PROFESSOR POSTHUMUS MEYJES OVERLEDEN
Op 24 juli 2008 overleed in Oegstgeest mijn vroegere hoogleraar Kerk- en Dogmengeschiedenis Guillaume Henri Marie Posthumus Meyjes, op 81-jarige leeftijd. Op 29 juli is hij begraven bij het Groene Kerkje van Oegstgeest. Vorig jaar schreef hij me dat hij door een beroerte getroffen was.
Het laatste wat professor Posthumus Meyjes na zijn emeritaat nog heeft kunnen voltooien, is de publicatie van de acta van de Waalse synode. Hij was een man die gezag uitstraalde, maar hij trad niet sterk op de voorgrond. Stil kwam hij de collegezaal binnen, en dan wàs het in de zaal ook stil. Hij bezat de gave om aan het begin van elk college een rake samenvatting te geven van de vorige les. Dat werd geen bloemlezing uit het vorige college, maar een echte samenvatting in nieuwe zinnen. Extra verhelderend. Geen student ontkwam aan de eis om studie te maken van dingen zoals de middeleeuwse kerkbelastingen. Wanneer iemand al meende dat iets dergelijks voor 'ons' in 'deze tijd' niet meer relevant is, dan kon je er op rekenen voor het tentamen te zakken. Maar het was ook zijn gewoonte om half december aan de studenten een kerstpreek te overhandigen van Maarten Luther over Jesaja 9: 5: "en de heerschappij is op Zijn schouder". Je voelde dat Posthumus Meyjes de studenten iets wilde meegeven. Zelf bezat hij ook preekbevoegdheid. Posthumus Meyjes preekte eens in Kameroen voor inheemse studenten over de storm op het meer van Galilea. Als leidraad voor zijn preek nam hij de uitleg van Luther over, waarin centraal staat dat er pas storm opsteekt zodra Christus in het schip is gekomen, en niet voordien. Opvallend was dat de Afrikaanse studenten die keer de woorden indronken. Er werd door hun blijk gegeven van herkenning, en dat terwijl deze boodschap haaks stond op de gangbare moderne mening dat Christus garant staat voor een zachte voorzienigheid van vrede en geen gevaar. Het viel Posthumus Meyjes in Kameroen op dat de 'hardere' boodschap door de studenten goed ontvangen werd, doch een gemoderniseerd evangelie vond minder aftrek, bemerkte hij. Middenorthodoxe praatjes landen niet bij ongemoderniseerde mensen.
Posthumus Meyjes voelde zich op het vlak van de kerkgeschiedenis speciaal aangetrokken door de 17e eeuwse 'irenisten', terwijl hij theologisch onder indruk was van de predikarbeid van mannen zoals dr. K.H. Miskotte (1894-1976) en de Duitse dr. Hans Joachim Iwand.
Als geleerde was Posthumus Meyjes een autoriteit. Je kon veel van hem leren, maar er golden ook hoge eisen; bij voorbeeld het student-assistentschap voor Kerkgeschiedenis Middeleeuwen en Reformatie was alleen verkrijgbaar voor wie naast behoorlijke studieresultaten ook goede kennis van de Franse taal aan de dag kon leggen. Zelf was Posthumus Meyjes ere-doctor van de universiteit van Genève.
Ik bewaar, vanuit de jaren-'80, bijzondere herinneringen aan de overledene. Posthumus Meyjes ging overtuigd maar stil zijn gang, hij behoefde geen moeite te doen om zich te presenteren, want hij was er al. Een man met ingehouden kracht, maar voor wie hem wat nader leerde kennen, verborg hij zijn innerlijk niet. Tijdens ontmoetingen met Posthumus Meyjes merkte je echt goede dingen bij hem. Er was wel eens een delen van de blijdschap des HEEREN met elkaar. Soms, tijdens een gesprek, was er dan een heilig lachen. Precies hetzelfde had ik eerder ontmoet bij een oudere boerenarbeider in het dorp waar ik ben opgegroeid. Een zekere overeenkomst tussen de zeergeleerde professor en de belezen daggelder bestaat. Bij zulke mensen is het dat je, in de geest, samen kunt genieten, samen een heilig vermaak vinden in de dingen. Het geloof heeft een volkomen zekerheid, het ligt niet naast de wetenschap, maar erin. Er waren ogenblikken dat de leerstof open ging, en als het andere dan wegviel, dan was het goed. In gedachten plaats ik de hooggeleerde naast de daggelder, en ik zie met weemoed terug op zulke levens met hun ingekeerde kracht, om het maar te zeggen met een regel uit een Staphorster gedicht.
Posthumus Meyjes stamde uit een overtuigd confessioneel predikantengeslacht dat invloed van reveilvroomheid had ondergaan. Zijn grootvader was dr. E.J.W. Posthumus Meyjes (1871-1949), een bekende Haagse predikant, van wie het volgende te lezen staat in de levensbeschrijving van een latere oud gereformeerde predikant: "Ds. Posthumus Meyjes was een van de ernstigste. 's-Zaterdags in de bioscoop, doodsbenauwd, zat ik te verlangen naar de zondagochtend, naar ds. Posthumus Meyjes, een eerwaardige hervormde dominee, die in de grote kerk van Den Haag preekte. Dan luisterde ik: O God, hoe kom ik er ooit uit verlost; hoe kom ik ooit tot U bekeerd. Die scheiding tussen God en mijn ziel; o, dat verlangen om iets te horen. Van de helft van de woorden begreep ik niets, maar toch: iets te horen van God en Goddelijke zaken." [zie: E. du Marchie van Voorthuysen, In stilheid tot U, p. 19.]
In mijn studententijd had Posthumus Meyjes nog een tante wonen in Middelburg, zij stierf in hoge ouderdom in 1981. Aan haar sterven werd een bericht gewijd, als ik het goed heb, in het blad Ecclesia. Op haar hoge leeftijd was het haar klacht dat de Heere toch zo aan ons tekort komt. Zij ligt begraven bij haar ouders in de grafkelder precies naast die van ds. Paauwe op 'Eik en Duinen' in Den Haag. Alles heeft zijn bestemde tijd, ook het zuchten. Het zal een einde nemen, op de bestemde tijd. Geve de Heere de nagelaten betrekkingen genade en eer in het late nageslacht. Hij geve en bewerke herstel bij volk, kerk en theologie. We hebben behoefte aan de lessen van hoogleraren die ons mogen voeren in behouden haven.
Tenslotte, het viel mij op dat in dagbladen zoals het Nederlands Dagblad en het Reformatorisch Dagblad een redactioneel bericht van dit overlijden ontbroken heeft. Ik weet niet waarom, want voorheen kreeg een gewone hoogleraar kerkgeschiedenis wel een 'in memoriam' in de krant. Maar het is een droevig verschijnsel dat de gewone theologische hoogleraren, volgens kerkelijke overzichten van de laatste vijf jaren, niet eens meer bij de kerk gerekend worden. Niet het heilige is uit de wetenschap weggedaan, maar -precies andersom:- de wetenschap is uit de vergeestelijkte kerk gebannen. Ten onrechte claimt de zogeheten praktische theologie thans het alleenrecht in kerkelijke berichten. Dit is een signaal van overgeestelijkheid in het kerkelijke leven. Klassieke wijsheid en kennis van God vanuit de schepping lijken uit het kerkendom te zijn uitgebannen. Dit is fataal voor de gezondheid van de leer. Indien God niet in de grond van het bestaan aanwezig is, dan zal in de praktische theologie overblijven: de Godontkenning en het pure atheïsme in de kerk. Voor klassieke bevindelijke prediking is een afstandelijk hameren op theologische begrippen in de plaats gekomen. De afstand neemt nog toe, ons volk raakt vervreemd van de samenhang van het leven. Wie zich aan gezuiverde bewustzijnstheologie overleveren, die beroven ons volk jammerlijk van zijn gewone theologie. Kennelijk zijn gewone theologen als wetenschappers niet sterk meer aanwezig in het bewustzijn van het hypergelovige verheven kerkendom. Echter, degenen die de praktische (kerkelijke) theologie loskoppelen van de gewone wetenschap, geloven niet echt, maar zij vervallen tot atheïsme. Geloof zonder gewone wetenschap mist de spontane vaardigheid tot handelen vanuit de schepping. Wetenschap zonder geloof is immoreel, want het laat zich niet corrigeren.
Als theologie geen wetenschap is, wat is dan wel wetenschap? Als theologie een 'andere soort' wetenschap is, welke van beide is dan de eerste? God geve ons weer theologen die ons dienen in de Heere. Alle dingen zijn door de Zoon van Gods liefde geschapen. Moge de kerk haar plaats kennen voor Gods aangezicht, voor Zijn troon en hier beneden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten