donderdag 4 december 2008

EXODUS 16: VOEDSEL IN DE WOESTIJN

Het volk van de Hebreeën is wel een nomadenvolk, maar zij kunnen na hun Egyptische tijd niet aan het woestijnleven wennen. Zij mogen ook niet meer aan schaarste wennen, want de reis gaat naar het land van de overvloed. God wil hen leven en overvloed geven. Maar het volk gelooft niet, het is ontevreden. Het gaat er hard aan toe, ze hadden in Egypte aan de tafel van overvloed willen sterven. De mens wil van huis uit de lijdensfase in zijn leven overslaan. Zij bidden niet tot God, want er is geen vertrouwen bij de mensen zolang zij niet op hun plaats gebracht zijn voor God, om Hem te beminnen. Pas wanneer genade (Christus) verleend is, volgt zelfverfoeiïng. Christus daalt eerst neer in het manna. Zie op Hem, zie af van uzelf.

Door middel van een wonder wil de Heere nagaan of het volk Hem gehoorzaamt. Er wordt niemand met murmureren gelukkig, want hoe zouden wij tegen God ingaan en vrede hebben? Wie heeft zich onderworpen? Alleen Jezus! Hij is onderdanig, Hij nam de gestalte van een dienstknecht aan. Wat was er toen zichtbaar van Zijn majesteit en verhoging? De Heere Jezus is door gehoorzaamheid sterk geworden in Zijn beproevingen.

God beoogt in de beproeving om de band met Zijn volk aan te halen. Immers, het volk was verplicht om de Heere te kennen door geloof en wedergeboorte, om Hem aan te hangen, de boze natuur te doden, de wereld te verzaken, kortom: om vruchten der bekering voort te brengen. God waakt over Zijn Kerk door op Zijn Zoon de benauwdheid te leggen waarmee Hij benauwd is geweest in al onze noden. Als vrucht hiervan eten de gelovigen het manna, en genieten zij van al Gods zorgen. God kwam er in mee, om er voor te zorgen dat er verzadigde mensen zullen zijn als toonbeelden van Zijn gunst.

Er liggen in de diepe woestijnervaringen ook nuttige lessen voor het leven in Kanaän. Want de oude ondervinding komt in het nieuwe leven mee straks. Zie, als het manna niet meer valt, blijft er toch meel in de kruik bij een weduwvrouw in Zarfath, totdat God weer groei op de akkers schenkt.

De voorsmaak van al het goede is gelegen in het manna dat niet ophoudt. Gods werken zijn één geheel, het geloof moet de oude zekerheid proeven in het Woord. Maar Gods volk kan niet geloven zoals het door genade wel wilde en zoals het behoort. De woestijnervaringen dienen om het volk te leren om in het dagelijkse hemelse brood zicht te krijgen op het leven, op het land, op de toekomende stad en op God boven alles te prijzen. Voor het volk dat in het geloof van Abraham deelt, zijn er bergen om tegenop te zien. We moeten leren het leven te nemen zoals het is. Dit is voor de gekastijde ziel aanleiding om zich in stof en as te vernederen voor het aangezicht van de HEERE, wanneer Hij Zich doet zien op de dag van Zijn heirkracht.

God kan van het vruchtbare Egypte, als Hij wil, een dorre woestijn maken. God maakt voor Zijn volk van de woestijn een land waarin zij, ieder voor zich, genoeg te eten hebben. God gebruikt dit wonder ook als geestelijke beproeving, om de band aan te halen, het verbond te onderhouden, om ons te leren de inzettingen te kennen, en de geloofsgehoorzaamheid te beoefenen in het vervolg. Gods liefde in Christus is hier aanwezig onder het oude verbond. Dit moet gehoorzaamheid teweeg brengen bij de mensen. God ziet daar naar uit. Hij draagt en verdraagt de Zijnen dag bij dag. God is bij ons door het levende Brood Christus. Roep Hem aan in de dag der benauwdheid. God regeert, Hij zendt Zijn Zoon, Hij neemt de noodlijdenden over, Hij houdt alle dingen al in orde, Hij had de aarde en het voedsel geschapen voordat wij er waren.

Geen opmerkingen: