dinsdag 23 september 2008

DE DOOP

Wie niet bij God begint, komt niet bij God uit. Wie iets van de doop afdoet, verduistert het leven, en neemt de vreugde weg. De eed van trouw behoort bij het scheppingsleven zelf. Er is geen mens die niet gedoopt behoeft te zijn, want iedere aardbewoner is lid van de schepping, en dat wordt gekend vanuit de doop. God handhaaft Zijn recht op ons, wij mogen niet de schepping ontheiligen, door deze van de kennis van God los te koppelen. Een kind is niet zonder Godskennis, want wij kennen God allereerst vanuit de scheppingsorde die ons ingeschapen is. Niet de schepping, maar de mens is in zonde gevallen. Mensen hebben niet het recht om vanuit atheïstisch bijgeloof het goede te gaan betwijfelen, het recht als afgedaan te beschouwen, de trouw te verzaken, de eed na te laten, en de levensgrenzen af te breken.

God heeft uit bijzondere zorg voor onze redding ons Zijn Woord geschonken. Atheïsten en cultuur-vernieuwers zijn ontrouw aan het goede. Zij verzinnen uitvluchten om het Woord te misbruiken. Hoe? Zonder geïnteresseerd te zijn in het antwoord, vragen zij: Wie zegt wat normaal is? En: Het is toch jòuw leven... Atheïsten wenden voor dat zij de Bijbel kunnen vertalen zonder liefde tot God. Ongelovigen misbruiken de Bijbel om de oude orde om te keren. In hun ogen moet het wiel nog uitgevonden worden. In hun ogen is het goede afwezig in de scheppingsorde, daarom geven zij zichzelf volle armslag om een 'betere' wereld te creëren waarin de oude orde verleden tijd is. In onze dagen worden nieuwe 'waarden' tot leus verheven buiten de normale kaders om. Oude begrippen zoals respect, liefde, samenhang, gelijkheid, verdraagzaamheid, zelf-beschikking, mondigheid en vooruitgang, krijgen nu een heel nieuwe, vreemde inhoud. En nu moeten jonge kinderen op last van de maatschappij klaargestoomd worden voor het burgerschap in een gemoderniseerde ideale maatschappij die zich open opstelt. Ieder wordt erop getraind om het oude gezag te loochenen, en om de moderniteit te aanvaarden en tot norm te verheffen. Het is verboden geworden om de orde te geloven, en de aanwezigheid van God in de grondslag van ons bestaan. Al hun gedachten zijn dat er geen God is. Echter buiten de oude orde om, roepen de nieuwe 'idealen' en 'waarden' slechts vijandschap op, en minachting voor degene die niet vóór zich láát denken. Geliefden, gelooft niet een iegelijke geest, de duivel heeft steeds wat nieuws. God geve u geloof, wijsheid, liefde en waakzaamheid.

Hoe kunnen wij dit opbrengen? Zal God u dan niet helpen?! Als mensen zullen wij ons kind elke dag helpen in alles wat het in aardse dingen behoeft. Zal de hemelse Vader dan niet des te meer Zijn hulp zenden?! Hij Die volmaakt is, zal Zijn Geest geven aan degenen die Hem bidden. Het ja-woord is meteen een erkenning naar God toe: ja, Heere, U helpt. Er zou van het ja-woord niets terecht komen anders. Maar het ja-woord betekent: ja, de Heere zal helpen. Hij verbindt de kinderen aan Zijn Koninkrijk. Haast u om uw roeping en verkiezing vast te maken, dan zult u niet struikelen, maar rust vinden in de eenvoud van het leven. Bij het volle werk van de Heere hebben wij geen nieuwe dingen te verzinnen, maar we hebben alleen het ja-woord uit te spreken, en dat ja-woord is iets dat Hij uit ons tevoorschijn brengt, want al Zijn werken zullen Hem prijzen. In de huisgezinnen is de godzaligheid een groot gewin met vergenoeging.

Wie zijn kind dus ten doop houdt, begeert een goede zaak. Bij het beantwoorden van de doopvragen geeft men met een eed te kennen dat men een goede zaak hebt gevonden en dat men met zijn en haar kind een welgevallen trekt van de HEERE. De eed van trouw heeft alle dingen doortrokken. De bediening van de doop staat niet buiten ons, want niemand mag zijn kind ten doop houden zonder het stuk van de doop voor zijn rekening te nemen. Wat belijden wij met het jawoord? Men zegt ermee dat u gelooft dat de kinderen in zonde en ellende geboren zijn, en dat men onderwezen wordt dat de kinderen in Christus geheiligd zijn. Ook heeft men met zijn en haar ja-woord aangegeven dat men het onderwijs uit Gods Woord en getuigenis gehoord hebt. Het Woord van God is zonder twijfel. Alles wat God spreekt, dat doet Hij met een eed. Daarom draagt onze plicht, om het kind op te voeden, ook een heilig karakter. De ouders belijden met het ja-woord dat ze geloven dat de Heere de kinderen laat onderwijzen, en dat Hij Zelf wil invloeien in onze harten. Ze belijden dat Hij aan hen de wijsheid geven zal om hun kind, waar nodig, te corrigeren, en om henzelf in acht te nemen, opdat u henzelf en hun kinderen die uw uitvoerige onderwijs genieten, tot zegen en tot behoud mag zijn. Zij zullen hun kind dus, naar vermogen, behulpzaam moeten zijn in het onderwijs van de doop, en zo zal het kind Gods helpende hand ondervinden.

Ds. H. Oussoren


Geen opmerkingen: