls, uit ingebeelde zelfbescherming, maar de knieval is afval die het land geen heil, maar onheil aanbrengt.

Op de stille terugweg vanaf Epe veel regen gehad, toch was het een mooie dag. Druipend stonden de bomen in hun najaarspracht, soms klonk een doffe dreun uit de verte vanaf de Oldebroekse heide. Er is weinig leven te bespeuren tussen de hoge naaldbomen, een enkel schichtig vogeltje roert zich in het bos boven Heerde.

De weken daarna zijn snel gegaan, er is ook erg veel gebeurd. Het wordt al kouder. Een noordwester buldert vandaag tegen de dakkapel, ik zie de eerste sneeuwvlokken.


Lees verder...

DE VADERZORG

God schenkt ons zelfs door middel van het dagelijkse brood de gezindheid om op Hem meer en sterker te vertrouwen. Wij bidden Hem om alle lichamelijke behoeften, want zolang God niet in al onze lichamelijke behoeften heeft voorzien, kunnen wij Hem niet volmaakt vertrouwen. Is overvloed schadelijk? Integendeel, want we smeken er om. Maar verkwisting is altijd fout. Dit verhindert ons niet om te bidden om onze lichamelijke behoeften. Door Gods voorzienigheid had Paulus soms overvloed, maar hij heeft ook geweten van gebrek lijden. God wil Zijn volk niet altijd kort houden zoals een tiran de mensen onder de knoet houdt met behulp van gecreëerde schaarste. Ook is God niet als een doperse sofist die het lichaam onbelangrijk vindt. Integendeel, Christus is gekomen opdat Zijn volk leven en overvloed zou hebben.

Wie bij Hem behoort zal een volkomen lichamelijke verzorging van God afsmeken, met het oog op de bekering. Het gebed houdt in: Geef, Heere, dat wij er bekeerd uit mogen zien, met U verbonden, bemoedigd met de gave van ons dagelijks brood; doe ons daardoor zien op U en op Uw zegen, zodat wij gebracht worden tot vertrouwen op U alleen. God laat onze volkomen vernieuwing zichtbaar worden in de zegen over het geringste, en evenzeer in de genieting van de overvloed. Wij bidden om alles wat wij nog missen van Gods volkomen goedertierenheden. Het gaat er om dat dezen ons tot bekering leiden. Waar het bij ons gebed om volkomen dagelijkse lichamelijke verzorging om gaat, is dat het hàrt gebeterd wordt. Werkt God dan ook door middel van het aardse brood aan onze bekering? Ja, want zolang wij de dagelijkse gaven van de Heere niet gekregen hebben, kunnen wij Hem niet naar behoren volkomen ons vertrouwen schenken. Zolang dit ontbreekt, bedroeft ons gebrek ons van harte, en wij bidden omdat Christus Zelf het gebed uitspreekt voor de Vader. Doordat Hij onze gebeden reinigt en voor de troon brengt, daarom worden wij verzekerd van de beloofde verhoring.

Wij laten het gebed niet na, want zolang het niet volkomen is verhoord, zijn wij nog niet in staat om ons vertrouwen volkomen op God en Zijn Zoon Jezus Christus te stellen. Zolang wij niet hebben gevoeld dat aan Gods zegen alles gelegen is, kunnen wij nog niet op Hem alléén vertrouwen. Is ons vertrouwen nog niet helemaal afgetrokken van het schepsel, dan betekent dit dat wij nog niet de volkomen verhoring van ons gebed om dagelijks brood gekregen hebben. Zo nauw luistert het. Ontbreekt het ons nog aan het volmaakte Godsvertrouwen, dan is dat 't bewijs, dat wij de volkomen verzorging van de Heere nog niet ontvangen hebben.

Nu begrijpen wij het doel van deze bede. Zeker is er in de gelovigen wel een beginsel van de nieuwe gehoorzaamheid gebleven, want het is bijna niet met woorden uit te drukken wat Gods geheiligd volk in het dagelijkse brood smaakt. Zij zien God daarin. We krijgen in ons hart de lust tot het gebed. Het beginsel van onze nieuwe gehoorzaamheid is het onderpand, oftewel de zekerheidsstelling dat het gebed om Christus’ wil verhoord is boven bidden en denken.


Lees verder...

GELOOF EN GEBED

Wat betekent het geloof voor een christen? De gehoorzaamheid van Christus (Zijn verdiensten) zijn uw deel, zodanig, dat u met Zijn verdiensten pronkt. U gaat er voor door, dat niet Hij maar u zelf het volle pond betaald hebt aan straf op de zonde, in zoverre u het lijden van Christus door het geloof aanneemt. In die zin hebt u ook de nieuwe gehoorzaamheid opgebracht. Zo ligt dat rechtens vast. De gerechtigheid moet door het geloof opgenomen worden.

Hoe en wanneer? Wie met God te maken heeft, ziet dat Hij gelijk heeft. Dan heeft er een 'ruil' plaats, want u stierf aan de wet, en de zonde werd u de dood, en Christus nam u over door het Woord waarin Hij tot u kwam, en waarmee Hij uw hart overhaalde naar Zijn kant. Hij alleen heeft recht om de zonden te dragen, en om in al uw behoeften te voorzien. Dan gaan we ons schamen over het kwaad, en we gaan hechten aan het goede. Waarom moet dat? Dit moet niet zozeer, maar Christus doet het. Hij maakt ons gewillig om boete te doen na de rechtvaardiging. Boetvaardigheid (bekering) is een blijk van geloofsleven. Waarom moeten we ons afkeren van het kwade en ons uitstrekken naar het goede? Het is geen tegenprestatie uit onszelf, maar Christus kocht ons met Zijn dierbaar bloed vrij, om ons ook door Zijn Geest te vernieuwen vervolgens. Trouwens, hier zit geen tien jaar tussen, want de aanvankelijke vernieuwing van ons leven is meteen begonnen, en niet pas een tijd later. Hier zit geen seconde tussen, maar binnen het geheel van de geloofsleer staat het zo na elkaar. Wij bekeren ons niet uit onszelf, maar Christus doet dit in ons, en vervolgens beginnen wij ook onszelf te bekeren door het geloof in God. Er komt liefde in ons hart.

Als wij door de werking van de Heilige Geest in Christus zijn ingelijfd, dan zien wij ons zalig aan Hem naar mate het geloof werkzaam is. Het geloven is een zien op wat God met Christus heeft gedaan. Wie uit de dood der zonde opstaat, beter gezegd: wie gelooft dat Hij uit de doden is opgewekt, die ziet zich gered en heeft vrede. U steunt nu op een volkomenheid, die u niet ziet. Maar de liefde vervult u met verborgen vreugde. Het gaat verder. Christus gaat verder met u, en Hij zet u inwendig om, dat is onze vernieuwing die wij moeten leren als het geloofsstuk der dankbaarheid.

IHet gaat nu om ons behoud door het leven van Christus uit de doden, nadat wij door Zijn bloed verzoend zijn met God. In het geloofsstuk der dankbaarheid komt onze enige troost optimaal tot uitdrukking. Christus heeft immers alle dingen geschapen naar Zichzelf toe. God stelt u door Christus heilig en onberispelijk voor Zich. Door het kruis is er verzoening en leven. Nu hebben wij wijsheid nodig om volmaakt te worden gesteld in Christus. En Christus werkt met kracht in degenen die Hij stelt tot opzieners, leraars en ouderlingen. De ambten vertegenwoordigen het totale dankbare, geheiligde, boetvaardige volk dat strijdt naar de werking van Christus. De verkondiging van de rijkdom van Christus geeft aan onze harten troost, liefde, zekerheid en kennis.

Wanneer Zijn opwekking uit de doden centraal komt te staan, gaat er een deur voor u open. Het is de Deur der hoop. Christus is de Deur. Nu gaat u in het geloof, door Hem, vrijmoedig naar de troon der genade, waar wij niet alleen bescherming vinden voor de brandende toorn van God, maar wij krijgen bovendien een verzoende betrekking met God, Die Zelf het doel is van onze lof. Hoe zijn wij hier dan zelf onder? Wij zijn boetvaardig, dat is: gereed of gezind tot bekering doordat de Heere ons het onderpand van de Heilige Geest geeft. In de weg der heiligmaking worden wij inwendig omgezet, dat is: bekeerd of wedergeboren in ruimere zin. Gods Geest past de dood en opstanding van Christus toe aan ons hart en leven. Nu mogen wij leven. Wij kennen een ander leven, bestaande in afsterven en opleven, oftewel bestaande in hartelijke droefheid en vreugde. Hoewel wij ons schamen over het verdriet dat wij de Heere hebben aangedaan, gebruikt God deze droefheid in positieve zin, want het betert ons hart. De vreugde in God volgt niet een tijd later, maar meteen; afsterven en opstaan is eigenlijk één beweging, in de bekering. Wat is bekering? Het is dit, dat God ons vernieuwt, gewillig maakt, en ons inwendig omzet, om Hem op praktische wijze de eer en de dank toe te gaan brengen. God wordt geëerd door de geoefende gelovige. Maar zelfs degenen die al heel lang op de weg der heiligmaking wandelen, kunnen niet veel nieuwe gehoorzaamheid opbrengen, maar zij hebben wel een ernstig verlangen om naar alle geboden te gaan leven. Dus toch leven!

Wie in de Heere Jezus gelooft, merkt dat de Heere hem een nieuwe gezindheid geeft, er komt een reikhalzend verlangen naar al de geboden, want in de geboden ligt de volmaaktheid uitgedrukt. U belijdt de geboden als deel van het geloof. De geboden zijn een onlosmakelijk gedeelte van onze belijdenis. De reden is: God belooft niet alleen verzoening, maar ook behoud. De gelovigen vinden in Christus niet alleen hun vrede maar ook hun leven. Echter, daartoe worden wij altijd in de dood overgegeven, opdat het leven van Christus in ons zou geopenbaard worden. Hier heb je weer de twee kanten van de bekering, want droefheid en vreugde zijn twee kanten van dezelfde zaak. Als het geloof toeneemt, betekent dit niet dat wij groeien in onszelf, maar dat wij inwendig worden omgezet. Door genade wilt u, uw wil wordt gewillig gemaakt, terwijl de oude onwil afsterft. Dit is het bekeringswerk van Christus Die ons het onderpand van Zijn Geest schenkt om ons naar Zijn evenbeeld te vernieuwen. Deze hoop dient tot eer van God, en tot uw eigen bevestiging en zekerheid. En dit is ook het middel waardoor onze naasten ingewonnen worden voor Christus. Wanneer de mensen beweren dat een christen moet evangeliseren, kunt u met recht antwoorden dat een christen dit reeds doet met woord en wandel vanaf dat de geboden aan ons hart droefheid en vreugde begonnen te schenken. Maar wat moeten we doen, want we blijven gebrekkig in dit leven?! God werkt er door Zijn geboden op aan dat wij onze ongerechtigheden dieper leren verstaan, en dat wij God bidden om de genade en de Heilige Geest, en Hem voor die gaven erkennen. Nu spreken wij van het gebed.

Ook het gebed is een deel van de geloofseed. Het gaat nu niet om de vele gebedsgelegenheden (zoals: bidstond, dankstond, volksvergadering, inpoldering, huwelijksverbinding, troonsaanvaarding), ook gaat het hier niet zozeer om de verschillende gebedsgestalten (zoals: eenzaam bidden, voortdurend bidden, kwalijk bidden of dankend bidden), maar het gaat wel om de vraag: wat is bidden? Het antwoord hierop is: In het gebed vraagt u om de dingen die ons tot bekering leiden. Wij leggen dit verband doordat wij het gebed belijden als verlengstuk van de bekering. Het gebed is geen zaak die bij de gelovigen in beheer is, maar wij staan onder het gebed, dat wil zeggen dat wij ook hierin onder een eed staan. Het gebed is het gelovige zuchten des Geestes in ons, en het gebed behoort tot de christelijke hoop na het geloof. De hoop is tot ondersteuning van het trage geloof, en tot bevordering van onze aanvankelijke bekering. Bovenal worden wij tot vurig gebed gebracht doordat God ons de begeerlijke volkomenheid in Zijn geboden laat zien. Wie zou niet hartelijk verlangen naar de volmaakte gehoorzaamheid. Er is niets normalers dan dit, en er is niets abnormalers dan gebrek. Maar ook het verlangen moet van Boven komen door het gebed dat Christus ons Zelf geleerd heeft. Dat gaat niet over nuttige zaken op zichzelf, maar in het Onze Vader leidt Christus de Zijnen tot bekering. Hij werkt hierin al Zijn macht en de genade der bekering voor ons nader uit tot de verdere voltooiing van de christelijke hoop.

Op bevel van Christus vragen wij God om geestelijke en aardse zaken die bevorderlijk zullen zijn voor -let wel:- onze bekering. Het mankeert ons nog immers aan de volmaakte gehoorzaamheid. Zou er in de bekering geen ontstuitbaar verlangen liggen naar de beloofde volkomen gehoorzaamheid? Wij geloven dat de bekering bevorderd wordt door de gaven waar wij om bidden. Want zolang Gods Naam niet volkomen geheiligd wordt, kunnen wij Hem niet recht kennen. Het ontbreekt ons nog aan de volmaakte kennis. Zolang God Zichzelf niet volkomen bekend maakt, kunnen wij niet volkomen vertrouwd zijn met Zijn heerlijke Naam. Vervolgens, zolang God niet de volkomen heerschappij van Zijn Koninkrijk alom doet voelen, kunnen wij ons niet voor Hem vernederen naar behoren. Al de onvolmaaktheden der heiligen worden slechts door Gods volkomen gaven weggenomen. Hoe zullen degenen die tot God bekeerd zijn op hun plaats gehouden worden? En hoe zullen wij ons naar behoren kunnen vernederen voor Hem? Reeds wanneer God, op het gebed, iets van Zijn volkomen macht en heerschappij aan ons en aan alle mensen doet voelen, zullen wij onze eigen wil verzaken en Gods wil gehoorzamen. Het geopende vergezicht op de voltooiing van het Koninkrijk brengt ons nu reeds hoe langer hoe meer tot christelijke onderwerping. Verder, hoe krijgen wij volkomen gewilligheid? Zolang God Zijn wil niet volkomen heeft laten geschieden, kunnen wij aan Hem niet volkomen gehoorzaam zijn.


Lees verder...

EXODUS 16: VOEDSEL IN DE WOESTIJN

Het volk van de Hebreeën is wel een nomadenvolk, maar zij kunnen na hun Egyptische tijd niet aan het woestijnleven wennen. Zij mogen ook niet meer aan schaarste wennen, want de reis gaat naar het land van de overvloed. God wil hen leven en overvloed geven. Maar het volk gelooft niet, het is ontevreden. Het gaat er hard aan toe, ze hadden in Egypte aan de tafel van overvloed willen sterven. De mens wil van huis uit de lijdensfase in zijn leven overslaan. Zij bidden niet tot God, want er is geen vertrouwen bij de mensen zolang zij niet op hun plaats gebracht zijn voor God, om Hem te beminnen. Pas wanneer genade (Christus) verleend is, volgt zelfverfoeiïng. Christus daalt eerst neer in het manna. Zie op Hem, zie af van uzelf.

Door middel van een wonder wil de Heere nagaan of het volk Hem gehoorzaamt. Er wordt niemand met murmureren gelukkig, want hoe zouden wij tegen God ingaan en vrede hebben? Wie heeft zich onderworpen? Alleen Jezus! Hij is onderdanig, Hij nam de gestalte van een dienstknecht aan. Wat was er toen zichtbaar van Zijn majesteit en verhoging? De Heere Jezus is door gehoorzaamheid sterk geworden in Zijn beproevingen.

God beoogt in de beproeving om de band met Zijn volk aan te halen. Immers, het volk was verplicht om de Heere te kennen door geloof en wedergeboorte, om Hem aan te hangen, de boze natuur te doden, de wereld te verzaken, kortom: om vruchten der bekering voort te brengen. God waakt over Zijn Kerk door op Zijn Zoon de benauwdheid te leggen waarmee Hij benauwd is geweest in al onze noden. Als vrucht hiervan eten de gelovigen het manna, en genieten zij van al Gods zorgen. God kwam er in mee, om er voor te zorgen dat er verzadigde mensen zullen zijn als toonbeelden van Zijn gunst.

Er liggen in de diepe woestijnervaringen ook nuttige lessen voor het leven in Kanaän. Want de oude ondervinding komt in het nieuwe leven mee straks. Zie, als het manna niet meer valt, blijft er toch meel in de kruik bij een weduwvrouw in Zarfath, totdat God weer groei op de akkers schenkt.

De voorsmaak van al het goede is gelegen in het manna dat niet ophoudt. Gods werken zijn één geheel, het geloof moet de oude zekerheid proeven in het Woord. Maar Gods volk kan niet geloven zoals het door genade wel wilde en zoals het behoort. De woestijnervaringen dienen om het volk te leren om in het dagelijkse hemelse brood zicht te krijgen op het leven, op het land, op de toekomende stad en op God boven alles te prijzen. Voor het volk dat in het geloof van Abraham deelt, zijn er bergen om tegenop te zien. We moeten leren het leven te nemen zoals het is. Dit is voor de gekastijde ziel aanleiding om zich in stof en as te vernederen voor het aangezicht van de HEERE, wanneer Hij Zich doet zien op de dag van Zijn heirkracht.

God kan van het vruchtbare Egypte, als Hij wil, een dorre woestijn maken. God maakt voor Zijn volk van de woestijn een land waarin zij, ieder voor zich, genoeg te eten hebben. God gebruikt dit wonder ook als geestelijke beproeving, om de band aan te halen, het verbond te onderhouden, om ons te leren de inzettingen te kennen, en de geloofsgehoorzaamheid te beoefenen in het vervolg. Gods liefde in Christus is hier aanwezig onder het oude verbond. Dit moet gehoorzaamheid teweeg brengen bij de mensen. God ziet daar naar uit. Hij draagt en verdraagt de Zijnen dag bij dag. God is bij ons door het levende Brood Christus. Roep Hem aan in de dag der benauwdheid. God regeert, Hij zendt Zijn Zoon, Hij neemt de noodlijdenden over, Hij houdt alle dingen al in orde, Hij had de aarde en het voedsel geschapen voordat wij er waren.


Lees verder...

DOOPMEDITATIE

Het kind is een geleend pand van de Heere. De christenheid draagt zorg voor de kinderen. Als ouders bent u de eerste verantwoordelijken. Daarna volgen andere gezagsdragers, deze ontheffen de ouders niet van hun eed, maar zij bevestigen de leer der ouders. Heel de gemeente staat om een kind heen, om steun te geven aan de opvoeding waar dat nodig mag zijn. Hierin is een schaapskudde tot voorbeeld voor de mensen. Wanneer een roofdier de kudde binnengedrongen is, sluiten de schapen zich nauw aan één om het verscheurende dier dood te drukken.

De ouders zijn als eersten verantwoordelijk voor het onderwijs en de opvoeding van hun kinderen. Kunt u het aan? Zijn wij hiertoe in staat? De taak van ouders en overheden is: regeren, aanmoedigen, opdat het kind in staat gesteld zal worden om zelfstandig de doop-eed te volgen. God geve Zijn Geest aan de kinderen, opdat zij een godzalige opvoeding ontvangen, en in de Heere Jezus Christus opgroeien mogen, in Wie zij gewassen en geheiligd zijn door Zijn bloed en geest.

Ouders en andere gezagsdragers hebben een omvangrijke taak, laten wij nuchter zijn. Hun taak is niet slechts om te schuiven met getallen, want regeren is meer dan alleen zorg dragen voor spaarcentjes. Het is meer dan alleen de schatkist veilig stellen. Regeren is: de persoon, het volk, het bezit, de eredienst en het geloof veilig te stellen, en zich aan de Nederlandse geloofseed te houden. Het geloof dat eenmaal aan de vaderen overgeleverd is wordt door ons niet aangepast of ingekort, maar onveranderd verdedigd. Want onze godsdienst is geen autonoom omgaan met 'een' traditie (met een piepkleine t), zoals spotters de traditie kleineren. Maar integendeel, de traditie die onze vaderen ontvingen staat gelijk aan onze eigen geloofseed, die één is met het leven. De kroonrechten van Christus zijn niet onderhevig aan onrustige theologische en kerkpolitieke modes. Er bestaat maar één eed op aarde, van het begin van de mensheid, toen God Zijn Heilige Geest in hun midden plaatste, tot in der eeuwigheid. De onveranderlijke verbondsbeloften en verbondsdreigingen laten ons zien dat wij in zonden ontvangen en geboren zijn, en hoe de Heere op Zijn wijze voor een stil en gerust leven zorgt in gerechtigheid, geloof, godzaligheid, vrede en eerbaarheid. Het eerste wat in het leven van een pasgeboren kind nodig is, is: een verbond met God aan te gaan. Daarbij is de Heere de Eerste, en dat blijft Hij in alle vreugden en moeiten. De Heere helpt, Hij zegt Zijn hulp toe in de doop. Het zijn de weldaden van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest die wij leren kennen bij het Offer. God biedt Zichzelf aan in de doop, Zijn stem bant de onvrede uit. Hij zorgt dat er zijn die het inwendig verstaan.

De Heere is de Eerste. En nu hebt u door het ja-woord mogen uitspreken dat Hij Zijn hulp toezegt. Alle beloften Gods zijn in Christus ja en amen. Het antwoord op Gods beloften is: geloof door de Heilige Geest gewerkt. Het geloof is geen toevoegsel, maar 'slechts' een weerklank, een volgzaamheid, een leven, een doen. Het is realiteit. In het ja-woord van de doopouders wordt allereerst de belofte van God gehoord. Wie in de Naam des Heeren het ja-woord uitspreekt, die bevestigt dat de drieënige God spreekt, om Zijn hulp te doen ervaren door Zijn volk. Het ja-woord bij God vandaan betekent dat de doopouders belijden dat zij de zegen van de Heere ontvangen om die uit te delen. Dat God hierbij het begin is, dat omhelzen arme zondaren van harte, en zij bekennen, met ootmoed en vreugde, dat zij door genade niet zonder God willen. Doch gij, mij ziel, het ga zo't wil... Na het ja-woord moeten wij leren om voor Gods aangezicht te zwijgen, met een heilig zwijgen, dan gaan we zien wat Hij verder doet tot onze vernieuwing. Het ja-woord dat in de Naam des Heeren door de ouders uitgesproken wordt, wijst ons allereerst op God. En vervolgens betekent het ja-woord ook dat wij en onze kinderen God nodig hebben vanwege alles wat ons ontbreekt aan geestelijke en tijdelijke behoeften. In het ja-woord klinkt verder nog door dat God Zijn Woord door de ouders en andere onderwijzers laat inscherpen bij de kinderen. Een rotstekening in een grot kan best begonnen zijn met potloodstreepjes, maar later kwam de beitel er aan te pas. Al dieper en dieper worden goede gewoonten ingesleten, totdat het kind in staat is om recht te doen. Het recht is er, het valt samen met de waarheid. Zelfbeschikkingsrecht betekent: je bent nu oud genoeg om het recht te doen, om de eed te volgen van geslacht op geslacht. Zelfbeschikkingsrecht betekent dus niet dat het ons toekomt om het recht te vervangen door namaakideeën, want dat is: onrecht verzinnen. Rechtsvervanging is altijd rechtsverstoring. Maatschappijvernieuwende warhoofden in deze tijd beijveren zich om onze kinderen te beroven van de 'ingesleten' goede gewoonten. Misdadig is dat, in één woord! Het inslijten van de geboden des HEEREN geeft kracht en houvast. Het bevel van God is zuiver, het bekeert de ziel. Het maakt ons verlangend naar volkomen gehoorzaamheid. Het bedroeft ons dat ons geloof en onze ijver voor de Heere mankementen vertonen. Maar God staat er boven, Hij aanschouwt moeite en verdriet. Zie het Lam Gods, Christus neemt schulden over, zoals Hij ons heeft leren doen naar elkaar toe door Zijn genade.

Ouders en overheden hebben dezelfde taak, want de regelgeving is één. Naast de regels zijn geen tegengestelde 'regels' te verzinnen, want dat is bedrog, opstand. Alleen wat regel is, dat is en blijft regel. En het wordt met liefde, kracht en wijsheid gehandhaafd in huizen, gezinnen, dorpen, steden, scholen, regeringen en burgermaatschappijen. Het kwade moet worden weerstaan en uitgedelgd. God bevestigt Zijn onfeilbare Woord en gebod in de doop. Het goede en het weerhoudende is onmisbaar om het kwade in de gezinnen te weerstaan en om het goede te zoeken. Gewen u toch aan de Heere en heb vrede, daardoor zal het goede u overkomen. Laat de twijfel niet toe, ban de onvrede uit, leef uit de christelijke wortels. Kom voor Gods aanschijn alle volken, kom met deze belijdenis, kom met de Hogepriester van onze belijdenis.


Lees verder...