zaterdag 14 juli 2007

DE ARMEN

Armen zijn net als iedereen verantwoordelijk zijn voor zichzelf. Armen en rijken mogen niet worden opgehitst tot een klassenstrijd maar dienen beiden te zorgen voor zichzelf en voor elkaar. Wie een handje bijstand wil ontvangen in dit leven, zei Guido Gezelle, die moet dan ook een handje bijstand geven.

Rijken kunnen niet bestaan zonder de hulp van de armen, het is normaal dat de rijken aangewezen zijn op de assistentie van de armen. Het is plicht dat een arme een rijke in alle dingen helpt. Evenwel blijven de rijken verantwoordelijk voor zichzelf. Andersom geldt precies eender dat armen de hulp van de rijken niet kunnen missen, maar armen blijven daarbij eveneens verantwoordelijk voor zichzelf. Zij dienen zelf het gedeelte van de oogst dat op het land van de rijke bleef staan, af te maaien. De armen nemen geen slachtofferrol aan, maar werken om een gedeelte van de vruchten, wat aan de bomen is blijven hangen, in te oogsten.

In de oude wereld leven armen en rijken met elkaar, in trouw. Het genormeerde leven van rijken en armen in hun onderlinge verhouding is door de moderniteit verstoord. De armen zijn in de moderne tijd gemaakt tot mensen in dienst van een verlicht-liberale grootheidswaan. Voor zover er nog stabiliteit bestond bij oude armen en rijken creëert het liberalisme armoede door vrije initiatieven, concurrentie, vrije marktdenken, verbreekbare contracten, reclamezucht, mobiliteit, verveling, brood en spelen, verdoving, zelfbeschikkingsrecht.

Oude armen

Het is voor een conservatief van belang zich niet wijs te laten maken dat de klassieke armoede uitgeroeid kan worden. Wie dat namelijk probeert is bezig om de armen, die arm zijn, in hun bestaan te ontkennen. In de oude wereld werden rijkdom en armoede erkend, net zoals vreugde en droefheid. Het bestaan van de armen behoort tot de orde. Het kwam niet in de gedachten op om de werkelijkheid van de armoede te ontkennen, iedereen had ermee te maken bij zichzelf en anderen. De oude armen stonden niet partijdig tegenover de traditionele rijken, integendeel de armen hadden een innige, natuurlijke band met de gekerstende volksgemeenschap. In het geweten verbonden met het oude gezag beschermden zij vrouwen, kinderen en geestelijken. De oude arme genoot amper lager onderwijs, hij bewoonde een hut, hij leefde echter arm doch in vrede, bij zijn stand. Terwijl het minste gebrek aan hygiëne in de volgepropte wijken van de industriestad dodelijk werd, was het voordien zo dat een oude arme zich zijn hele leven nauwelijks in moderne zin gewassen had en toch oud kon worden.

Armenzorg

De armen zijn de juwelen van de kerk. Gelet op het ambt aller gelovigen is armenzorg niet voorbehouden aan armmeesters of diakenen. Familie, vrienden en buurtgenoten dragen zelfs de eerste verantwoordelijkheid. De bakker die in arme tijden voor broodverdeling zorgt, behoeft geen diaken te zijn om toch voor een rechtvaardige uitdeling kunnen te zorgen ten behoeve van een dorpsgemeenschap. Het schoolkind dat op zaterdagmiddag een pannetje soep wegbrengt naar de oude kinderloze kostersweduwe, neemt deel aan de zorg die op natuurlijke wijze wordt uitgeoefend van geslacht op geslacht. De boer die een warme maaltijd geeft aan een zwerver die voor hem op de deel van de koestal zijn paardentuig heeft gerepareerd, is een rijke die een arme ontmoet. Tijdens langdurige winters waarin geen werk is, wordt in de achterafse buurtschappen onderling gelet op de gezamenlijke welstand, en vindt voedselverdeling plaats door de mensen zelf. De oude armen steunen op traditie, trouw, verbondenheid en Goddelijke bescherming.

Diakenen en armmeesters

De liberale propaganda is zo sterk dat tot op de dag van vandaar de mythe levend gehouden wordt dat de liberale overheid zich de armen wel moest toe-eigenen omdat de kerkelijke armmeesters en diakenen niet voor haar kinderen zorgde. De armenzorg werd direct na de omwenteling van 1796 door de verlichte overheid ontnomen aan de kerk. De kerk was in die tijd arm, maar dit kwam niet alleen door algemene armoede, maar vooral doordat rijke regenten weigerden om de diaconiekas van geld te voorzien, zodat de diakenen en de armen in ernstige verlegenheid kwamen.

In een dorp riep de verlichte schout de diakenen bij zich, en hij beloofde het geld aan de armen te geven op voorwaarde dat de kerk ertoe zou besluiten de armen als kinderen van de kerk los te laten en over te hevelen naar de verlichte staat. Een voorbeeld hiervan staat te lezen in: G. Masmeijer, Uit het grijs verleden naar het heden, (1959), pag. 61v. De armen kwamen niet in opstand tegen de diakenen, maar omdat de kerk zelf verlicht was geworden, waren de armen niet meer bij machte om de verlichte propaganda te doorzien. Dat de arme in de later gepropageerde klassenstrijd zijn bestaan moest gaan afleggen, is een vrucht van radicaal utopisme zonder recht en zonder geloof.

Nieuwe armen

Zodra een verlichte overheid zich met de armen gaat bemoeien, is het mis. De armen worden dan ogenblikkelijk losgemaakt van de kerk, en van hun oude rechten en plichten. De nieuwe armen worden gesteld onder het dictaat van het verlichte zelfbeschikkingsrecht, hun armoede wordt ontdaan van alle godsdienstige waardering. Voortaan heet het dat de mens zelf schuldig is aan zijn armoede doordat hij niet genoeg heeft deelgenomen aan de welvaartsjacht. Ik kan op burgerlijk en kerkelijk terrein momenteel weinig tekenen bespeuren van eerbied voor het grondleggende recht van de armen dat aan alle gewelddadige strijdleuzen voorafgaat.

Nieuwbakken mensenrechten zijn wel in staat om een nieuwe impuls te geven aan de klassenstrijd, maar zijn niet in staat om de uitgemergelde armen rust te brengen. Immers is het recht der armen is niet te organiseren, want het miskende recht om arm te zijn was er al, en dit te kennen geeft rust. Met behulp van woest opzwepende utopie vernietigt de staat het recht om arm te zijn.

Armen en rijken helpen elkaar dan niet meer wederzijds, doch komen tegenover elkaar te staan. In plaats van elkaar te helpen, geduld met elkaar te hebben, elkaar wederzijds het goede te gunnen, verandert het leven in een slagveld waarin mensen elkaar moeten beconcurreren, zodat armen en rijken tegenover elkaar komen te staan om het recht van de sterkste te bewijzen. Het medelijden verdwijnt wederzijds, de eerbied ebt weg. Voor iedereen die zijn oude armoede aflegt, ontstaan tien nieuwe armen in de plaats. Sinds de opkomst van het liberalisme zijn pogingen in het werk gesteld om de armen te mobiliseren. Hun werd een zelfbeschikkingsrecht aangepraat. Verlichte geweldhebbers maakten de armen los van kerk, Oranje en vaderland. De arme handwerksman werd getransformeerd tot onpersoonlijke functionaris in dienst van een machine.

De armen kregen een gouden toekomst voorgespiegeld als zij hun hutten verlieten en zich lieten opnemen als loonarbeiders in de stedelijke massawijken. De nieuwe armen kregen het ideaal voorgeschoteld van de krantenjongen die miljonair werd. Een nieuwe arme wordt onophoudelijk opgejaagd om hogerop te klimmen ten koste van anderen. Binnen het liberale systeem is behoefte aan hoogopgeleide mensen die denken als machines. Doordat de arme geen arme mag zijn, moet hij zich van loonslaaf opwerken tot een hoge positie. Nu moet hij een onzekere kunstmatig geformaliseerde gezagspositie gaan innemen op contractbasis. Voor natuurlijk vaderlijk gezag is geen plaats, zodat de arme die boven zijn stand verheven is geworden, zich dreigt te ontpoppen als een slavendrijver.

Armoede is niet verdwenen maar er is nieuwe massale armoede ontstaan door drankverslaving, kinderarbeid, werkloosheid, eenzaamheid, anonimiteit en geestdodend amusement. Het antwoord hierop bestaat sinds de 19e eeuw in het oprichten van allerlei antiverenigingen, tegen kinderarbeid, tegen alcoholmisbruik, tegen vloeken, tegen prostitutie. Samen met filantropische instellingen lopen deze verenigingen wel aan de leiband van het verlichte systeem, zodat zij niet in staat zijn om de arme tot de goede bestaande oorspronkelijke orde terug te brengen.

Staatsbemoeienis

Terwijl de oude armen de schatten van de kerk waren, ziet de verlichte overheid de armen als een probleem. Dit komt doordat de verlichting het bestaan van de organische werkelijkheid ontkent en dit mondt erin uit dat de verlichte overheid het bestaan van de arme niet wil zien. De arme is allereerst arm. Wie echter het bestaan van de arme ontkent is gedwongen om over de rug van de arme heen zichzelf te verrijken, is het niet in de Nederlanden, dan toch wel in het verre Oost-Europa. De verlichte verzorgingsstaat wordt gaandeweg afgebroken, zodat elk mens gedwongen wordt een verbreekbaar contract sluiten met de bureaucratische controlestaat die als politiestaat fungeert.

Wie als nieuwe arme niet bij machte is om zijn brievenbus te openen bij struik 53-noord in het Vondelpark, en nog minder bij machte om de administratieën, die bestaat niet meer in de ogen van de verlichte overheid. Alleen de staat is vrij om nieuwe armen te creëren en om zich er vervolgens van los te maken.

Keren wij terug naar het begin. Wie heeft het recht om de arme weg te halen uit zijn hutje op de hei, en om hem in een gecontroleerde huurwoning te plaatsen? Alleen de staat mag alles. De arme wordt ingeschakeld, mobiel gemaakt, uitgeschakeld en tenslotte ondergebracht bij een van de gezelligheidsverenigingen, die misschien de naam van kerk draagt. Het moderne kerkendom wordt door de verlichte staat geschaard onder de maatschappijondersteunende verenigingen die privé de spaanders opvegen die door het hakken van de verlichte overheid zijn gevallen. Volgens de Nederlandse minister Donner is de overheid geen barmhartige Samaritaan, en volgens de minister komt er geen overheid in de hemel. Dit is ongerijmd, het zou betekenen dat het verlichte systeem zondeloos is, terwijl de verlichte overheid bepaalt dat anderen de oplossing aandragen voor de gevolgen van ontwrichting die zij zelf in stand houden met behulp van het kerkendom.

Aandeel kerkendom

Het ontstaan van nieuwe armen is niet gebeurd buiten de medeplichtigheid van het nieuwe christendom om. Te denken valt aan Willem de Clercq (1795 - 1844), een bekende figuur uit de begintijd van het liberalisme. Hij was niet alleen voorstander van vrije markt, maar ook aanhanger van de evangelische reveilbeweging. Een gevoelsmens met verlangen naar zuiverheid in de reflexieve geloofservaring, die tegelijk als directielid van de liberale Handelsmaatschappij de industrialisatie van Twente heeft bevorderd. De kerk heeft van haar kant ook serieus gepoogd om de schadelijke gevolgen van telkens nieuwe armoede in te dammen, maar in geen geval is daarbij de wortel van dit kwaad in overweging genomen.

Terwijl het kerkendom rent van de ene actie naar de andere gaat de verlichte karavaan ongestoord verder, hoeveel nieuwe armen er ook door mogen ontstaan. Het kerkendom is mede een deel van het probleem. Krachtens een Wet Maatschappelijke Ondersteuning wordt de kerk gedegradeerd tot een onderhorige maatschappelijke organisatie. Hoewel de overheid de kerk een ''bondgenote'' noemt, is haar plaats die van een slavin in dienst van de ongenormeerde democratische rechtstaat. Dit heeft niets te maken met het gebod, het gewoonterecht en de Goddelijke orde van leven in armoede en rijkdom. Het verschil blijft staan: oude armen zijn er, maar nieuwe armen worden gemaakt.

Geen opmerkingen: