donderdag 24 juli 2008

ENKELE GEDACHTEN OVER DE WET VAN GOD

De Wet leert ons dieper zien in onze boze natuur. De droefheid naar God is met vreugde gemengd. Vreugde in God door Christus, omdat God aan de zonden niet meer gedenken wil. Maar hoe kun je van vergeving leven als je niet wilt horen van concrete zonden? Het nieuwe christendom wil niet horen van 'zondenlijstjes', maar zij roemen in hun zelfgemaakte commissie die door aangepaste christenen bemand wordt. Het nieuwe christendom veralgemeniseert de zonde gemakkelijk alsof een zondige wantoestand na de zondeval iets reëels is, zodat de norm zijn kracht verliezen kan. Nee, het recht valt nimmer van zijn stuk. Het christendom kan nooit ophouden christendom te zijn, onrecht blijft onrecht, het wordt nooit een nieuwe werkelijkheid. Algemene geldigheden worden nooit ongeldig gemaakt. Boter wordt geen margarine.

Een wetsovertreder wordt zondaar, maar hij blijft mens, onderworpen aan het recht. Schulden en misdaden wegen. Het oordeel rust op ons vanwege moedwillige, concrete zonden uit verleden en heden. Veel mensen staan wellicht te snel klaar met de opmerking dat iedereen zondaar is. Gods dienaren hebben echter de opdracht om het gewicht van de geboden en hun concrete betekenis te verkondigen.

Verder geeft de Wet ook richting aan de weg die de Heere met Zijn volk houdt in de weg van afzondering en toewijding. De Wet is de hand waar­mee Gods Geest een voortdurende leiding, bemoediging, vermaning en vertroos­ting geeft. Er is nog maar zo weinig geleerd, en toch is dit geringe niet niets. God gaat Zijn volk tonen dat zij in hun recht staan. De reis is zeker, en wat deugt dat staat op recht en waarheid pal. Hierdoor ontvangt de gelovige oefening, bekrachtiging, herstel, ruimte en vrijheid.

Dat het de gezindheid van Christus is die u drijft, kunt u alleen uit de Wet vernemen. Wie weten wil wat oprecht christelijk is, die moet naar de Wet horen. De Wet geeft ook zicht op de belofte van een volkomen vrede door recht. De vaste zekerheid van het gemoed brengt ons tot ootmoedig smeekgebed. Deze volgorde kan niet omgedraaid worden. God heeft een beginsel gelegd in Christus, Hij is het fundament. En degenen die geloven, delen in dat beginsel. Degenen die tot God bekeerd zijn, beginnen er ook naar te leven. Het begin is een verlangen naar volkomenheid, het is een heimwee. Deze beginnende gehoorzaamheid is klein, maar er zit een volmaaktheid in, en dat is de volmaaktheid van God en van Zijn Christus. Reken ermee dat u aan de zonde gestorven bent, en dat u voor God leeft, want het goede is u niet de dood geworden. Deze gezindheid wordt in de bekeerden fel aangevochten, maar God laat u uit de tien geboden toeroepen dat u in uw recht staat. Als u door de Heilige Geest deel gekregen hebt aan Christus, dan zijn Zijn lijden en Zijn gehoorzaamheid de uwen geworden, en het is alsof u zelf alles hebt gedaan wat er te doen was om aan God te betalen. Als Gods toorn gestild is, hebt u het voornemen om te gaan leven. Het is uw eer om te leven. En deze eer en heerlijkheid zal eenmaal volkomen worden binnengebracht in het land der ruste. In dit leven is het een klein begin. Ter illustratie: Als ik tegen mijn kleindochter van drie jaar zeg dat zij klein is, antwoordt zij kortaf met 'nee'. Vraag ik haar daarna of zij al groot is, dan is het ant­woord: 'beetje'.

God heeft ons door Zijn knecht Mozes onderwezen. Daardoor krijgen we allereerst de rechtma­tigheid van de Wet te verstaan. De korte hoofdsom der Wet is al voldoende om onze ellende openbaar te maken. Wij moeten weten hoe nauw God het neemt. Hieruit wordt de vraag geboren of er dan nog een weg is om de welverdiende straf te ontgaan en wederom tot genade te komen. Hiermee is de Wet niet komen te vervallen. Na ontvangen genade wordt de Wet door Gods Geest in onze harten ingegraveerd. Nadat wij in het verbond zijn overgebracht, krijgen wij verstand van God en Goddelijke zaken. In de weg der heiligmaking wordt de Wet ons lief. Niets is, voor ons gemoed meer waard dan om God te dienen en Zijn wil te gehoorzamen in alle godzaligheid, heiligheid en gerech­tigheid, al de dagen van ons leven. De ziel komt tranen tekort als het gaat om het berouw. Maar er is bij Gods volk ook een gebrek aan vreugde in God door Christus. God geeft het door Zijn vergevende liefde en door de leidinggevende Geest Die ware wijsheid schenkt. Gods volk leert hoe nauw God het neemt op alle gebied, wat berouw, geloof, liefde, vreugde en ijver aangaat. Niemand kan een gebod laten vallen zoals een leerling een vak verwijdert uit zijn vakkenpakket op school. Het zou een wonder zijn als Gods volk bij de hele Wet bleef, omdat God een precies God is. Sion heeft de neiging om telkens nieuwe levensterreinen te verzinnen die zogenaamd niet onder de Wet ressorteren, maar die onder een resultaatgerichte neutrale macht staan; dat is baäldienst.

Op elke rustdag krijgen we uit de Wet inspiratie voor de juiste be­roepsuitoefening in het dagelijkse leven. De uitoefening van ons dagelijkse beroep begint niet pas op maandagmorgen, want reeds in de eredienst kwam de Wet ter sprake. Het doel van de eredienst is onder meer dat wij horen welk gedrag God van ons vraagt in de mensenwereld, in het onderlinge verkeer, in de schepping, in het economische leven, in het staatkundige leven, in de rechtspraak, in het landleven, op zee, en in het ambachtelijke leven. De geboden zijn bakens in zee om gerechtigheid en vrede te bewaren in het gemenebest. Om de samenleving in stand te houden. Om de gewetens van de mensen te scherpen, en om hun geloof te sterken. Dat onze wegen gericht werden om het gebod te bewaren. De onbekeerden moeten tot kennis van hun ellende komen. Om die kennis te krijgen hebben zij genoeg aan de hoofdsom van de Wet. De samenvatting die Christus van de Wet gegeven heeft is genoeg om ons onze ellende te leren kennen bij aanvang, totdat er een Verlos­ser tussenbeide treedt om in Sion degenen te verlossen die zich bekeren van de overtreding in Jakob.

Overal waar de Wet beleden wordt, daar zal hervorming van het volksleven plaatsvinden, om de samenleving in stand te houden, om de eer vast te houden, en om de rechtvaardige eendracht te bevorderen. Door de oproep van de tien geboden zijn de naties gekerstend geworden, en zo gaat het nog. In een van binnenuit hervormde maatschappij worden gerechtigheid en vrede bewaard. Immers moet de Wet aan de hele gemeente (volks­verga­dering) voorgehouden worden. [zie: C. Honders, Liturgie - barsten en breuken, p. 17 - 21.]

Het gewone, profane volksleven is een toegewijd leven. De engelen waken voor het volk. De voorgangers doen de dienst der verzoening voor zichzelf en voor het volk. In de eredienst vindt voorbede plaats. De Wet leidt tot gebed, dit is het voornaamste stuk der dankbaarheid. Er wordt aan God gevraagd dat Hij door Zijn Geest Zijn geboden in onze harten wil inschrijven, waardoor de gehoorzaamheid aan God voor ons begerenswaardig wordt, als het allerhoogste en eeuwige goed, ver boven goud en zilver. Want de ware bekering is bekering tot God. Het gebed is de adem­tocht der ziel. Wat wij van het gebed belijden, hopen wij nader onder ogen te gaan zien in het vervolg van de catechismuszondagen.

In mijn jonge jaren hoorde ik eens hoe twee mensen met elkaar van mening verschilden over het overtreden van de Wet. Het gebeurde voorafgaande aan een kerkdienst, en het was nog stil, dus iedereen kon vernemen waar twee mensen het over hadden. Het was in deze tijd van het jaar, de zomer was krachtig doorgebroken. Iedereen was er blij om. Toen bracht een vrouw er iets tegenin. 'Maar', zei zij, 'er wordt met dit weer ook méér gezondigd'. Toen werd door iemand tegengeworpen: 'We zijn allemaal zondaars'. Met andere woorden, of het nou juni, februari of november is, maakt helemaal geen verschil. Echt niet? Me dunkt dat iemand het zichzelf erg gemakkelijk maakt. Dat lijkt wel ernstig, maar het is onverschilligheid. Wie begint bij Genesis 3, in plaats van bij Genesis 1, die kan wel zeer ernstig lijken, maar wat ontbreekt is het verlangen naar vrede met God door Jezus Christus.

De tien geboden zijn zeer concreet en kleurrijk. Maar het “ernstige” doemdenken is smakeloos en harteloos. Een knecht van God -daarentegen- is geroepen om de tien geboden concreet uiteen te zetten als regel van bekering, dankbaarheid en intoming. Pure klaagzangen en oppervlakkige jubelkreten schieten beiden tekort, want de Wet moet concreet gepredikt worden [antwoord 115]. Waar geen concrete Wet is, daar is geen God. Er bestaat tegenwoordig een gemoedelijke vorm van prediking die geen recht doet aan de scherpte van het gebod. Het zondebesef is abstract gemaakt en afgevlakt, de Wet komt niet echt ter sprake. Nog erger is dat in deze tijd verstokte neo-evangelicalen de zondenlijstjes afschaffen en uitbannen. Gods volk kan dus op velerlei wijze verleid worden; en zij hebben het gaarne alzo. Tenslotte krijgt de 'gebrokenheid van het bestaan' in plaats van onze moedwil, de schuld, alsof de rechtsorde door de zonde is verdwenen en alsof, zodra de Wet overtreden wordt, het verbond niet meer bestaat met zijn beloften en bedreigingen. Ten onrechte gaan mensen het leven wantrouwen, en het bestaande haten. Wie het mensenbestaan als zodanig als zonde bestempelt, vloeit door, past zich aan, verliest het verlangen, en vergeet Gods onvergankelijke recht. Gods volk -daarentegen- heeft de concrete Wetsprediking lief gekregen, waarin God de mens aanspreekt van vóór de val. [Dit hoort u terug in antwoord 113.] God begint altijd bij Genesis 1, daarom moet elke gebod concreet genomen worden. Elke zonde blijft iets abnormaals, iets wat er niet bij hoort. De Wetsprediking mag niet -éénkleurig- in algemeenheden vervloeien, maar het gebod moet concreet uitgetekend in alle verschillende kleuren waarin de tien geboden ons worden verkondigd. Anders kan niemand het verschil zien tussen de concrete gerechtigheid en de ongerechtigheid. Het goede blijft bestaan, het vervalt nooit.

Onderscheidenlijke kennis van het gebod draagt zoveel nut in zich. Dit bemerkte ik ook op een andere keer, toen er door iemand gesproken werd over een jongeman die zijn vrije tijd nutteloos besteedde. Maar een ouder kind van God zei er dit van: 'Dan doet hij tenminste geen grof kwaad.' Is er dan verschil tussen zonde en zonde? Ja, er zijn gradaties. Het kan wel eens zijn dat er een kleiner kwaad door de vingers wordt gezien, omdat het erger kwaad voorkomt. Een geringer kwaad blijft kwaad, en toch is er wel degelijk verschil. God deelt loon en straf uit, zoals het past bij Zijn eer, in overeenstemming met de geboden. Wij moeten niet menen dat wij de Wet in één keer verstaan hebben. Deze fout wordt wel eens gemaakt doordat we in afgevlakte, algemene zin gingen denken over de mens en zijn val. Tot de zaligheid behoort het om grote lust te hebben in het onderzoeken, overdenken en houden van de geboden. Een oudvader zei eens over de tien geboden: Zorg dat gij ze van buiten kent. Zo scherp liggen de zaken van de tien geboden. 'Scherp' heeft de betekenis van: gewichtig en nauwkeurig.

Ds. H. Oussoren


Geen opmerkingen: