donderdag 4 december 2008

GELOOF EN GEBED

Wat betekent het geloof voor een christen? De gehoorzaamheid van Christus (Zijn verdiensten) zijn uw deel, zodanig, dat u met Zijn verdiensten pronkt. U gaat er voor door, dat niet Hij maar u zelf het volle pond betaald hebt aan straf op de zonde, in zoverre u het lijden van Christus door het geloof aanneemt. In die zin hebt u ook de nieuwe gehoorzaamheid opgebracht. Zo ligt dat rechtens vast. De gerechtigheid moet door het geloof opgenomen worden.

Hoe en wanneer? Wie met God te maken heeft, ziet dat Hij gelijk heeft. Dan heeft er een 'ruil' plaats, want u stierf aan de wet, en de zonde werd u de dood, en Christus nam u over door het Woord waarin Hij tot u kwam, en waarmee Hij uw hart overhaalde naar Zijn kant. Hij alleen heeft recht om de zonden te dragen, en om in al uw behoeften te voorzien. Dan gaan we ons schamen over het kwaad, en we gaan hechten aan het goede. Waarom moet dat? Dit moet niet zozeer, maar Christus doet het. Hij maakt ons gewillig om boete te doen na de rechtvaardiging. Boetvaardigheid (bekering) is een blijk van geloofsleven. Waarom moeten we ons afkeren van het kwade en ons uitstrekken naar het goede? Het is geen tegenprestatie uit onszelf, maar Christus kocht ons met Zijn dierbaar bloed vrij, om ons ook door Zijn Geest te vernieuwen vervolgens. Trouwens, hier zit geen tien jaar tussen, want de aanvankelijke vernieuwing van ons leven is meteen begonnen, en niet pas een tijd later. Hier zit geen seconde tussen, maar binnen het geheel van de geloofsleer staat het zo na elkaar. Wij bekeren ons niet uit onszelf, maar Christus doet dit in ons, en vervolgens beginnen wij ook onszelf te bekeren door het geloof in God. Er komt liefde in ons hart.

Als wij door de werking van de Heilige Geest in Christus zijn ingelijfd, dan zien wij ons zalig aan Hem naar mate het geloof werkzaam is. Het geloven is een zien op wat God met Christus heeft gedaan. Wie uit de dood der zonde opstaat, beter gezegd: wie gelooft dat Hij uit de doden is opgewekt, die ziet zich gered en heeft vrede. U steunt nu op een volkomenheid, die u niet ziet. Maar de liefde vervult u met verborgen vreugde. Het gaat verder. Christus gaat verder met u, en Hij zet u inwendig om, dat is onze vernieuwing die wij moeten leren als het geloofsstuk der dankbaarheid.

IHet gaat nu om ons behoud door het leven van Christus uit de doden, nadat wij door Zijn bloed verzoend zijn met God. In het geloofsstuk der dankbaarheid komt onze enige troost optimaal tot uitdrukking. Christus heeft immers alle dingen geschapen naar Zichzelf toe. God stelt u door Christus heilig en onberispelijk voor Zich. Door het kruis is er verzoening en leven. Nu hebben wij wijsheid nodig om volmaakt te worden gesteld in Christus. En Christus werkt met kracht in degenen die Hij stelt tot opzieners, leraars en ouderlingen. De ambten vertegenwoordigen het totale dankbare, geheiligde, boetvaardige volk dat strijdt naar de werking van Christus. De verkondiging van de rijkdom van Christus geeft aan onze harten troost, liefde, zekerheid en kennis.

Wanneer Zijn opwekking uit de doden centraal komt te staan, gaat er een deur voor u open. Het is de Deur der hoop. Christus is de Deur. Nu gaat u in het geloof, door Hem, vrijmoedig naar de troon der genade, waar wij niet alleen bescherming vinden voor de brandende toorn van God, maar wij krijgen bovendien een verzoende betrekking met God, Die Zelf het doel is van onze lof. Hoe zijn wij hier dan zelf onder? Wij zijn boetvaardig, dat is: gereed of gezind tot bekering doordat de Heere ons het onderpand van de Heilige Geest geeft. In de weg der heiligmaking worden wij inwendig omgezet, dat is: bekeerd of wedergeboren in ruimere zin. Gods Geest past de dood en opstanding van Christus toe aan ons hart en leven. Nu mogen wij leven. Wij kennen een ander leven, bestaande in afsterven en opleven, oftewel bestaande in hartelijke droefheid en vreugde. Hoewel wij ons schamen over het verdriet dat wij de Heere hebben aangedaan, gebruikt God deze droefheid in positieve zin, want het betert ons hart. De vreugde in God volgt niet een tijd later, maar meteen; afsterven en opstaan is eigenlijk één beweging, in de bekering. Wat is bekering? Het is dit, dat God ons vernieuwt, gewillig maakt, en ons inwendig omzet, om Hem op praktische wijze de eer en de dank toe te gaan brengen. God wordt geëerd door de geoefende gelovige. Maar zelfs degenen die al heel lang op de weg der heiligmaking wandelen, kunnen niet veel nieuwe gehoorzaamheid opbrengen, maar zij hebben wel een ernstig verlangen om naar alle geboden te gaan leven. Dus toch leven!

Wie in de Heere Jezus gelooft, merkt dat de Heere hem een nieuwe gezindheid geeft, er komt een reikhalzend verlangen naar al de geboden, want in de geboden ligt de volmaaktheid uitgedrukt. U belijdt de geboden als deel van het geloof. De geboden zijn een onlosmakelijk gedeelte van onze belijdenis. De reden is: God belooft niet alleen verzoening, maar ook behoud. De gelovigen vinden in Christus niet alleen hun vrede maar ook hun leven. Echter, daartoe worden wij altijd in de dood overgegeven, opdat het leven van Christus in ons zou geopenbaard worden. Hier heb je weer de twee kanten van de bekering, want droefheid en vreugde zijn twee kanten van dezelfde zaak. Als het geloof toeneemt, betekent dit niet dat wij groeien in onszelf, maar dat wij inwendig worden omgezet. Door genade wilt u, uw wil wordt gewillig gemaakt, terwijl de oude onwil afsterft. Dit is het bekeringswerk van Christus Die ons het onderpand van Zijn Geest schenkt om ons naar Zijn evenbeeld te vernieuwen. Deze hoop dient tot eer van God, en tot uw eigen bevestiging en zekerheid. En dit is ook het middel waardoor onze naasten ingewonnen worden voor Christus. Wanneer de mensen beweren dat een christen moet evangeliseren, kunt u met recht antwoorden dat een christen dit reeds doet met woord en wandel vanaf dat de geboden aan ons hart droefheid en vreugde begonnen te schenken. Maar wat moeten we doen, want we blijven gebrekkig in dit leven?! God werkt er door Zijn geboden op aan dat wij onze ongerechtigheden dieper leren verstaan, en dat wij God bidden om de genade en de Heilige Geest, en Hem voor die gaven erkennen. Nu spreken wij van het gebed.

Ook het gebed is een deel van de geloofseed. Het gaat nu niet om de vele gebedsgelegenheden (zoals: bidstond, dankstond, volksvergadering, inpoldering, huwelijksverbinding, troonsaanvaarding), ook gaat het hier niet zozeer om de verschillende gebedsgestalten (zoals: eenzaam bidden, voortdurend bidden, kwalijk bidden of dankend bidden), maar het gaat wel om de vraag: wat is bidden? Het antwoord hierop is: In het gebed vraagt u om de dingen die ons tot bekering leiden. Wij leggen dit verband doordat wij het gebed belijden als verlengstuk van de bekering. Het gebed is geen zaak die bij de gelovigen in beheer is, maar wij staan onder het gebed, dat wil zeggen dat wij ook hierin onder een eed staan. Het gebed is het gelovige zuchten des Geestes in ons, en het gebed behoort tot de christelijke hoop na het geloof. De hoop is tot ondersteuning van het trage geloof, en tot bevordering van onze aanvankelijke bekering. Bovenal worden wij tot vurig gebed gebracht doordat God ons de begeerlijke volkomenheid in Zijn geboden laat zien. Wie zou niet hartelijk verlangen naar de volmaakte gehoorzaamheid. Er is niets normalers dan dit, en er is niets abnormalers dan gebrek. Maar ook het verlangen moet van Boven komen door het gebed dat Christus ons Zelf geleerd heeft. Dat gaat niet over nuttige zaken op zichzelf, maar in het Onze Vader leidt Christus de Zijnen tot bekering. Hij werkt hierin al Zijn macht en de genade der bekering voor ons nader uit tot de verdere voltooiing van de christelijke hoop.

Op bevel van Christus vragen wij God om geestelijke en aardse zaken die bevorderlijk zullen zijn voor -let wel:- onze bekering. Het mankeert ons nog immers aan de volmaakte gehoorzaamheid. Zou er in de bekering geen ontstuitbaar verlangen liggen naar de beloofde volkomen gehoorzaamheid? Wij geloven dat de bekering bevorderd wordt door de gaven waar wij om bidden. Want zolang Gods Naam niet volkomen geheiligd wordt, kunnen wij Hem niet recht kennen. Het ontbreekt ons nog aan de volmaakte kennis. Zolang God Zichzelf niet volkomen bekend maakt, kunnen wij niet volkomen vertrouwd zijn met Zijn heerlijke Naam. Vervolgens, zolang God niet de volkomen heerschappij van Zijn Koninkrijk alom doet voelen, kunnen wij ons niet voor Hem vernederen naar behoren. Al de onvolmaaktheden der heiligen worden slechts door Gods volkomen gaven weggenomen. Hoe zullen degenen die tot God bekeerd zijn op hun plaats gehouden worden? En hoe zullen wij ons naar behoren kunnen vernederen voor Hem? Reeds wanneer God, op het gebed, iets van Zijn volkomen macht en heerschappij aan ons en aan alle mensen doet voelen, zullen wij onze eigen wil verzaken en Gods wil gehoorzamen. Het geopende vergezicht op de voltooiing van het Koninkrijk brengt ons nu reeds hoe langer hoe meer tot christelijke onderwerping. Verder, hoe krijgen wij volkomen gewilligheid? Zolang God Zijn wil niet volkomen heeft laten geschieden, kunnen wij aan Hem niet volkomen gehoorzaam zijn.

Geen opmerkingen: