DE TROUW VAN GOD
[Schets van een trouwpreek, uitgesproken te Mastenbroek, op donderdag 11 oktober 2007, over Psalm 146 vers 5: “Welgelukzalig is hij, die den God Jakobs tot zijn Hulp heeft, wiens verwachting op den HEERE zijn God is” .]
Wij zijn voor Gods aangezicht bijeen om een man en een vrouw openlijk te bevestigen in het huwelijk. Trouwen is een serieuze zaak, een stap die weloverwogen genomen dient te worden. God brengt man en vrouw samen en Hij bevestigt het verbond van hun huwelijk. Wie het verbond niet serieus neemt onteert de God van het verbond, en doet ook de mens tekort. Voor het huwelijksleven bidden wij om Gods aanwezigheid, Zijn leiding, Zijn vreze, Zijn zegen, Zijn troost, Zijn gebod.
God heeft de mens geschapen, wij kregen van Hem de eeuw in ons hart. Hij verenigt het eeuwige met ons leven. Het eeuwige staat niet los van ons leven. Het is diep in ons gemoed ingeplant, zodat wij in al onze levensgangen onze plaats moeten kennen die wij met ere innemen voor Zijn aangezicht. Wat een hoge eer wordt vandaag aan het bruidspaar bewezen.
Trouwen en vertrouwen vragen onze aandacht. Op wie kun je vertrouwen? Vertrouwen betekent: erop rekenen dat je in geval van nood geholpen wordt. Het gaat je om iemand op wie je kunt terugvallen als het nodig is. De Bijbel noemt het: hulp. God zag dat het niet goed was dat Adam alleen, dat is: zonder hulp bleef. God schiep voor hem geen tweede man maar Hij nam de vrouw uit de man, en toen gaf Hij haar aan Adam. Nu ontvangt de man zijn vrouw, hij kan op haar vertrouwen, hij geeft haar zijn ja-woord, zijn hart, zijn liefde. De man is een koning die zijn vrouw regeert. De vrouw gehoorzaamt haar man, volgt hem na, zij steunt op hem, zij komt hem te hulp, en zij bouwt haar huis met wijsheid, in de vreze Gods. Laten we bij alle dingen Gods Woord zoeken. Gods Geest geve ons een horend hart. Tekst: 'Welgelukzalig is hij, die den God Jakobs tot zijn Hulp heeft, wiens verwachting op den HEERE, zijn God is.'
Psalm 146 spreekt eerst van het vertrouwen op prinsen. Wie zijn dat? Prinsen zijn edelen die graag wat goeds doen voor hun onderdanen. De edelen die hier worden genoemd zijn mensen die graag vrijwillige schenkingen doen. Zij zijn vaak redders in nood. Dit schept een enorm vertrouwen onder de mensen. Denk hierbij maar aan een edelman die een kerkgebouw sticht, een ziekenhuis opricht, een school bouwt, een park aanlegt. Redenen tot dank. We staan versteld van de vrijgevigheid van edelen.
Soms zijn we bang dat we teveel verwachten van elkaar, omdat we iemand zouden overbelasten. We moeten toch allemaal onze grenzen kennen, is het niet? En ook al zou een edel mens tot alles bereid zijn, toch kan de edelste prins niet al zijn plannen voltooien, want hij heeft zijn leven niet in eigen hand. Door de dreiging van de dood kunnen we niet volledig steunen op de bereidwilligheid van een mens. Iemands gezondheid kan een knak oplopen, de kracht vermindert, het vermogen vergaat, het bezit krimpt in, de tijd ontbreekt, het plan loopt stuk, want alles is eindig. Reken dus niet al te vast op welwillende mensen. Het is bitter om te bemerken hoe een goed plan kan stuklopen. Nu zien wij het verschil met wie God tot zijn hulp heeft.
Onze hulp
Een hulp is in de Bijbel iemand die je bijstaat bij een moeilijk werk. Een hulp is iemand die een ander mens van de vloer opricht, omdat die een ongelukkig val heeft gemaakt en niet alleen overeind kan komen. Een hulp is iemand die je in een benarde toestand te hulp komt. Een hulp is iemand die zich plotseling gedraagt als je redder in nood. Een hulp bekleedt een stille ereplaats op de achtergrond. God wordt in de Bijbel aangeduid als Eén van degenen die de gelovigen te hulp komen.
In het mensenleven komen wij allerlei hulpen tegen. Denk maar aan een weldoener, of een borg, of een strandwachter, of gewoon een collega die het werk in de gaten houdt, en die in nood bijspringt. Denk ook aan een assistent, of een bijrijder in een vrachtwagen. Vandaag denken we natuurlijk in het bijzonder aan de hulp die God schiep voor de man, namelijk: de vrouw. Zij bekleedt een ereplaats. Wie de vrouw emancipeert, dus wie haar gelijk maakt aan de man, die verlaagt haar, want die berooft haar wederrechtelijk van haar unieke ereplaats als hulp. Emancipatie is daarom volstrekt tegennatuurlijk.
De figuur van de helper heeft iets edels over zich. De helper is in de Bijbel niet iemand die je steeds voor de voeten loopt, maar hij is iemand die zich bescheiden, doch oplettend, gewillig en vrijgevig opstelt op de achtergrond, maar die zodra het nodig is direct te hulp komt. Ik denk bij voorbeeld aan een ouderloos gezin van jonge kinderen die samen een boerderij hadden te verzorgen. Hoe moesten zij verder nadat hun beide ouders jong stierven? Toen stelde een ver familielid zich beschikbaar, niet om de leiding over te nemen, want dat moesten de kinderen zelf proberen, maar om als het nodig is te helpen. De jonge kinderen wisten: wij kunnen in geval van nood een beroep op de helper doen. Welnu, dat is de Bijbelse aanduiding voor: hulp.
Een hulp neemt je nooit je verantwoordelijkheid af. Het wanstaltige kerkendom van onze dagen vergist zich dus omdat zij zich op ijdel vertrouwen beroemen. Zij laten zich moeiteloos beroven van het oude erfdeel en van de vastigheden, daarom voelen zij geen nood, en kennen zijn ook geen helper die hen bij het oude leven moet bewaren, en bij het oude geloof, en de oude eerbied.
Soms roepen mensen dat God onmisbaar is, maar als het er op aan komt, vertrouwen zij Hem niet. Of soms roepen mensen dat God een helper is, maar als er moeiten komen in het leven verlaten zij hun post. Als we niet van liefde weten, dan is er ook geen geloof en hoop. Wie echter door genade de God van Jakob aanroept, zal volharden. Wie bidt moet ook blijven toezien op wat de Heere doet, en wat Hij voor antwoord geeft. Het is nodig om Hem nader te leren kennen, Wie Hij is.
God is onmisbaar, want het mensenhart zal zonder Hem onvervuld blijven. Het mensenhart vraagt naar zekerheid. Het ene nodige is: God te kennen en op Hem te bouwen, opdat u van Hem alles zult kunnen verwachten zonder ooit teleurgesteld te worden.
Nu zien wij hoe groot het verschil is tussen het werk van mensen en Gods werk. De dood is een gevolg van de zonde, en het hangt samen met verval in de gezinnen, in de dorpen en steden. Doordat wij ons van God hebben verwijderd, is het vertrouwen op Hem wat vreemds geworden in onze misvatting. Van deze kwaal zijn zelfs de begenadigde kinderen Gods, de geroepen heiligen, in dit leven nog niet volkomen verlost. Daarom moeten zij hun geluk dieper leren verstaan door de krachtige woorden van de tekst.
Onze verwachting
Het bijbelse woord verwachting geeft aan wat de gelovigen aan God hebben. Verwachten betekent hier: nauwkeurig betrachten, of: aandachtig gadeslaan. Het betekent dat een mens overgelukkig is, die nauwkeurig op God let. Je moet aandachtig kijken naar wat God doet, bij wijze van spreken net zo aandachtig als een arts een wond 'bestudeert'. Zijn er tekenen van genezing aan de wond te zien? Wat doet de wond? Welke werking valt erin te bespeuren? Zo zouden wij God moeten verwachten. Verwachten betekent niet: puur afstandelijk erop rekenen dat God ons dingen geeft die wij graag willen. Integendeel: verwachten is een hartezaak, een hoopvolle verwachting. Het veronderstelt een levende verbondenheid aan God in nood. Het veronderstelt een twistgeding. Het veronderstelt dat wij met Christus zijn ondergegaan en opgekomen. Het veronderstelt dat Hij ons bij Zich nam, om Zijn goedertierenheid over ons uit te breiden om Christus' wil. Het betekent dat we ons heil in God gevonden hebben. Wie Hem niet kent, verwacht Hem niet met lijdzaamheid.
Verwachten is dus iets heel anders dan lijdelijk afwachten. Een gelovige is vol verlangen om te weten te komen: Hoe reageert de Heere? Dit heeft een solide basis, voelt de onderwezen ziel, daarom vraagt hij ook aan de Heere: Laat uw toezeggingen (beloften) mij ondersteunen, dat ik niet beschaamd word over mijn hoop.
De dichter verstond het heilgeheim dat God aan Zijn vrienden bekend maakt. Welgelukzalig is de mens die onderwezen wordt, en die het geheim kent van een hemels huwelijksaanzoek. Wat is het ongelukkig om God niet tot hulp te hebben, geen uitreddingen te verwachten, niet door het geloof zich op te offeren, en niet het betere leven te verwachten door de opstandingskracht van Christus.
Wanneer er een verwachtend, toeziend leven gevonden wordt, dan gaat het goed. Dit stijgt uit boven het geluk. Het is zo oneindig groot om uit Gods hand te leven door genade. In de beoefening is de mens dan tegelijkertijd een bevoorrechte en een onwaardige naar eigen inschatting. Wie Gods hulp verwacht komt niet beschaamd uit, want hij ziet dat God voldaan is met hem.
Er is maar één plaats waar hulp te verwachten is voor de wereld, en dat is waar God hulp besteld heeft bij een Held, Zijn eigen Zoon. Wat wordt die plek dierbaar voor de verlorene die daar in het geloof komt. Maar wat een raadsel dat we ook weer spoedig kunnen afdwalen van Hem. Dan zoeken we onze steun overal, en worden teleurgesteld, en we keren niet snel op onze schreden terug naar huis. Wat moet God door de bediening van Zijn Geest en Woord ons dan weer tegenkomen.
Welk geneesmiddel is er om het ongeloof en de verdorvenheid te genezen en te overwinnen? Het is de zekerheid van de hulp van Jakobs God. Wie lust heeft tot het goede leven, moet gaan in de welgebaande weg. De voorgegeven weg tot het leven is de weg van het offer, de eerbied, de vreze, het verbond, het Godgeheiligde volk, de gemeenschap, het gruis van Sion, het profetische Woord. Dit maakt deel uit van het leven van echtparen en gezinnen, van landen en volken, van mensen en beesten.
Het echte vertrouwen betekent dat mensen in geval van nood kunnen rekenen op degene die zij vertrouwen. In een vertrouwensrelatie behoeft er op een crisismoment niet eerst nog in grote haast een kunstmatig geloofsvertrouwen gekweekt te worden. De band is er al, en je kunt op hulp rekenen, betekent het. De band moet samenhouden, zoals alle dingen moeten werken naar hun aard. Wat betekent dit voor onze onderlinge verhouding?
Vertrouwen houdt in: iemand biedt stil en op de achtergrond: zekerheid. Dit komt niet doordat je de ander naar je hand zet, want dan zou de liefde ontbreken. Zonder liefde bestaat er geen vertrouwen. Het wederzijdse vertrouwen heeft een basis in het verbond. Liefde is een wonderlijke ontdekking van de hulp die een man krijgt van de vrouw die hem door God gegeven is. Zonder menselijk vertrouwen is leven onmogelijk. De man zegt tot zijn vrouw dat vele dochters deugdelijk hebben gehandeld, maar dat zij die allen te boven gaat.
Menselijke hulp heeft grenzen, want het aardse leven is niet altijd sterk en is niet blijvend; geliefden falen soms; de uiteindelijke garantie kunnen wij niet van mensen in handen krijgen. Mensen sluiten bij voorbeeld met anderen een zakelijke overeenkomst omdat zij een bankgarantie op zak hebben. Maar als de bank niet meer kan helpen, wat dan? Hoe moet het verder wanneer mensen tekortschieten en hun verwachtingen niet kunnen waarmaken? Dit brengt ons de vraag: Wat moet er worden van ons? Hoe moet het met een mens zonder God? Welgelukzalig, overgelukkig is de mens die God achter alle dingen tot Borg heeft in het huwelijk en daarbuiten.
Dan kan in het huwelijksverbond een man terugvallen op de God van zijn vrouw, en de vrouw kent de God van haar man. Hij is de Eerste, en in Hem is de huwelijksliefde gefundeerd. Dit maakt het huwelijksverbond hecht en sterk.
Blìjft de huwelijksband dan ook steeds goed? De mens die zijn God schandelijk verzaakt en uitbant, wil tegenwoordig dat het huwelijk elke zeven jaar verlengd wordt. In de duistere moderne chaos gaat het met een huwelijk net als met een rijbewijs dat verloopt. De moderne onmens vleit zichzelf met zijn zogenaamde bewuste vrije keuze voor een verbreekbaar huwelijkscontract. Deze gevaarlijke mens waant zich vrij, maar hij kent de liefde niet, hij verwoest het nageslacht, want hij kent de hoop niet, en het offer is hem vreemd.
De moderne staat probeert de gezonde verbanden te ontbinden, daarom tracht de staat grenzenloos te heersen over de huwelijken en over de kinderen die geboren worden. De rechtvaardige heeft het moeilijk, maar de Heere helpt hem. Doch der goddelozen weg zal Hij omkeren.
Hoe komt een mens van zijn dwaalweg af? Ieder die Gods weg bewandelt, leert: Hij had ons eerst lief. We kunnen niet nalaten te bedelen, want buiten het Offer van Christus is er niets wat ons smaakt. Ziende op wat God gegeven heeft, -o als die betere dingen spreken!-, dan wordt het hart vurig gemaakt om te verwachten de dingen die Hij bereid heeft voor degenen die Hem liefhebben.
Onze troost
Terwijl Gods kinderen zich tegenover Hem vernederen, zijn zij toch: welgelukzalig, oftewel: overgelukkig te noemen. Niet de onrechtvaardigen zijn gelukkig. Ten onrechte prijzen zij zichzelf gelukkig met hun sluwheid, brutaliteit, eerzucht, verdeel- en heerspolitiek, valse nederigheid, softheid, neutraliteit, aanpassing en dode berusting, nagebootste zachtmoedigheid, valse bescheidenheid, en voorgeprogrammeerde onzijdigheid.
Het leven wordt voortdurend bedreigd, ieders werk wordt beproefd. Wij worden zelf op de proef gesteld. Welgelukzalig, overgelukkig zijn de mensen die heel hun leven lang het moeten hebben van bijzondere uitreddingen. Het is de hartetaal van Gods heiligen. Als de ervaring later wegebt, en zij zich schamen, dan moeten zij door Gods Geest in de Psalmen het leven der genade weer gaan herkennen. Zij hebben zichzelf tegen, en de mensen tegen. Zij lijken helemaal niet overgelukkig. Zij moeten met God en met ere hun gang maken door dit leven, en zij krijgen het kruis opgelegd. Het komt goed omdat zij niet zichzelf zoeken, maar omdat zij de God van Jakob zoeken. Dit is de ervaring van degene die de God van Jakob tot zijn hulp heeft. God verbindt Zijn troostvolle Woord aan onze plichten, aan onze verbanden, aan onze doop en aan onze levensgang. Het leven is de oefenplaats van de trouw en de vastheid. De duivel haat dit, daarom tracht hij verwarring aan te richten in de gezinnen, de buurten, de scholen, de dorpen en de steden.
Wij mogen niet God algemeen maken, want er staat nadrukkelijk: de God van Jakob. Wie de God van de aartsvader kent, die deelt in de ervaringen van Jakob. Zij moeten de vrede en het verbond zoeken, en zij krijgen bestrijding. Zij moeten de zegen zoeken voor de aarde, en zij krijgen de volkeren tegen zich. Jakob kreeg zelfs God tegen zich. Maar dan gaat de liefde werken, waardoor God Zich laat overwinnen. Zij zullen de aarde beërven, en zij krijgen een beproeving opgelegd. Jakob kon vanwege zijn verwrongen heup zijn eigen omgeving niet meer verlaten, hij werd daardoor dichtbij zijn directe verantwoordelijkheden gehouden. Het geeft rust wanneer een mens een thuis kent. Dat is een zeldzaam voorrecht in onze tijd van uithuizigheid. Jakob kende dit voorrecht, hoewel het huiselijke leed hem niet onbekend bleef.
Zo kon Willem van Oranje in 1574, toen hij zeer bedroefd was door de dood van zijn broers Hendrik en Lodewijk, belijden dat God Zijn gemeente toch beschermt. En al lijkt het niet zo te zijn, dan moeten wij toch weten dat God de Zijnen niet verlaat. De Prins van Oranje verkreeg moed door te zien op de wil van God, op Zijn voorzienigheid, en op het Offer van Zijn Zoon.
In de ontmoeting met God werd Jakobs ziel gered, maar een tijd later verliest hij Jozef, en dan is hij ontroostbaar. Is hìj overgelukkig? Wie tot het volk van de God van Jakob behoren, worden in het leven behouden maar schijnen toch alle hoop verloren te hebben. Hij die God kent als zijn God en als de God der vaderen, die mag ook weten dat God hem in dit leven toch onderhoudt, al schijnt het soms zo te zijn dat Zijn beloften hun vervulling missen. Hoe kan dit? God zendt tegenspoed, maar ook blijft Hij trouw in eeuwigheid aan Zijn verbond. Deze trouw moet u zien staan tegenover de onvoorziene omstandigheden waarin de edelste, vrijgevigste en liefste mens terecht kan komen tot zijn verdriet. Geraken wij verward in onvoorziene omstandigheden, dan voelen wij dat wij tekort schieten in de trouw. Als we onze plannen niet ten uitvoer kunnen brengen, worden we teleurgesteld in het vertrouwen op elkaar. Daarom moeten wij bedenken dat God meer is dan de mensen. Overgelukkig wie houvast heeft.
God laat de verdrukkers -de Ezau's- soms sterk worden. God kan de mens op ons hoofd doen rijden, maar Hij doet ook recht aan de verdrukte, zodat zijn tegenstanders vrede maken met hem. Omdat Jakobs wegen den Heere behaagden, daarom wordt Ezau's hart tevreden gesteld. Het volk van de God van Jakob zoekt zichzelf niet, en dat is een kenmerk van liefde. De liefde komt telkens terug na beproevingen. Hoewel God een honger liet komen in het land Kanaän, zorgt Hij er voor dat een verkochte slaaf, Jozef, tot een redder in nood is in Egypte. Wie God kent ontvangt genade, hulp en kennis - dat Hij achter alles staat. Vanaf welk moment staat God er achter? Om dat te zien moeten wij terug naar de wortel: de schepping van hemel en aarde. Daarom staat God ook aan het einde van de aardse levensbaan, bruidspaar. Jakob wilde met Rachel trouwen, maar het was Gods beleid dat Jakob eerst Lea tot vrouw kreeg. En toch kreeg hij ook Rachel, maar Lea bleef zijn eerste vrouw. Dat zien we ook op het laatst bevestigd. Als Rachel onderweg begraven wordt gaat alles zeer eenvoudig in zijn werk, maar Jakob komt zelf tenslotte in het graf bij Lea. Zelfs het graf is een zegel op het verbond. Zo wordt Jakob in zijn leven vereend met de vrouw die God voor hem bestemd had, en Gods huwelijksbeleid wordt bij hem gevonden tot in het graf.
Zie wat het betekent om de God Jakobs te versmaden. Zie wat het is om Zijn aanbiddelijke voorzienigheid te verachten. Wat moet het dan heerlijk zijn om Hem te kennen in al de Jakobs-wegen, hetzij die aan u al bekend geworden zijn of dat u er nog op moet komen. Het doel van Gods weg is: om te leren strijden tegen verleiding en boze neigingen van de oude mens. Dat we het leven en de vrede zoeken in de weldaden die God bereid heeft door Zichzelf en door Zijn Christus. Zoek deze weg, leer hierop pleiten, tot op de dag van Christus, de dag van de volkomen verlossing.
Nadere toepassing
Welgelukzalig, òvergelukkig zijn degenen voor wie de Heere het wel zal maken. Wij moeten op de Heere zien, en dat vertrouwen moet van Hem komen. Het vertrouwen op Hem is als een voortdurend verlangen naar God, om hulp van Hem te begeren.
Zonder God zijn we ongelukkig. Hoe zien wij op Christus? Zoals een kind zijn vader aankleeft. Niets uit ons, maar al uit Hem, zo gaat het naar Jeruzalem. In de gang van het leven moet de Wet des HEEREN als wet worden erkend en aanvaard, want zonder dit richtsnoer staan de gelovigen niet maar vallen zij. Het menselijke leven is slechts leefbaar wanneer het naar Zijn inzettingen gericht wordt. Dan is er vrede. Vrede betekent in de Bijbel: volkomen gaafheid en soliditeit, er is geen inbreuk op te maken. Het betekent dat het pad des vredes van stap tot stap betrouwbaar is. Wat de gelovigen aan de Heere hebben is onuitsprekelijk. Op onbekende wegen, en als Hij iemands weg ombuigt, is het zo'n wonder dat de Heere nog weer Dezelfde is. Wat komt Hij dan aan ons tekort in de eer die Hem toekomt, en ook in het vertrouwen dat Hij Zelf opwekt en dat Hij verdient. Immers, een gezegend mens acht zichzelf niet waardig dat God onder zijn dak zou inkomen.
Als we iets kennen van Gods hulp, dan leren we dat we niet kunnen bouwen op mensen hoezeer zij ook gezind mogen zijn om als Godvrezenden ernstig te leven, en om hun plichten uit liefde te betrachten. Ook dan is er een grens, want een mens kan niets maken van zijn geloof of met zijn geloof. Integendeel, wanneer we in Gods weg zijn, in Christus, dan moeten we ook leren gaan in het vertrouwen op Zijn voorzienigheid. De Prins van Oranje verklaarde in het jaar 1568, toen hij voor het eerst optrok tegen Alva: "Ik heb besloten mijzelf te stellen in de handen van de Almachtige." Toen ging hij, met God. Wat een tegenslagen waren zijn deel. In 1574 bracht hij naar voren: Al loopt het tegen, zie op Gods werk, en wees verzekerd dat God de Zijnen niet verlaat.
Bruidspaar, jullie hebben elkaar reeds het ja-woord gegeven in het gemeentehuis. Het ja-woord is een bevestiging van een belofte die voor elkaar bestemd is. Ons ja-woord strekt zich niet alleen uit tot elkaar, maar ook naar het Woord dat één geworden is met het leven der mensen. Dit is het vernieuwde goede leven. Bewandel de paden die daarbij behoren. Het is moeilijk om de rechte paden te houden, want er is verval, en onze zonden bederven de dingen. Vraag aan de Heere om rechte wegen voor je voeten, dan opent zich een veilig terrein, want bij Christus is plaats voor degenen die geen plaats waardig zijn. Christus zet je apart en Hij omringt je met Zijn werken en weldaden. De ontfermingen Gods komen op vanuit Jezus' offer. Zoek alles wat je ontbreekt, in Hem. Wat is het erg om Hem te verwerpen en in verkeerde paden voort te snellen in de richting van het verderf. God roept nog verlorenen, om ze op te nemen in Zijn gunst, omwille van de Zoon van Zijn eeuwig welbehagen. Het is zo'n grote rijkdom om het bij God te zoeken, Hem te erkennen, en om door Hem geleerd en geleid te worden, en om in alle onwaardigheid juist niet te kunnen zonder Zijn hulp in Christus.
Jullie zeggen straks weer ja tegen elkaar. Dat hopen jullie uit te spreken voor God en Zijn gemeente. Het ja-woord is de trouw die je betoont tegenover elkaar. Het is het ja-woord voor de Heere. Het ja-woord dat je elkaar geeft is een ja-woord tegenover de Heere Zelf. Wat houdt dit in? Het betekent te erkennen dat wij alle goeds van God verwachten, en het allemaal aan Hem te danken hebben. Als wij God kennen, komen wij met een lege hand en een leeg hart bij Hem. Het ontledigde, verlangende hart dat door God gewillig en levend wordt gemaakt, dat is één grote roep: ja, Heere, doe mij naar Uw Woord. Heere, vervul onze harten, kom bij ons wonen. Heere, kom mijn ongelovigheid te hulp. Doe Gij zo met ons, opdat wij overgelukkig mogen zijn.
Gelukkig zijn wij met elkaar, maar òvergelukkig zijn wij met de Heere. Dat zijn wij dan, al kan er veel moeite zijn, maar toch zijn we overgelukkig in Hem. Hij vult het lege hart dat zat was van zichzelf, van alle rompslomp, en van alle namaakgodsdienst. Gods volmaaktheid moet erin, dan moet het andere eruit bij ons.
Overgelukkig is het om met God verzoend te zijn. Dan verwachten we Gods gunst. Om ons te hulp te komen moet God ons genadig zijn. Niemand bidt in waarheid om gewone, alledaagse hulp, indien hij niet vast gelooft dat God hem welgezind is. Gods gunstgenoten leren wat zij in nood aan hun God hebben met zekerheid. Dat wij allen daarvan iets mogen verstaan, om de Heere te danken in het leven. Leef uit bij de bron. Geloof niet een iedere geest, bied weerstand aan het kwade. Wijs elkaar de weg, bewandel de weg. En wees zo door Hem: overgelukkig.
Amen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten