dinsdag 19 februari 2008

HET SPREKEN VAN DE AARDE

"Wees een zegen" (Genesis 12: 2-b)

In onze moderne Babelcultuur is de aarde vergeten en is de wereld stom geworden: ze spreekt niet meer tot moderne mensen. Het oude Bijbelverhaal van Abram die door God wordt weggeroepen uit Ur, een stad in de oudheid, tekent ons een herkenbaar beeld. Abram - die later Abraham wordt geheten - wordt uit de kunstmatige maatschappij van Ur weggeroepen om naar de aarde terug te keren. Deze aarde verkrijgen we door de zegen. Want alleen gezegende mensen kennen de aarde en bewonen haar.

Wie is Abram? Abram is geen man van 50, maar van 75 jaar. Zijn vader Terah is pas overleden, die was 205. Deze stokoude vader heeft nog zeggenschap gehad over zijn zoon van bijna 75. Immers zij leefden als familie met elkaar in de buurt van Ur der Chaldeeën, een stad in Zuid-Babylonië, het tegenwoordige Irak. Zij leven daar als een grote familie van een vader met getrouwde zonen. En er is ook al een kleinzoon geboren. Maar Abram heeft nog geen kinderen. Al heeft hij een vrouw genaamd Saraï.

Op een dag zegt vader Terah: “Kom, Abram, we gaan het land uit”. Eigenlijk was dat geen plan van Terah zelf, want God had tegen Abram gezegd dat hij naar een ònbekend land moest vertrekken. En dan zie je het mooie, dat die zoon voor wie het duidelijk is geworden dat God hem daar wegriep, - het mooie is dat zijn vader de leiding houdt, want de vader regéért altijd, dat beseft elke rechtvaardige. Dat weet ieder normaal schepsel. De regel van het gezag is eigen aan het leven zelf.

Abram zegt dus niet: Ik geloof God, ìk volg Zijn roepstem, en 't is mijn leven, mijn carrière. Nee, niets van dat alles. Het is dit: de man is begrepen in zijn àfkomst. Dat is heel centraal. En daarom leven ouders bij de dingen die God aan hun kinderen leert. Wanneer bijvoorbeeld een bruidegom en een bruid door God tot elkaar gebracht worden, dan zijn de ouders er om het huwelijk te voltrekken. Ouders dragen iets over, zij bevestigen hun kinderen in het huwelijk. In de stem van de ouders wordt de stem van God herkend. De ouders bevestigen de heilige roepstem die tot hun kinderen is uitgegaan. Zo werkt God.

Wanneer dan zo'n huwelijk in de kerk bevestigd wordt, dan is dat een bevestiging van wat de ouders deden, want ouders staan er niet alleen voor. Het bruidspaar en hun ouders zijn dan samen met het volk verbonden voor Gods aangezicht. Ouders en kinderen staan in de werkelijkheid, en zij dragen het sieraad van de eer, het verbond, de zorg, de liefde en de levensgang. Dit alles staat onder het gebod. In het huwelijksverbond toont zich het meesterschap van de begrenzing. In liefde binden wij ons aan elkaar. De hogere norm is voor het bruidspaar en voor ieder van ons. Elk mens weet dat hij rekening moet houden met wetmatigheid, eerbaarheid, verzoening, beproeving, vereffening, voortgang, doelmatigheid, billijkheid. In deze dingen dienen wij profetisch inzicht te verwerven, priesterlijk en offervaardig te staan in het leven, en koninklijk te handelen. Het offer moet gebracht worden door degenen die de eer dragen. Huisvaders en moeders, mensen van adel, geestelijken, geleerden, boeren en burgers dragen hun eigen kruis tot in Gods handen. In het leven moeten we leren gaan langs de voorgegeven, vaak vergeten, paden. Wij leren dit uit het leven van Abram.

Waarom zou je eigenlijk, zoals Abram, emigreren uit Ur? Was er oorlog, pest of hongersnood? Zocht hij wat anders? Nee, integendeel, Abram zoekt niet, hij zit goed. Er is sprake van stijgende welvaart. Ur der Chaldeeën is een bakermat van de moderne cultuur. Denk maar aan de toren van Babel. Dat gebied is de bakermat van de bureaucratie, dat is het regeersysteem waarmee de absolute welvaartsstaat naar de macht grijpt. De welvaart wordt kunstmatig gestuurd, het leven wordt beheerst door regels, registratie en totale controle. De totaalstaat is de geluksinstantie waar ieder hoog tegenop ziet. Argwaan, ontduiking en beslaglegging zijn aan de orde van de dag. De oude waarden van vrijheid, verbond, taal en collegialiteit zijn vervallen. Iedereen probeert zijn voordeel te halen uit de succesformule van het paternalistische staatsapparaat. De staatsgod regeert door middel van despotie. Duivelswerk neemt toe. De duivel belooft je veel, maar hij geeft niets, want hij neemt ons alles af. We zijn door de zonde der ongehoorzaamheid van God afgevallen en de satan toegevallen. Wat moet er van ons worden zonder Heiland?

In Ur was het burgerplicht om de plaatselijke maangod Sin te aanbidden. Deze eis is zo vreemd niet, want wie je weldoener is, die is ook je meester. Wiens brood men eet, diens woord men spreekt. Wie zijn welvaart meent te danken te hebben aan de goden Gelijkheid en Veiligheid, die merkt dat deze machten dan ook aanbeden willen worden. We offeren er ons leven, onze vrijheid, onze zeden, ons geloof en onze eerbied aan op. We richten ons naar het moderne mensbeeld en we raken daardoor steeds meer mens-af - puur omdat we niet voor God alleen knielen. “Wij Friezen knielen alleen voor God” zeiden de afgevaardigden te Brussel in 1555, toen hun bevolen werd voor heer Karel V te knielen. Wie wel knielen in eigenbelang, die raken steeds meer verweven met de geluksmachine, en wordt afhankelijker van een bindend welvaartssysteem. We experimenteren al een poosje met de staatsverering net als de Romeinen deden, totdat God aan die geciviliseerde heersers de Germaanse trouw deed zien. Het viel de Romeinen op dat bij de Friezen het huwelijk het meest hechte verbond is, en dat het goede gewoonterecht daar meer betekent dan elders het zoveelste decreet van de keizer. Zoals stadhouders en keizers aan vaders en moeders de verschuldigde eer bewijzen, zo zullen vaders en moeders op hun beurt hun kinderen thuis ook eerbied voor God en het gezag bijbrengen in de rechte verhouding. Wie niet voor Gods zaak opkomt is onrechtvaardig. Wie zijn handen aftrekt van het heilige, die onttrekt zich aan de dienst van God, zodat de eer hem ontgaat.

In Ur der Chaldeeën zijn de dingen van hun plaats. Het recht is zoek. Kunstmatige wetten worden uitgevaardigd om de bestaande eeuwige wet te ondermijnen en om het rechtvaardige volk te verbrijzelen. Als alles van zijn plaats is, en wij niet op onze plaats zijn, waar kunnen wij dan op rekenen? Een kind dat van zijn plek loopt, moet er op rekenen dat zijn vader of meester hem terugroept. Naar je plek! Anders zou het wezen dat God ons aan onszelf overlaat, en wat moet er dan van komen? Elk mens is verantwoordelijk in verband met heel de mensheid. Goed beschouwd kon Abram er nooit vreemd van opkijken dat God hem liet merken: Abram, Ik ga jou - en daarmee het hele mensdom- terùgbrengen naar een land.

Abram moet vanuit zijn land, dat onder het dictaat ligt van de welvaartscultuur, naar het land, oftewel: naar de aarde. Naar de vergéten aarde, die door God in den beginne geschapen is. De aarde is in Genesis een gevormde, doelmatige, geordende schepping, waar het recht heerst, waar de voorgegeven levensroute in aanwezig is. Mensen hebben de kwade neiging om de aarde aan haar lot over te laten, en zelf te blijven hangen in de wancultuur van Babel. Wij zijn niet in staat om onszelf daaruit te bevrijden. Daarom moest Abram geroepen worden. Hij moet naar het land toe, want de aarde is niet bestemd voor de ondergang, maar integendeel: de aarde krijgt door een onwederstandelijke roepstem weer een bewoner: Abram. Wat een tere blijdschap is dit prille levensgeluk, wanneer God dit voor ons in de belofte verborgen houdt. Als God iets goeds bestemd heeft voor mensen, dan geeft Hij je ook geduld om er op te wachten.

Allereerst geeft Hij Abram geloof, zodat het hem duidelijk is dat hij moet gaan waarheen hij niet weet. Abram gaat weg uit de welvaartscultuur. Waar moet hij heen? Hij gaat niet naar de armoede, of zo, om God te verzoeken, maar hij wordt gezonden naar de aarde die goed gemaakt is. Dit is geen roekeloos experiment, maar het is een geweldige ontdekking voor Gods volk om te bemerken dat zij God overal voor nodig hebben, en wel allereerst om het goede leven terug te vinden. De aarde is anders zo leeg, en de schepping ligt zo kaal wanneer er geen mensen zijn die een zegen dragen. Het was voor Abram echt niet te gevaarlijk in Ur. Het was ook niet zo dat er daar voor hem geen bestaansbron te vinden is. Maar Abrams vertrek naar het onbekende land is in het belang van het leven, van de aarde, van de ware Godsverering en van alle volken. Vanuit de aarde gezien, moeten we zeggen dat de aarde naar een bewoner snakt. Niet Abram moet land hebben, maar het land moet een bewoner krijgen. De aarde snakt naar mensen, maar de mensen sluiten zichzelf op in een ivoren toren van waanwetenschap, technologie en wancultuur. De aarde is leeg, zij weent om het gemis van zegenende en gezegende mensen. Waar blijven zij? De aarde verlangt naar bedekking, bevolking. We moeten medelijden hebben met een land, wanneer het volk en het vee ontbreken. De man en zijn volk zijn als het ware de vleugels die zich beschermend over de kwetsbare grond uitbreiden. Door goede bewoning wordt de aarde vervrolijkt. Er komt levendigheid, aanbidding, opbouw, waakzaamheid, verzoening, herstel, vrede en liefde in de huizen. Het is God Die hiertoe de kracht verleent. God doet het kruid wachten op de regen, en Hij zorgt dat we Zijn bevel verstaan en doen.

Ons verstand is door de zonde verduisterd geworden, daarom hebben wij in alle dingen de leiding van God nodig in de weg waarin Hij ons wil brengen tot onze bestemming en tot onze redding, op kosten van het offer van Christus, en tot eer van de drieënige God Zelf. Het is zover met ons gekomen dat we vervreemd zijn van de aarde. Zelfs de weg naar de aarde moet ons eerst ààngewezen worden. Als dit gebeurt, dan zal de aarde er wel bij varen, maar dat geldt niet voor alle mensen. Alleen de volkeren die gezegend zullen worden, die de zegen van God in Abram erkennen, en die hem zegenen, het voor Abram opnemen, die zullen alleen gezegend worden. Maar de anderen die hun neus voor Abram zullen optrekken, erven de vloek.

Wie zal er nou begrip opbrengen voor Abrams vertrek uit de welvaartscultuur van Ur der Chaldeeën? Niemand toch? Maar wie begrijpt het dat we, om goed te leven, afstand moeten doen van de zonde, en dat we door God verlost en tot Zijn dienst teruggeroepen moeten worden om te kunnen trouwen, en om te leven en te werken in vrede. Wie kan dat zien? We moeten gered worden, om in het land van bestemming, dat tegelijkertijd het land van oorsprong is, terecht te komen. Om de aarde eer aan te doen! Redding is extra hulp van de hemel, het is hulp van Dezelfde God Die Zijn wetten in ieder mensenhart heeft gelegd. De Tien geboden zij geen wezensvreemde regels van een vreemde instantie, maar het zijn uw eigen regels, want er bestaat niets zonder regel of orde. Er bestaat geen goede regel op aarde, of het is de regel van God en van volk en kerk. Er is geen orde denkbaar die niet Gods eeuwige orde afspiegelt. God laat zien dat je persoonlijke geluk samenvalt met de vrede die voor alles en iedereen volstrekt onbereikbaar is zonder Gods zegen. Onze harten moeten gewillig gemaakt worden om te begrijpen dat God Zijn geboden uit liefde herhaalt. God herhaalt Zijn bevel voor Abrams oren, en daarmee voor de oren van alle volken.

Abram is de geestelijke vader van alle gelovigen. Dat betekent dat alle volken die gezegend zullen worden, God leren kennen en de geloofsweg leren bewandelen. Door het geloof belanden de mensen niet in de gevangenis, maar door het geloof leef je voor het eerst. Nu handel je pas voor het eerst in vrijheid. Daarom spreek je nu tot jezelf: ziel, zwijg stil voor God, spreek Hem niet tegen, want het zal goed zijn wanneer het in ons leven gaat zoals de Heere wil. God blijft dezelfde orde volgen die Hij van het begin geopenbaard heeft aan de mensen. God blijft een God van orde wanneer Hij tot ons spreekt om ons tot zegen te doen zijn.
Abram kreeg het bevel te horen: “Wees een zegen”. Betekent dit bevel voor Abram een òpdracht? Moeten wij dan niet tot zegen zijn voor anderen? Ongetwijfeld zullen getrouwe en godvrezende mensen verlangen om tot zegen te mogen zijn voor elkaar, als man en vrouw, en voor anderen (lezers, studenten, leerlingen, patiënten, volk en kerk). Vast en zeker, maar nu lopen we gevaar om van de tekst af te wijken. Want er staat iets anders, namelijk:

"Ik zal u een groot volk maken, en u zegenen en uw aanzien doen stijgen zodat u een zegen (een en al zegen) zult zijn en een zegenspreuk wordt."

Het bevel van de tekst is dus een belofte. Vergelijk het met het volgende. Wanneer iemand je een cadeau geeft, en tegen je zegt: “wees er blij mee!”, of: “wees tevreden!”, dan betekent het: jij bent blij en tevreden. De oorzaak daarvan ligt namelijk in het cadeau zelf. De zegen ligt dus in de gave en in het bevel zelf.

Wees een zegen! De zegen is de kracht die er is voordat wij ons ergens op bezinnen of ons ergens over beginnen te beraden over wat gunstig voor ons leven zal zijn. De zegen is er voordat mensen zich bekeren, en voordat mensen daadwerkelijk beginnen plannen te maken, te offeren, te oogsten en de balans op te maken. De zegen is: het doelmatige, of: de vangst. De zegen is kwetsbaar, het is iets verborgens dat niet verspild mag worden. We moeten zuinig zijn op de zegen. De zegen is eigenlijk een deel van de aarde, en dat merken wij pas als wij op onze plààts gebracht worden door God. Waar ligt de plaats dan? Abram weet het niet, hij weet wel één ding, en dat is dat hij niet in Ur tot zegen kan zijn. Abram kan niet daar blijven, om daar met de verkregen geloofskennis tot zegen te worden gesteld. Dat gaat niet. Waarom dan niet? Eerst moet Ur der Chaldeeën, evenals andere volken komen tot het uitspreken van de zegen over Abram die in de verachtelijke omstandigheid van veeherder in het land Kanaän in tenten zal wonen, en voort zal trekken van oord tot oord. En dit alles doet hij door het geloof, tot zegen voor anderen. We mogen ons volk dus niet afschrijven, maar het zal alleen goed komen voor wie de zegen op Abram legt.

Moeten alle mensen dan in tenten gaan wonen? Nee, er wordt niet van de volken geëist dat zij verhuizen, maar het zal op de proef gesteld worden hoe zij in hun harten over Abram denken. Hoe staan de volken tegenover Abram? En hoe zal Abrams nageslacht tegenover Abram en de belofte staan? Brengen zij aan Abram de zegen, zoals koning Melchizedek zou doen, of zullen zij Abrams zaad bespotten zoals in het leven van Ismaël droevig tot uiting kwam? Dit stelt ons voor de vraag hoe wij tegenover het werk van Christus staan? Hij ging een eenzame weg. Zegenen wij Hem, geven wij God gelijk? Of verachten wij Zijn geduld? Gezegend worden alleen degenen die in het geloof van Abram delen. De gelovigen zien hoe dat Abram hun voorvader is die voorop gaat in een onbekende weg, om het leven te vinden, het land te zien, gerechtigheid te oefenen, barmhartigheid te betrachten, en de dag van Christus van verre te aanschouwen. Gezegenden - met de zegen van Abram –, wandelt u ook in de voetsporen van Abram.

Hoe wordt de aarde, met al Gods bedoelingen, herontdekt? Laten wij gezegende mensen worden door de zegen te erkènnen in onze vaderen, in ons vaderland, in God de Vader, in de vader der gelovigen, Abram. Gezegende mensen worden tot zegen. Na een gelukkige koop wenst de veehandelaar de boer ''zegen met de centjes'', terwijl de boer dan terugzegt: ''zegen met de beestjes''. De uitgewisselde zegen is één. Dat we de goede dingen die te wachten staan, ontvangen in openheid.

Nu gaat de aarde weer spreken. De stem van God is op het water waarin de aarde bestaat. Laat de aarde onder de indruk komen van de vruchtbaarmakende kracht. Laat het bloed van het verbond spreken. Laat de weg die God met al Zijn volk gaat in het verborgen gekend worden. De zegen is dat de beloften en de bedreigingen van het verbond een stem krijgen. Word een zegenspreuk. Word dit in vrede, verbonden en openheid naar God toe, naar Zijn volk toe en naar elkaar toe. Zo wordt de aarde herontdekt. Zo gaat de aarde weer spreken.

Geen opmerkingen: