woensdag 25 maart 2009

SCHELLUINEN

Het voorjaar zet niet hard door, bij het snoeien van de struiken merk je dat de vochtstroom nog niet erg op gang gekomen is vanuit de wortels. Dit maakt het zaagwerk wat lichter. Overal is werk in aantocht in de omgeving van het Kampereiland. Opgeploegd kleiland ligt er, door de vele regen schoongespoeld, stil te wachten op verdere bewerking. Het is een gevarieerd gebied met veel oude sporen in het landschap, zoals oude bedijkingen, een voormalige rivierarm, een kolk.

Door omstandigheden heb ik in de winter twee keer een flinke fietstocht gemaakt buiten de IJsseldelta. De Veluwse bossen waren volkomen reukloos in dit versteende jaargetijde. Ik merk alleen de geur van verpulverd snoeihout dat over een akker uitgespreid ligt. Geen vin verroerde zich, het leven lijkt wel uitgeleefd. Dorrend blad ritselt willoos aan het geboomte, en de lucht is zuiver. Wat een rust gaat er uit van het winterseizoen.

De reis naar Schelluinen bracht me eerst door de Betuwe met zijn ruime boomgaarden en drassige komgronden. Rijen knotwilgen en hoge populieren, alles nog even kaal. De rijzige toren van Asperen stond heel voornaam in de wazige verte. De zuidelijk invloed is ook zichtbaar aan de sierlijke Gorkumse toren die een knik vertoont omdat hij tijdens de bouw al scheef gezakt was. De bouwmeesters zetten er nog een geleding loodrecht bovenop, en dit hield stand. Terwijl ik onderweg wat zat te eten kwam het naar me toe dat ik nog geen tekst voor de rustdag had.

Toen kwam tijdens het eten de tekst naar me terug, die in de eerdere dagen al eens dicht in de buurt geweest was, maar ook weer was weggegaan, namelijk: '... niemand sterft zichzelven ..’ Ik wist nog niet precies waar het stond, maar de bedoeling was overtuigend. Onderweg kreeg ik in deze stof nog onderwijs vanaf een grafsteen in Arkel, een dorp dat blijkbaar ook zeer vroeg gekerstend is, want het had in 614 al een kapel, die door een medewerker van Willibrord gesticht is. Ik heb ook wel eens gelezen van een zaterdagavondgezelschapje dat voorheen daar ergens bijeen kwam. Het waren een paar vrouwen die met elkaar zongen Rust mijn ziel, uw God is Koning. Een treffende gedachte bij alles wat onze hoofden en harten in deze tijd bezig houdt. Daarna heb ik de Lingedijk bestegen, er stond een frisse wind uit het noorden. Onderweg nog enkele malen van de gehuurde fiets gestapt om preekschetsnotities te maken. De preek die onderweg geboren was begon al wat te groeien. Zo ging de reis door Hoogblokland en langs het smalle water van de Hoge Giessen richting Hoornaar. Daar maakt het water een grote bocht om het dorp heen, tot waar het riviertje de Noordeloos er in uitmondt. Daarna stroomt de Giessen breeduit naar het zuidwesten, naar 'het land dat voor geen water vreest'. Bij Peursum blonk nog wat zilverachtig zonlicht op het wijdvertakte kabbelende water. Giessen Nieuwkerk ligt tussen het geboomte verborgen op wacht achter het water dat grote kronkels slaat, als van een dik opeengerold slangenbeest.

Op de terugweg in Schelluinen even stilgehouden bij het renaissance kasteeltje dat ooit als pastorie dienst heeft gedaan. Daarna nog een ogenblik aan de Merwede gestaan. Daar golft het water sterk en hoog heen om de zeewaardige schepen, die er vastliggen aan reusachtige meerpalen. Alles is er een paar maten groter en onstuimiger. Ver aan de overkant staat de geknotte toren van Woudrichem met blinkende wijzerplaat in de middagzon te schitteren.

Thuis zag ik dat de preektekst uit Romeinen 14: 7 - 9 verband houdt met het lijden van deze tegenwoordige tijd en met het sterven en de opstanding van Christus.

De hele winter door is de verkoudheid langs me heen gegaan, maar nu heb ik toch een beetje de neiging. De natuur is nog schraal. Af en toe is de zon er bij, dan heeft de aarde een zee van licht, want er is nog geen bladerdek. Echter het blijft guur, de wind zit in de koude hoek. Maar de meikers voor de pastorie heeft al duizend mooie rode knopjes.

Vanuit de pastorie hartelijke groeten aan alle lezers, in het bijzonder aan zieken, gebrekkigen, rouwdragenden, eenzamen, en die een stil verdriet hebben.

Geen opmerkingen: