maandag 16 oktober 2006

ENKELE PERSOONLIJKE ZAKEN

Als kind van tien jaar overviel het me dat de tijd voorbij is. Begin jaren-'60 kwamen berichten binnen over nozems en provo's. De ouderen spraken daarover met diepe zorg, in grote verlegenheid. Cultuuroptimisme en beheersing van de problemen zouden toen nog als lichtvaardige antwoorden aan de kaak gesteld zijn. Zomer 1965 viel het in me dat de omwenteling heeft plaatsgevonden. Het wezenlijke is voorbij. In de jaren erna kwam in het gedrag van soms heel duidelijk naar voren dat zij onwerkelijkheid geworden waren. Inhoudsloos, gevoelloos, harteloos, onpersoonlijk. Men praat de voorgekookte verhalen van elkaar na, onder de schijn van verkondiging van eigen mening. Wie van zijn eigen ik uit redeneert, mag de zwaarste politieke meningen er op na houden, ja, mits het vrijblijvende standpunten zijn, dus in een ongebonden anti-oudchristelijke setting. Jouw leus is jouw leus, ik heb er geen boodschap aan, maar jij mag jouw waarheid hebben. Er staat nog maar één ding vast, namelijk dat er niets vast staat.

Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap zijn de afgoden die heersen in de leegte van de voorbijgegane tijd. Het populaire principe is geen principe te erkennen. Elke leeft op zijn eigen gevoel. In de kerk treedt in de tweede helft van de jaren '60 een kwalijke verbroedering op; de geest ontstaat van het "we-komen-er-samen-uit". Zich ontdoen van oude vooroordelen is een eerste vereiste, jezelf vervolgens kwetsbaar opstellen schijnt hoogste deugd. Echter het genivelleerde gevoelschristendom stelt zich alles behalve kwetsbaar op, men háát degene die bestraft in de poort; men haat de orde van het bestaan.

De eigen verantwoordelijkheid wordt onderdrukt, de strijd wordt geschuwd en de aanvaarding van nieuwe ideeën is onontkoombaar om in het bootje van de discussie binnenboord te blijven. De ergste symptomen kunnen gemakkelijk door liefde worden genezen. Men mocht zich vooral niet stinkende maken door de zonde als zonde te blijven zien. Kuyperiaanse kansen tot herkerstening hebben mij nimmer aangesproken, het kan geen rust geven. Ik kan van jongsafaan niet verder komen dan Wormser's gedoopte natie die zich thans bevindt in een Achab-en-Izebels-toestand. Laten wij niet toegeven, maar de moed bewaren om te weerstaan in deze boze dag. Tegenover het verwaterde geloof hebben wij de onveranderlijke vastheid van het Woord in de orde van het bestaan. God bevestige de heerschappij die Hij heeft toevertrouwd aan de kinderen van Zijn Gezalfde, de Heere Jezus Christus.

In het oude Israël werden richters gezien die in hun eenvoud opkwamen voor de stamverbanden. Het boek Richteren eindigt er mee dat ieder deed wat goed is in zijn ogen. Meestal wordt dit door uitleggers negatief geduid, naar mijn inzicht ten onrechte. Hier wordt aangegeven dat er orde heerste in ieders gemoed en geweten. Als er sprake was geweest van kwaad in dit geval, dan had er waarschijnlijk gestaan dat men kwaad deed in de ogen des HEEREN. Echter nu horen we dat er vrede was, het volk zat bij wijze van spreken onder zijn wijnstok en vijgeboom, er heerste recht in de poort, men had besef van goed en kwaad, er lag beslàg, zouden wij zeggen. Ieder wist wat hem te doen stond, wat van hem gevraagd werd. Later lezen we van Eli dat hij begeert dat de HEERE doet wat goed is in Zijn ogen. Daarmee wordt geduid op het tegendeel van willekeur. In 1965 voelde ik het beslag wegwijken; er waren nog wel oude, gemoedelijke mensen. Maar de oude ernst, de moed, de dapperheid, het verantwoordlijkheidsbesef, de felheid, de vertrouwelijkheid, de hartelijkheid en het leven begonnen te wijken en restanten ervan kregen een vale, grauwe kleur. Onechte, leugenachtige middelmatigheid nam de overhand.

Als predikant

Als predikant merkte ik dat het nodig is om nadruk te leggen op (in deze tijd vergeten, onbegrijpelijk en controversieel geworden) zaken zoals "Dingen op je klompen aanvoelen" en dat er dingen zijn die een mens op zijn klompen aanvoelt. De ziekte van het redeneren grijpt om zich heen. Het wiel moet steeds vaker worden uitgevonden. Overal dient een reden en een bewijs voor te kunnen worden geformuleerd in begrippen waar de moderne mens een voorstelling van heeft; anders blijft de zaak onbespreekbaar.

Wie bij voorbeeld als predikant er van wil uitgaan dat er dingen zijn die voorgegeven zijn, wordt enigszins vreemd aangekeken. De waarheid moet hapklaar, onderbouwd en wel, aangereikt, na opnieuw uitgevonden te zijn. Standpunten ontstaan door bezinning, want de oude waarden zijn niet in tel. Bovendien het resultaat van die meningsvorming moet moeiteloos onze hersens binnen kunnen spoelen, dit biedt kansen voor verborgen smaakmakers. Ondertussen wordt het aanwezige uit onze gedachten uitgespoeld; dit schijnt ongemerkt te gebeuren. Hoe meer er verandert door middel van spoelbeurten, des te sneller wordt men een aanvaardbare, tactische, doorzichtige, aangepaste christen. Deze ontmenste mens gaat in toenemende mate model voor het christen-zijn. Woekeren met het bestaande lijkt achterhaald. Men heeft het denken, speuren, zoeken verleerd. Men heeft de werkelijkheid achter zich gelaten.

Huisvaderschap

Dat het huisvaderschap, als een soort ambt, van heel groot gewicht is, laat ik zien met een klein voorbeeld uit de praktijk. Aandringen op stemmige, liefst donker gekleurde kleding voor een bruidegom roept vragen op. De plaats van het gezinshoofd blijkt te zijn uitgewist. De massa heeft in toenemende mate de plaats ingenomen van het huiselijke, intieme en persoonlijke. Kinderen van een huisgezin zijn geworden tot kinderen van de eindeloos zich bezinnende massa in wier ogen de oude bestaande waarden verrot zijn. De opvoedingsstijl van ouders moet worden gericht naar de meningen die in bredere of beperktere kring in de mode zijn. De huizen zijn erg open geworden, de moderne architectuur erkent het huis niet meer als een koninkrijkje op zichzelf. Onder het reformatorische kerkvolk ontstaat de neiging om de spankracht van het geloof te overschatten. Niet de algemene christelijke orde maar het persoonlijke gevoel acht men in staat om te dienen als garantie voor het geluk.

Het leven van man en vrouw heeft alles te maken met wonen. De woning wordt geregeerd en geheiligd. In Oost-Europa worden man en vrouw allebei gekroond op de trouwdag. Zij zijn koning en koningin, tevens, tegelijkertijd priester en priesteres. Regering en voorbede gaan samen. De voordeur sluit af wat buiten moet blijven, en opent voor wat in het huis een toevlucht mag vinden. Het huis kent meerdere openingen, verticaal en horizontaal. Vanuit de woning mag er zicht zijn op de hemel en op de schepping. De woning is de plaats van onderwijs en regering, van inkeer en gebed, van herstel en boetvaardigheid. In de woning wordt het oordeel voorbereid. De man is het hoofd van de vrouw, de vrouw spreekt door haar leven tot man en kinderen. Man en vrouw gaan met name hun eigen kinderen voor, en er gaat, samen met andere huizen, van de woning kracht en getuigenis uit naar volk en kerk toe. Dit kan alleen zo zijn wanneer er in samenhang met en vanuit de heilige samenkomst van het volk het Woord der verzoening naar de huizen komt.

Kennis van de historie

Het werd mij duidelijk dat onkunde op het terrein van de historie het zicht op de eeuwigheid, en daarmee de overdenking van het eeuwige leven, verhindert en belemmert. Waar de eeuwigheid uit het mensenhart uitgebannen is, door aanprijzing van uit het hier en nu voortgesproten tijdelijke ideologieën, blijkt de ontwortelde mens ook onbekwaam geworden te zijn voor het aardse leven.

Woorden zoals gerechtigheid en heiligheid worden als onbegrijpelijke dure woorden gemakkelijk terzijde geschoven omdat het heilige uit het heden is uitgebannen. Misschien heeft dit primair te maken met de invloed van het moralisme, de verlichting, de geest van de eigengerechtigheid. Immers is de gezonde leer van de verbonden verduisterd. Maar dit zijn beslist niet de enige oorzaken van de verachtering in het geestelijke en kerkelijke leven. De les der historie zou nog tegenwicht hebben kunnen bieden, maar het is juist de historie die niet meer mocht worden verteld op de scholen. Geschiedenisonderwijs liep een enorme achterstand op, het heilige kwam ongemerkt verder op de achtergrond te staan in het heden. Weliswaar meent men door middel van toerusting op het gebied van een op zichzelf staande ethiek juist christenen te kweken die uitmunten in heiliging, maar in werkelijkheid kweekten we ontwortelde christenen die met allerlei wind van leer en van standpunten bewogen worden zonder oriëntatiepunt, zonder kennis van de stand van zaken in verleden en heden.

Kennis van het heden kan niet zonder kennis van het verleden. Ook de toekomst blijft een gesloten boek wanneer de geschiedenis verzwegen en genegeerd wordt. De eeuw die in het mensenhart gelegd is maakt plaats voor tijdelijkheid, waan, hoogmoed, ontrouw, gewetenloosheid. De Wet wordt krachteloos gemaakt, de tuchtmeester-tot-Christus wordt opzij gezet. Het heilige verdwijnt in drievoudige zin uit het heden, ik bedoel de Wet in zijn overtuigende kracht voor zondaren, de Wet als leefregel voor de gelovigen, en de Wet als kracht tot bewaring van de mensen in het algemeen (de toekomstige gelovigen) voor het kwaad in het algemeen. Hier ontstaat zicht op de generaties.

Gebod, geloof, gebed; en het gevaar van de kerkstaat tegenover de landskerkHet lijkt mij dat onkunde op het gebied van de leer, leidt tot vermenging van Wet en Evangelie, tot rationalisme en tot revolutie. De Wet leidt los van het Evangelie tot de idee van de vrije wil, bestaande in hoogmoedige ethiek, die drijft op de waan van de ongebroken mens die naar het goede streeft. Het Evangelie leidt los van de Wet tot een tirannieke, hedonistische kerkstaat die iedere maatregel van orde laat struikelen over de eis van gedogen.

Volk en kerk moeten gevoed worden met de inhoud van de belijdenis van de kerk der eeuwen. De leer is samen te vatten in: gebod, geloof en gebed. Het gebod is ontdekkend, het bepaalt ons bij de gebrokenheid van het bestaan. Niet wij achten b.v. het leven beschermwaardig, maar als onze eigen eer het vereist, dan zijn wij geneigd tot moord. Alleen het gebod zelf weerhoudt ons in beginsel. De werkelijkheid wordt belicht door de Wet, hierdoor komt het gebod openbaar als kracht tot weerhouding. Niet wij streven het goede na, maar de orde der Wet laat ons zien waar wij in tekort schieten als gevallen zondaren. De weg om tot het leven in te gaan is gebaand in het Offer van Christus, Hijzelf is de weg. Verzoening door voldoening geeft ons ook de Wet terug, die tegen ons was, nu als Wet met een vriendelijk gezicht (Erskine), als leefregel. Boetvaardigheid begint nu een evangelisch karakter te krijgen, ook vervult de Wet van Christus ons met ijver. Onze afhankelijkheid moet spreken in geestelijke en aardse (tijdelijke) behoeften. Het gebedsleven is daarom kenmerkend, er ligt rust in het Woord.

De historie legt op iedere bladzijde getuigenis af van het theocratische karakter van het leven. Het corpus van de samenleving bevat de brandpunten van het aardse en het hemelse, het profane en het heilige, te weten in onderlinge harmonie en verbondenheid. Ik weet niet of profaan hier het juiste woord is, ik bedoel met het seculiere niet iets ontheiligends, integendeel, de theocratische werkelijkheid is niet alleen onvermengd maar ook ongedeeld. De samenleving staat niet op zichzelf, maar bestaat in toewijding. Men is toegewijd aan de afgoden, of, door de kracht van het Evangelie, teruggebracht tot de dienst des HEEREN. Dit geschiedt met name volksgewijs, conform de belofte dat alle vòlken tot discipelen van Christus gemaakt zullen worden. Grieken en Romeinen, Franken en Saksen werden door volkskerstening in Israël ingelijfd. Er ontstonden geen vrije kerken voor wie dat wilde, maar de afgodendienst van het volk werd omgezet in eredienst, het was vòlkskerstening. Wij nemen niet de plaats van Israël in, maar de muur om de heidenvolken ging open door Christus. Heidenkoningen beseften bij hun bekering dat zij hun hele volk voortaan, als dienaar en als bewaker van het verbond, zouden voorgaan in de dienst des Heeren. In de tijd van de Reformatie werd geen nieuwe kerk opgericht, want het doel van de Reformatie was ook weer vòlksreformatie; heel de oude, bestaande landskerk blééf, zij werd gereformeerd om gereformeerd te worden als geheel.

Het fideïstische, esoterische gevoelschristendom is deze notie kwijtgeraakt, en wij zijn kinderen van onze tijd. Thans droomt men van vrije kerken, evangelisatorische kansen, diakonale projecten, het gaat steeds beter. In plaats van de oude landskerk heeft men thans een onderdrukkende kerkstaat opgericht, waarin men met een evangelie als wapen de wettige orde neer slaat. Immers thans wordt een realistische overheid telkens vanuit kerkelijke hoek gefrustreerd (dagelijks nieuws!). Kampt de overheid bij voorbeeld met de ongerechtigheid van de diefstal, dan zal bisschop Simonis wel even vertellen dat een zwerver brood mag stelen (een hàlve bijbeltekst citerend). Kampt de overheid met profiterende illegalen, dan zal er vanuit de kerk aangedrongen worden op een gedoogbeleid. En als de overheid een gedoogbeleid voert op vòòrwaarde van integratie, dan weet de Raad van kerken te dicteren dat autochtone Néderlanders zich vooral ook moeten aanpassen bij allochtonen.

De Wetsverachting, de zonde van de ordeloosheid wordt men name vanuit de kerkstaat bevorderd en gelegitimeerd. Nergens is de vijandigheid ten opzichte van het ordechristendom zo sterk als juist in... het kerkelijke leven. Gevoelschristendom bestaat bij de gratie van de leegte die ontstond door de ontworteling van de massa. De band met de waarheid werd verbroken, het christendom kreeg onnatuurlijke trekken. Dit kan zich naar verschillende zijden vertonen, bijvoorbeeld in moralisme en evangelicalisme. Moralisme is het bewijs van blindheid voor de gebroken werkelijkheid, evangelicalisme is het bewijs van ongevoeligheid voor de het heilige in het heden en voor de orde van de schepping. Dit soort afwijkingen schept ruimte voor ideologie, b.v. voor de invoering van libertijnse- of islamitische- of papalistische wetgeving, al naar gelang de chaos toeneemt. Verzaking van de theocratie en christocratie doet belanden in onverwachte richtingen, de lijn is weg uit het leven. Wet en Evangelie dienen onvermengd en onverdeeld bewaard en verkondigd te worden.

Tenslotte

De uitsluiting van het heilige uit het heden heeft mede kunnen plaatsvinden door een uiterste concentratie op een zelfstandige ethiek in het hier en nu, met uitsluiting van de les der historie. De levende historie toont de werkelijke verhoudingen. Noordmans heeft aangegeven dat er sinds de revolutie geen geschiedenis meer is doch alleen nog maar voortduur. We teren op het oude, maar de eenheid van het leven is teloor gegaan, dit gemis wordt juist gezien in de spiegel van de geschiedenis. Echter wat wij kwijt zijn geraakt en verspeeld hebben, is wel aanwezig in het heden, maar het moet erkend en herkend worden. De verbondsleer is ontwricht, los gemaakt van het bestaan, en daardoor zijn de generaties in gevaar. Laten wij weerstand bieden. De Heere is nabij. Hij zal komen in geest en kracht. Alles moet Hem eren!

Geen opmerkingen: