ENKELE GEDACHTEN OVER DE 'ORDE VAN DIENST'
Er is me gevraagd iets op papier te zetten over de volgorde van de eredienst. Het gaat dus over de kerkdienst. In de morgendienst van 21 oktober 2007 (tekst: Openbaring 3: 20) heb ik in het kort uitgelegd wat de 'orde van dienst' betekent als weerspiegeling van de werkelijkheid van God, engelen, mensen, moraal, land en volk. Verwacht hier geen volledige 'liturgiek' van mij. Ik wil enkele gedachten proberen te formuleren over de volgorde van de zaken van de kerkdienst.
De orde van dienst vormt de structuur van het heilige schouwspel dat het Evangelie is. In de orde van dienst wordt de mens gericht op de gangen van God in het heiligdom. Stapsgewijze volgen wij Zijn gangen tot in het binnenste heiligdom. Wij dienen de Heere verlangend, boetvaardig, nederig, verwachtend en geduldig. In de eredienst zien wij dat de volgorde van handelingen ons de werkelijke orde laat zien. In de eredienst doorwandelen wij de hof van het leven, van de heilsgeschiedenis, van de bekering en van de christelijke kerk. Ter inleiding denk ik globaal aan een aantal zaken die aanwezig zijn in de eredienst, te weten: schepping, gebod, lofprijzing, gericht, versmelting, verkondiging, geloof, genade, ijver, heilige volksgemeenschap, voorbede, armenzorg.
De orde van dienst is een heilig schouwspel, wij belijden ermee dat wij aanschouwers zijn van Gods majesteit en van Zijn heerlijke en ontzagwekkende werken. De werken van God in de schepping, in de kerk en in de volksziel vinden hun weerslag in de orde van dienst. Wij volgen in de orde van dienst geen verzonnen vernieuwingen na, want de werkelijkheid is ons voorgegeven. Wij beslissen niet zelf over het werkelijke bestaan van hemel, aarde, harmonie en orde. Wij zijn -integendeel- afhankelijk van de kracht van de werkelijkheid, anders zouden wij moeten vervallen wij tot moderne bevrijdingsverzinsels en namaakliturgieën. Aangezien het Woord ons is voorgegeven, is een verkeerde liturgische handeling een afwijking van de orde. Om dit beter te begrijpen moeten we straks gaan letten op hoe een dienst verloopt.
Dienst van het volk
De orde van dienst is de dienst van het volk ter ere van de HEERE. Daarom in het een eredienst. In de woestijntijd kreeg Israël de priesters die de dienst voor het volk moesten uitrichten. De eredienst heet dienst van het volk, omdat het Woord aan het volk (de kerk) toebetrouwd is.
Het dienen is: belijden. Immers is al het werk dat tot eer van God is, een naspreken van Hem. Alleen door de erkenning van Hem, dienen wij Hem door Zijn kracht. Wie God erkent, die laat het ware, goede leven spreken. Dan beseffen we dat de Levende aan het woord is, opdat wij onze stem samen leren paren tot roem van Zijn goedheid. Wij volgen het geloof na.
De eredienst gaat het hele volk aan, omdat niemand gemist kan worden. Heel het volk behoort in een verbond te staan. Dit blijkt niet alleen in de eredienst, maar ook in iedere andere geheiligde volksvergadering, vanaf de weerbare man alleen tot aan de Staten-Generaal samen.
We moeten ons niet alleen laten onderwijzen, maar we moeten ook onze stemmen paren. De raad des HEEREN wordt beleden, ieders stem wordt gehoord in gezamenlijkheid. Het vereren van de HEERE hangt samen met de gehele overgave aan Hem. We begeren ons aan Zijn Woord te houden.
Levende eredienst
Wie God dient, wijdt zijn leven aan Hem. Offerbereidheid is uw redelijke godsdienst. Laat uw leven belijden zijn, en laat de eredienst uw leven zijn. Dit is immers gepast voor allen die voor de Heere leven en sterven, samen met al de heiligen. Er zijn geen woorden om de grootheid én de eenvoud hiervan naar waarde te schatten. Wie God dient, vereenzelvigt zich met de zaak van de kerkdienst. De kerkdienst gaat ons aan, we gaan erheen om de zegen te zoeken, om onze zonden te belijden, om te vragen om vergeving, om leven te ontvangen, en om de trouw te bevestigen.
We staan in de eredienst als dienaars en medearbeiders van de Heere, om te waken over gezin, volk, natuur, verbond, erfdeel, eed, kerk en oude cultuur. In de eredienst wordt de kracht gevoeld van de hemelse strijd en van de aardse strijd. We voelen onze zwakheid, ons onvermogen om het kwaad volkomen en naar behoren te weerstaan. Toch moet het kwade afgelegd worden, en het goede aangedaan.
De eredienst is vol van vreugdevolle toewijding. We komen in de dienst met de dingen die ons op aarde aangaan. Voorspoed drijft ons tot dankzegging. Waar zullen we de dankbaarheid vinden dan bij de dankende Hogepriester van het vergaderde volk?! Tegenspoed en zorg brengen ons bij het Woord, om te horen wat voor een christen nodig is te geloven. We worden laag bij de grond gehouden om in de eredienst te ontdekken dat God de mens recht schiep, en dat Hij Zijn vreze vestigt op de plek waar Hij ons bewaakt, voedt en onderhoudt.
De eredienst weerspiegelt het goede, genormeerde leven, inclusief de crisis der zonde die erin gekomen is. De eredienst houdt ons het onveranderlijke doel voor ogen, en dat is: dat wij tot onze bestemming gebracht moeten worden. Wat is onze bestemming? Wij moeten door God terug naar God, onze Oorsprong. Wij moeten altijd terug. De geoefende christenen en christinnen moeten terug naar de levensbron, om vaster te komen staan, om uit de verbreking en het verval, in de weg van het geloof terug te keren tot de zegen van de onderwerping. Nu lopen we de orde van dienst langs. Hieronder geef ik de betekenis aan van de hoofdpunten:
1. Votum
Dit woord betekent: gebed. Door het votum ontstaat de heilige volksvergadering. Met het votum begint de dienst. Het votum duidt aan dat wij één zijn in Gods Naam, en daardoor geloven en beoefenen wij onderlinge geestverwantschap. Aan het votum gaat stil gebed vooraf, dit ter voorbereiding op de komst van de Heere tot Zijn volk. Al door het stille gebed wordt ons van meet aan een zeker vertrouwen ingeboezemd. Dit gaat gepaard met heilige vreze voor Gods aangezicht. Wij komen als behoeftige, verlegen mensen naar de dienst toe. Het gebed is een heilig verlangen naar de kracht van Christus' opstanding en naar de wederopstanding der doden. Christus is aanwezig als het Hoofd der gemeente. In het stille gebed dat God Zelf geeft, voelt de bidder zich voor het begin van de kerkdienst aangegrepen door de kracht van Christus. U krijgt de aansporing om God te zoeken met verlangen. In de eredienst wordt de weg hiertoe geopend, opdat u kennis en vrijmoedigheid ontvangt om toe te gaan tot de troon der genade, om geholpen te worden ter bekwamer tijd. Vooraf dient er en vlak veld te zijn. Wij behoren recht gedaan te hebben, alvorens te komen om met God samen te rechten.
2. Groet
Dit is het tweede wat aandacht vraagt. Direct na het votum volgt de groet. Wat betekent dit? Nu stelt de Heere Zichzelf in het midden, en Hij spreekt: Vrede zij ulieden. Tot het volk dat, net als Adam of als de discipelen, zich voor God verscholen had, en dat niet bij machte was om Hem te verwachten, zegt de Heere nu: Zie, hier ben Ik. Ik ben de Eerste. De betekenis van de groet aan het begin van de dienst is, dat de drieënige God u laat groeten. Aan deze groet gaan geen groeten vooraf. Het lijkt niet zo erg als dat toch gebeurt, maar het getuigt in feite van onkunde om een kerkdienst te laten beginnen door iemand die de aanwezigen 'goedemorgen' toewenst, en die hun een 'welkom' vóór het eigenlijke welkom toeroept. Want daarmee wordt de heilige groet ten onrechte tot een doublure, een formeel iets. Mensen verstaan in onze tijd niet wat het betekent dat God ons welkom heet, daarom moet tegenwoordig alles op haren en snaren gezet worden om een gezellige sfeer te kweken, om mensen vooraf een fijn gevoel te geven dat zij welkom zijn en zo. Maar dit is de omgekeerde wereld. Het menselijke 'welkom' staat niet voorop, maar de goede onderlinge verhouding is een gevolg van de werking van Geest en Woord.
3. Lofprijzing
De allereerste eredienst werd gehouden door de engelen, toen zij in de morgenstond van de schepping hebben gejuicht tot Gods eer, vanwege al Zijn werken. Hoewel de mens een weinig minder is dan de engelen, zijn wij toch naar Gods beeld geschapen, en daarom past het de oprechten om God te loven, samen met degenen die Hem zoeken. God heeft een welbehagen in herstel, bekering en in het leven van de wereld. God heeft geen lust in de dood van de goddeloze, maar God heeft bij ons wat groots verricht. Komt Gods licht, dan het duister zwicht. Wij zingen omdat wij samen met de engelen verheugd zijn over de werken van God in de schepping, in de hemel, op de aarde, in de afgronden, in de redding van zondaren, en in het eeuwige leven. We worden van meet af aan verheven tot de aanschouwing van Gods eer en heerlijkheid. Het goede leven en de staat der rechtheid staan hier voorop. Daarna treedt de HEERE Zijn volk tegemoet, want Hij is niet alleen een heerlijke God maar ook een eerlijke God. Hij laat dit horen uit de Wet.
4. Lezing van de Wet des HEEREN
Waarom volgt nu de Wet des HEEREN? God komt nu om onderzoek te doen, om orde op zaken te stellen, en om Zijn wil bekend te maken. God komt niet naar voren met een algemene genade, of met een evangeliebelofte, want God heeft Zijn gerechtigheid boven alles staan. Psalm 85 zegt dat de gerechtigheid vóór Gods aangezicht uitgaat. God laat Zijn Wet zelfs vooruit gaan, Hij vòlgt dus Zijn eigen Wet! Denk er goed bij na, dit laat ons zien dat de Wet onveranderlijk is.
God herinnert ons er aan dat Zijn wet in het hart van elk mens gelegen is. Wij zijn immers als geordende wezens geschapen. Er is bij alle mensen een zekere kennis van goed en kwaad. De Wet is niet iets vreemds. Een kind groeit op om het goede te leren kiezen en om het kwade te leren afwijzen. Waar treft je wetsgetrouwheid aan? Deze wordt gevonden bij mensen die trouw zijn in het verzorgen van hun grond, van vrouw en kind, van de familie, en van hun vee. Wie trouw is in zijn beroep, is prijzenswaardig vanwege de rechtvaardigheid. Mensen weten het kwade te weerstaan, zij behartigen de opvoeding van hun kinderen, leven met elkaar mee, en waken over de eerbaarheid, enzovoorts.
God klopt nu met Zijn geboden bij ons aan. Er vallen tien slagen op de deur van het menselijke geweten. Onze schuldige gewetens worden aangesproken door het eeuwiggeldende recht. In ieders hart leeft de kennis van de Wet van God, want iedereen weet dat wijsheid en trouw beter zijn dan dwaasheid en wetteloosheid. Dat de rechtvaardigheid beter is dan onrechtvaardigheid, weet elk mens. Dat verkeerde dingen zeker slechte gevolgen krijgen, weten we ook. Ieder mens weet dat de Wet boven ons staat. De reden is: God regeert over alles; alles moet Hem eren. Hij oordeelt over goed en kwaad.
In Zijn Wet noemt de HEERE Zich uw God. Nu ontstaat er door de Wet onrust bij ons over het verval en de zonde die in de wereld gekomen zijn. We hebben duivelsraad opgevolgd. Wie zal zijn fouten verantwoorden? Wie zal de eeuwige gevolgen ervan kunnen dragen? Wie zal de straf op de zonde kunnen dragen? Gods gericht wenkt, want God zou onrecht doen wanneer Hij de schuldige vrijuit liet gaan. Wat volgt nu?
5. Gebed
Na de lezing van de Wet volgt, dunkt me, geen psalmgezang, want het volk Israël zong niet, maar deinsde achteruit toen de Wet geklonken had. Het volk stond van verre, zij vreesden te moeten sterven. En dat konden zij niet. Wie vanwege zijn zonden sterven moet, en toch niet sterven kan, die heft vanwege zijn doodsnood een hulpgeroep op. Na de lezing van de Wet volgt het gebed vanuit de nood. Daarom is het gebed een schuldbekentenis. Maar het gebed heeft wel een basis ontvangen vanuit het opschrift der Wet. Gebed tot God is niet zonder een beginsel van vertrouwen. Het gelovige gebed uit de diepten ontstaat door de kennis van Gods welwillendheid jegens ons. God neemt redenen uit zichzelf om ons onze ellendigheid te doen kennen. Het beginsel van een hartelijk vertrouwen brengen wij tot uiting wanneer wij onze stem paren met het arme en ellendige volk. Wij bidden nu: Zo Gij, HEERE, de ongerechtigheid gadeslaat, HEERE, wie zal bestaan? Maar bij U is vergeving. Daarom is het gebed na de Wetslezing bedoeld om aan God te vragen dat Hij in het gewaad van Zijn Woord tot ons overkomt door de mond van Zijn dienaar; tot onze hulp.
In dit gebed liggen hoop en vrees dicht tegen elkaar aan. God oefent Zijn volk tijdens het angstige klagen, want Hij kondigt Zichzelf aan en begint Zichzelf te openbaren, zodat er door Zijn goedheid liefde wordt gevoeld. Echter, dan is de vrees niet voorbij, maar dan ontstaat juist vrijmoedigheid om te bukken voor Zijn majesteit, in kinderlijke vreze. Dit heeft een doel, want nu worden wij voorbereid voor de verkondiging, om de stem van de Schriften te gaan horen. Het gebed verwoordt het verlangen naar het ontvangen van inzicht. Wij bidden dat God onze harten erbij brengt, en dat Hij ons nabij is in spreken en luisteren. De hulp van de Heilige Geest is onmisbaar. Lezen, spreken en luisteren zijn geen mensenwerk, maar bediening van de Heilige Geest. Hij is de Prediker op aarde. Ik ga nu verder in op wat dan volgt.
6. Schriftlezing
Wij moeten weten waar de dingen geschreven staan die God ons schenkt. Het Woord moet onze harten verklaren. Hoe staat het er met ons voor tegenover God? Wat wil Hij van ons? Gelovigen en ongelovigen moeten beiden weten waar zij aan toe zijn. Wij moeten uit de mond van Christus het evangelie horen. Wat staat er geschreven?
Wat moeten wij doen opdat wij zalig mogen worden? Wat is daarvoor bepalend? Wij moeten hiertoe vernemen wat er is geschied. Wat zeggen Mozes en de profeten hierover? Waarom moest de Christus komen, lijden en sterven, opstaan en tot Zijn hemelse heerlijkheid ingaan? Wat staat er nog te gebeuren? Waar staat het dat wij met Christus opgewekt zijn tot een nieuw leven, door het geloof dat Gods gave is? Wat een wonder, God laat Zijn stem uitgaan tot aan de einden der aarde. Hij wordt gevonden door degenen die niet naar Hem vroegen. Wie de zegen bij God zoekt, verlangt te weten wat God in Zijn Woord tot ons gezegd heeft. Na de Schriftlezing volgt psalmgezang.
7. Zingen
Het zingen is een belijdenis. In het zingen krijgt de Schriftlezing weerklank uit harten en monden. Met het zingen brengen wij God de lof toe die Hem toekomt. God heeft ons de woorden die wij zingen Zelf ons op de lippen gelegd. Wij zingen Hem de woorden toe die eerst tot ons gekomen zijn. Als er geen woord van Zijn lippen is, dan is er geen gepast psalmgezang bij ons. Het zingen is ook een 'gebed' tot God om onze harten te stemmen tot ontvankelijkheid. Daarna volgt de preek.
8. Gebed van de voorganger voor de preek
Het is u misschien wel eens opgevallen dat het kan voorkomen dat een predikant aan het begin van de preek hardop een persoonlijk gebed uitspreekt voor zichzelf. Er wordt dan gebeden om verlichting en bijstand van God. Het kan een gebed zijn van de volgende strekking: 'O Heere Jezus, maak Gij daar ons toch Zelf bekwaam toe, breng en druk Gij het gewicht der zaken, die er verhandeld zullen worden, op onze harten, leid er ons bij Uw hemels licht in, doe de onbekeerden zien wat zij missen, en Uw kinderen de dingen die Gij hen geschonken hebt, opdat Uw grote, aanbiddelijke en heerlijke Naam verheerlijkt en Uw allesoverwinnende genade geprezen worde. Amen'. Het kan ook een kort gebed van één regel zijn, zoals: 'Heere, hef onze harten op tot een klaarder inzicht, en moge Uw barmhartigheid en genade ons bijstaan in het spreken en oordelen'. Of ook: 'O Heere, dat Gij Zelf en Uw Heilige Geest ons nabij zijn en in ons zijn. Amen'. Met soortgelijke korte gebeden werd nog eens onderstreept dat het preken Woordbediening is, en dat de bijstand van de Heilige Geest onmisbaar is voor ons om het wezenlijke te verkondigen vanuit de tekst en het tekstverband. De bijstand van de hemel is eveneens noodzakelijk voor ons om recht te beoordelen wat wij horen.
9. Preek
De prediking is de uitdeling van Gods Woord. Het is zaaien. De Heere staat aan de deur van het hart van de gemeente en van ieder persoonlijk. De Heilige Geest spreekt tot de gemeenten. Christus staat aan de deur en Hij klopt. God spreekt door het oude Woord nu tot ons.
Een preek is geen losse uiteenzetting over een tekst, maar in de levende Woordbediening komt het Woord tot uiting. Oude en nieuwe schatten worden geopend, uitgestald en aan ons voorgelegd. Het Woord houdt bij ons aan in de prediking. Bijbelteksten worden met elkaar vergeleken. Wij aanschouwen Gods majesteit met beving en ontzag.
Wij moeten het goede leren en het kwade afleren. De predikant of voorganger moet de Goddelijke Schriften uitleggen. Hij moet het ware geloof verdedigen, en de dwaling weerleggen. Preken zijn ook afgestemd op de omstandigheden van de tijd. Zielevragen worden besproken. Gevaren, vreugden, moeilijkheden en actuele vragen komen aan de orde. Geloofsvragen krijgen een plaats. De preektekst vormt niet alleen de inhoud van de preek, maar geeft ook duidelijk de grens van elke preek aan. Wat wel of niet in één preek gezegd kan worden, hangt niet af van de prediker, maar is van de soort tekst afhankelijk.
Preken is niet alleen maar een uiteenzetting van waarheden, maar de Heilige Geest onderwijst de gemeente door de prediking. Zie daarvoor bij 1 Cor. 1: 18vv; 2 Cor. 5 17vv; Rom. 10:9vv. Kunnen wij van een prediker, een mens iets leren? God Zelf onderwijst de harten, anders leren wij niet. Als de preek afgelopen is, gaat de Heilige Geest nog door. Hij is de Prediker én de Naprediker. Hij is niet alleen de Naprediker, maar Hij is ook inwendig werkzaam als Prediker. Zijn stem zwijgt niet zodra het laatste woord in de eredienst geklonken heeft.
Ik zal nu niet speciaal stilstaan bij alle zaken die bij de eredienst betrokken kunnen zijn. Reeds eerder heb ik door middel van een artikel aandacht gegeven aan de tweede dienst op zondag, de leerdienst. Hier ga ik nu verder niet op in, omdat erover geschreven is in dit blad: jaargang 14, nr. 8/9, juli-aug. 1999. [Eventueel digitaal opvraagbaar].
Verder noem ik nog: de 'leesdienst'. Ik wil even aanstippen dat de 'leesdienst' net zo oud is als de christelijke kerk. Preken van kerkvaders zijn, door de eeuwen heen, ook als leespreken benut voor de gemeenten zonder voorganger. Reeds in de joodse synagoge was de leesdienst bekend. Zo zou ik nog allerlei bijzonderheden kunnen opnoemen, bij voorbeeld het gescheiden zitten van mannen en vrouwen. Het is een oorspronkelijk verschijnsel dat mannen en vrouwen afzonderlijk hun plaatsen innemen in de eredienst. Verder zal ik nu niet ingaan op alle gekerstende volksgewoonten op het gebied van de eredienst. Overal herkennen we het grondpatroon van de orde van dienst. We kunnen lering trekken uit de priesterdienst der verzoening in de tabernakel. Alle attributen van de tabernakel hebben geloofsbetekenis voor hun die Zijn verbond en woorden als hun schatten gadeslaan.
Ik ga nu weer verder met het verloop van de gewone eredienst. We zijn namelijk aangekomen bij het gedeelte dat volgt nadat de preek geëindigd is. Wat gebeurt er na de preek? Moet er vóór het begin van de preek al het psalmvers opgegeven worden dat na het amen als 'antwoord op de preek' gezongen zal worden? In mijn kinderjaren gebeurde dit vrij regelmatig, maar het gaf me een onbestemd gevoel. Ik wist niet goed waarom, maar het leek me onmogelijk om aan het begin meteen al over de hele preek heen te kunnen 'kijken' naar wat daarna volgt. Later, tijdens de studie in Leiden, vernam ik van mijn thans overleden Leidse leermeester dat het liturgisch niet klopt om een vers te laten zingen als “antwoord” op een preek. Waarom dan niet? Omdat het werkelijke antwoord op de preek bestaat uit: geloof door de Heilige Geest gewerkt. Het geloof is uit het gehoor. De God van het gepredikte Woord wekt vertrouwen met een doel. Het doel is dat er vrijmoedigheid ontstaat. Er komt ruimte om te dànken, dat is: om genade goed te noemen. Tevens komen we hierdoor tot voorbede, tot leven, tot handelen.
Excurs over de dienst van het volk en de bange tijden waarin we leven
Wij hebben tot nu toe als het laatste nagedacht over de plaats van de preek in de publieke eredienst. Evenals de zang, lezing en gebed, maakt ook de preek deel uit van de dienst van het hele volk. De preek is niet alleen verkondiging aan het adres van het verzamelde volk, maar het is ten diepste verkondiging door het gehele volk, zoals we al hebben gezien. Israël is immers door God gevormd om een volk te zijn dat de deugden uitdraagt van God Die hen tot dit ambt geroepen heeft. De lofprijzing gaat voort van geslacht tot geslacht. Priesters, apostelen en opzieners dragen het ambt op Gods bevel. Zij vertegenwoordigen het ambt der gelovigen. Indien ambtsdragers soms nalatig zijn, dan is het ambt niet weg, omdat God het ambt in Zijn volk gaande houdt. Het volk maakt dan als het ware pas op de plaats. Het volk leert opnieuw het ambt zien. In de zorg die gewone mensen uitstralen voor God en voor Zijn volk, komt het ambt nog tot uiting. Maar hoe is het daarmee gesteld in tijden van diep verval? In sommige boze tijden zullen de verstandigen zwijgen, zij hebben dan niets in te brengen. De eredienst blijft dan wel gaande, maar heeft te lijden. Toch blijft de orde van dienst in boze tijden van betekenis. Dit laatste is in Rusland gezien gedurende de lange periode van communistische onderdrukking. De eredienst werd dwarsgezeten en gekortwiekt door de vervolgers. Terwijl de kerk als het ware in de catacomben teruggetrokken was, bleek de schamele orde van dienst echter een bron van geloof en verlossing, waardoor iets goeds bewaard werd voor het ontredderde nageslacht in deze tijd. Weliswaar is er nu veel 'achterstallig onderhoud' op het gebied van onderwijs, doop, herderlijke zorg, onderhoud van kerkgebouwen en dergelijke. Maar de kern van de zaak, de lofprijzing is gaande gebleven in de orde van dienst, door de tijden heen. Dit bepaalt ons bij het gewicht van het goede verloop van de orde. Dit is geen orde die ver buiten ons staat, maar het is de orde die wij belijden samen met de kerk der eeuwen. Wij brengen door onze belijdenis en levenswandel de orde tot uitdrukking. De orde van dienst komt tot leven. Er is oefening vereist om ons dit gedurig eigen te maken. De eredienst is daarom een godsdienstoefening. Het is voor ordedragers vanzelfsprekend dat zij de goede orde volgen, maar we zijn niet opgewassen tegen de wanorde. De godsdienstoefening is allereerst de terugkeer van God tot Zijn knechten over wie Hij berouw heeft. De drieënige God liet ons groeten aan het begin van de dienst; Hij is aanwezig; Hij bepaalt ons erbij dat Hij gereed staat te verschijnen. Beseffen wij Zijn werk? Dat zou genade zijn. Het is nodig dat de orde terugkeert. Wie de orde loslaat, veracht in feite de waarheid.
10. Dankgebed
Nu kijken we naar het negende gedeelte van de eredienst: het dankgebed na de preek. Na de preek wordt een gebed uitgesproken. Wat behoort er tot het dankgebed? In dit gebed is plaats voor dankzegging, voorbede en aanbidding. Aan de Heere komt de dank toe voor al Zijn gaven, die wij geen van allen verdiend hebben. God kon ons niet gunstig gezind zijn ziende op onszelf. Maar tevens heeft het Woord de vreze Gods in het hart ingeboezemd, zodat er vrijmoedigheid is ontstaan om tot God te naderen met alle andere dingen waarvoor wij Zijn zegen nodig hebben. De oppervlakkigheid is door het Woord van ons afgeblazen, we zijn stilgezet bij onze nietigheid, maar dat niet alleen. De preek die zojuist geklonken heeft, geeft ons kennis van de weg die we hebben te bewandelen. Wie voor Gods aangezicht door genade kennis gekregen heeft van zijn onverdiende voorrechten, die wordt in het geloof werkzaam gemaakt. Wie vervuld is met indrukken van Gods majesteit en almacht, die heeft gerede aanleiding tot voorbede. Aangezien Gods gepredikte goedgunstigheid naar de gelovigen toe de enige vaste grond is om Hem onze noden bekend te maken, daarom zwijgen wij niet na de preek. Wij behoeven ons niet meer voor de Heere te verbergen met valse schaamte, maar wij mogen meerdere gebreken en ellendigheden ontdekken, om die rechtstreeks voor Hem neer te leggen, en daar te laten liggen.
De voorbede wordt opgezonden voor onszelf en voor anderen. Welke zaken kunnen daarbij aandacht krijgen? Het gaat ondermeer om de volgende punten:
- de schepping: groei van planten, dieren en mensen.
- de ziel: hart, bekering, zegen, overdenking, ijver.
- het dagelijkse leven in vrede: gezin, beroep, opvoeding, onderwijs.
- de kerk: ambt, prediking, geloofsbelijdenis, opzicht, zielszorg.
- de samenleving: gezag, volk, soldaat, vorst.
- de traditie: wijsheid, gerechtigheid, toewijding, strijd, berusting, gebedsleven.
- het gedrag: matig, rechtvaardig, godzalig leven.
- de barmhartigheid: zieken, armen, aangevochtenen.
- de toekomst: bekering van Israël, van afgodische volken.
- de aanbidding: God, Vader, Zoon en Heilige Geest; de blijdschap in de Heere omwille van Hemzelf; Gods eer. God is als een verterend vuur, de God van alle genade.
De inhoud van het dankgebed is een belijdenis van mensen die gereed staan om heen te gaan in vrede, onder de zegen des Heeren. Nu volgt eerst nog de slotzang.
11. Zingen
De slotzang sluit aan op het dankgebed. Het kan dus een lofpsalm zijn, die aansluit op de aanbidding in het dankgebed. Een bekend vers is:
Geloofd zij God met diepst ontzag.
Het kan ook een dankpsalm zijn waarin het werk van God erkend wordt dat Hij aan onze zielen ten koste heeft gelegd. U kunt hierbij denken aan een psalmregel zoals:
Hij gaf hun, die Hem vrezen, spijs.
Het laatste zangversje kan ook een uiting zijn van de kracht en de hoop die God gegeven heeft. Dit ligt bij voorbeeld opgesloten in woorden zoals:
Als ik, omringd door tegenspoed.
Na het slotvers volgt het laatste. De gemeente wordt nu weggezonden.
12. Zegenbede
Gaat thans heen in vrede, verheft uw harten tot God, en ontvangt de zegen des Heeren. De kerk gaat uit, terwijl zij haar hart tot God verheft, en de zegenbede ontvangt. Dit is niet het einde, maar het begin. Nu is de weg vrij om de Heere te verwachten. We zijn bevoorrechte mensen gebleken, aangewezen op God Die Zijn Woord waarmaakt. Kerkgangers komen tot een dieper verstaan van het leven. Maar waar zullen wij blijven indien wij geen acht slaan op een volkomen zaligheid? Gezegende mensen moeten hun kruis op zich nemen. Er is een passende dichtregel:
Nu ga ik met mijn kruis, al zoetjes aan naar Huis.
Onderweg zijn er oude en nieuwe zorgen en moeiten. Vanuit de eredienst komen de onderlinge zorg en het acht geven op elkaar in het rechte licht te staan. Is het niet wonderlijk om van zorg ontslagen te zijn op het moment dat alle zorgen bezig zijn op ons af te komen elke dag? God voert Zijn volk uit in een overvloeiende verversing, er zijn oases die in een woestijn een doorkijk geven naar het goede leven dat niet losgelaten wordt door de Heere. Dit wordt uitgebeeld in de orde van dienst. De ware blijdschap werd ons voorgesteld in de geheiligde volksvergadering. We worden vermaand tot godzaligheid. We worden gewaarschuwd voor alle kwaad en gevaar.
De plek die we samen met Sions vorst en volk in de eredienst innemen is ons dierbaar geworden. De hemel heeft gesproken, nu worden we vervuld met een andere geest. We weten dat de Heere de weg weet, en wij hebben te volgen. De rechterhand des Allerhoogsten verandert. Er komt een glans te liggen op de moeilijkste dingen. De lust van de last wordt gesmaakt. Want de Heere was er. Door de eredienst komt het oude nieuw naar ons toe. De dingen krijgen hun plaats. Het hart wordt tot God teruggebracht, en tot degene die het dichtste bij ons staat. Door onderlinge zorg belijden wij moedig dat wij het goede zien, waar wij ook om bidden: Verhef Gij over ons het lichts Uws aanschijns, o HEERE!
Vernieuwingen?
De 20e eeuw is een eeuw van liturgische vernieuwingen. Dit is wat anders dan reformatie. In het algemeen moeten wij stellen dat reformatie betekent dat o.a. ingeslopen fouten in de eredienst hersteld worden. Maar bij vernieuwing denken we aan een eindeloze serie nieuwe snufjes, om een namaakorde te creëren. Ideeën worden hier of daar weggeplukt, vanuit de hof der vroegchristelijke historie tot en met hedendaagse bewegingen. Het resultaat is een mix waarvan gehoopt wordt dat het in de smaak valt bij de gemeenten. Mensen denken dat de orde van dienst iets maakbaars is. Het lijkt alsof er geen orde vastligt, maar er is alleen een mens die ordes maakt en breekt. De orde van dienst wordt dan niet voldoende serieus genomen. Mensen kunnen de klok van de vroegchristelijke kerk horen luiden, en niet weten waar de klepel hangt, of zelfs niet dat er een klepel bestaat.
Dat de orde van dienst een serieuze zaak is, wordt niet altijd beseft. De verleiding van de namaak is aanwezig. Wie een Afrikaan klompen aandoet heeft er natuurlijk geen Europeaan van gemaakt. Het is namaak. Wie de nederlandse eredienst 'leuker' wil maken breekt de orde van dienst. Onder het mom van vernieuwing wordt sloopwerk verricht. Wie experimenteert, is met vernieuwing bezig en breekt het verbond. Wie 'leuke' dingetjes opraapt tijdens zijn tocht door de historie van de vroege kerk, moet maar niet te gauw denken dat hij teruggekeerd is tot de vroege kerk. Het is nog maar de vraag of de vroegchristelijke ernst bij ons past in deze tijd. Komen zaken zoals orde, eer en recht niet in de verdrukking? Vertrouwen, inzicht en bekering door Geesteslicht passen dunkt me moeilijk in de kraam van zelfbewustheid, zelfbeschikking en zelfverheffing van een vernieuwend christendom. Leven uit de orde is wat anders dan bezig zijn met theologische experimenten. Terwijl een "Liedboek" op de ene plaats wordt ingevoerd, zijn tijdbewuste mensen al weer bezig om een volgend liederenbundelproject op te starten. Voor 'Jeugdkerken' worden vooral bestaande jeugdige kerkgangers gerekruteerd. Echter zodra een jeugdkerk, na kortere of langere tijd, is verdampt, blijven veel mensen ontredderd, gefrustreerd en vooral kerkelijk dakloos achter. Het eindeloze 'praisen' is niet goed vol te houden voor een normaal mens. Wanneer daarna een nieuwe 'opwekking' start, moeten weer nieuwe kerkgangers gezocht worden in het reservoir van de bestàànde kerk. De geschiedenis herhaalt zich regelmatig. Kennelijk kan het nieuwe 'praisen' toch niet concurreren met de 'rechte lofprijzing' van de kerk der eeuwen. Kennelijk is de oude, bestaande eredienst niet te vervangen. Margarine blijft namaakboter.
Arm volk dat in deze tijd opgejaagd wordt van oord tot oord, verdoofd door die éne zinloze vraag: ben ik wel origineel genoeg? Ben ik modern genoeg? Pluraal genoeg? Gezellig genoeg? Bewogen genoeg? Ootmoedig genoeg? Plooibaar genoeg? Vernieuwingsbewegingen hebben een moeheid en een verdeeldheid gecreëerd, die lijkt op de uitputting van schapen die geen herder hebben. Iets soortgelijks is trouwens bij het aangepaste, missionaire Jodendom van de eerste eeuw reeds bron van ontworteling geweest. Wat dan? De volkeren moeten weer wortelen in hun eigen gekerstende traditie. De liturgie hoeft niet ver gezocht te worden, hoog in de hemel of diep in de afgrond, want het Woord is nabij u, in uw mond en in uw hart. Wij dienen het Woord met zachtmoedigheid te ontvangen, het is bij machte onze zielen zalig te maken.
Van eredienst tot eredienst
De zonde versplintert alle goede banden, maar de Heilige Geest doet, in de eredienst, zien hoe wij de Heere aan onze zijde gekregen hebben om, godvruchtig en met verstand en voorzichtigheid, onze naaste te zien staan. En om ons onbesmet te bewaren van de wereld. Wie het Woord bewaart, die blijft staan, want u hebt grond onder de voeten. Nu ligt het leven voor ons, waarin wij moeiten, vervolgingen bij al het goede dat er is, ontmoeten zullen, samen met allen. Onmogelijke dingen worden mogelijk door Christus Die kracht geeft. Hij zal uw harten en zinnen bewaren, want Hij is het Die de mensen onder Zijn handen bracht in de eredienst en in het verdere onderlinge samenzijn dat er mag wezen. We worden tot onze bestemming gebracht. Geve de Heere ons harten die verenigd zijn om Hem eenparig te vrezen, samen met degenen die God zalig vrezen. Gunstgenoten Gods, vrees Hem voor Wiens aangezicht wij staan. Verwacht Zijn hulp en leiding. Gods leiding begint aan de buitenkant, in de kerstening en het onderwijs van de volkeren. God geve dat ieder de eredienst mag verstaan, zowel gezamenlijk alsook naar elks persoonlijke staat en toestand. Alles staat in het licht van wat er van ons verwacht wordt op dit ogenblik waarin de Heere ons rust schenkt door wat de Geest tot de gemeenten zegt. Wij moeten normaal werken om daarna te kunnen rusten, maar wij hebben anderzijds de rust in de Heere nodig om onze taak vervolgens aan te kunnen vatten in vrede en met vreugde.
Orthodoxie
De orde van dienst is één met de ware, betrouwbare orde die geen schepsel zal overtreden. In de orde van dienst weerspiegelt zich hoe wij God dienen van geslacht tot geslacht, gebonden aan Zijn Woord. Wij zoeken Hem niet anders dan als gevolg van Zijn zeggen: Zoekt Mijn aangezicht. Wij laten ons door het Woord leiden in heel de eredienst. Wij spreken uit wat wij gezien hebben van Gods majesteit en van Zijn weldaden. Dit alles doet Hij smaken in de eredienst. Overgelukkig zijn wij, wanneer wij de werkelijke dingen in de eredienst mogen aanschouwen. Wie dit ziet, merkt hoe God hem beschermt in de boze dag. Laten wij op onszelf letten wanneer wij met de gemeente samenkomen, en laat ieder de Heere verwachten, Die ons doet verstaan dat de hongerige ziel bij deze dingen leeft. Gelukkig volk dat zo naar huis gaat wanneer de samenkomst uiteen gaat. God was aan deze plaats; Hij kan alleen als een verterend vuur de God van alle genade zijn. Verzoening door voldoening. Het leven krijgt door behoud verlenging; de Heere zal Zijn volk geleiden tot de dood toe. De zegenbede krijgt gevolgen, want:
Nu stap ik rustig aan;
'k Betreed een effen baan.
Mijn God verhoort nu mijn gebed.
En waar gaat het heen? Wat is de verdere bedoeling?
'k Zal Hem, met blijde klanken,
In Zijn vergaad'ring danken,
Wanneer Zijn gunst mij heeft gered.
Het gaat van eredienst tot eredienst, want de rechte lofprijzing (orthodoxie) zal gaande blijven tot in alle eeuwigheid. Daartoe ging de Heere Zijn volk voor, en dat reeds van eeuwigheid.
Ere zij aan God de Vader en de Zoon en de Heilige Geest. Nu en immer. En van eeuwigheid tot eeuwigheid. Amen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten