BIJ ENKELE LEERDIENSTEN
Tijdens de leerdiensten in Grafhorst ben ik gekomen tot het derde gedeelte van de twaalf geloofsartikelen die voor een christen nodig zijn. Het wil zeggen dat God er is. Maar ook het geloof is er. Wie een eed aflegt, staat in een verbond, vervolgens handelt hij volgens zijn eed, anders is hij trouweloos en meinedig. Het christelijke geloof is geen 'voorraad' om uit te putten, maar het is onze eigen eed, en die hebben wij te handhaven, met de plicht om te verwerpen alles wat met uw geloof niet overeenkomt. Op dit punt is veel verwarring in deze tijd, omdat mensen een ideologische 'christus' construeren als nieuwe plurale macht waaraan zij het oude geloof onderwèrpen. Sommigen bejubelen de oude geloofsschatten der kerk dan nog, zij lijken ervan te genieten, maar zij handhaven die niet, erger nog: zij maken zichzelf als 'gelovend' individu los van de oude gemeenschap der kerk, en onderwerpen zich aan de willekeurige macht van het moment. Moderne christenen geloven in eindeloos 'brainstormen', en geloven in de mechanische beheersing als 'oplossing' van buitenaf.
Je zult moderne christenen niet horen zeggen dat de Wet en getuigenis er al zijn. Hedendaagse christenen geloven in kunstmatige constructies, en daarom vallen zij snel ten prooi van nieuwe grootmachten van het moment, zoals de plurale wancultuur van thans. Zij stellen de 'oude geloofsschatten' zowel kerkelijk als 'wetenschappelijk' ten dienste van de plurale macht vanwaar cultuur en kerkendom, en keren zichzelf schaamteloos af van de organische geloofswerkelijkheid, van het leven, van het land en van de kerk van ons en onze vaderen, en van het oude vaderland, waar onze geloofseed bij behoort door Gods genade. Laten wij niet half geloven in wat de aangepaste christenen ons opdissen, want de tijden zijn niet veranderd. Het oerchristendom is er onverminderd, God is er, en Hij geeft Zichzelf. De aarde is des HEEREN, daarom is het leven goed. Wij mogen geen vrede hebben met zonde, verraad en verval. Onze plichten blijven op ons rusten, en wij dragen het kruis met vreugde, als droevig zijnde en toch altijd blijde.
God is vlees geworden, de Heilige Geest verbond Zich aan de wereld. Als de volheid daarvan gevoeld wordt, dan gaat de disharmonie in de levensgemeenschap knagen. Het volle Woord van God bestaat uit al de beloften waar de gelovigen naar hijgen, dat zij vervuld mogen worden. In de beloften, dat is: in de Goddelijke Personen en in al hun werken, ligt Gods toezegging. Wie hierop ziet in het geloof die geniet de vreugde van al Gods geboden, en hij voelt gebrek.
Het geloof begint niet met een klein beetje, maar met de Goddelijke overvloed. Terwijl wij midden in de dood liggen, worden wij heengeleid naar de Heere en Zijn weldaden. God heft de hoofden van Zijn volk omhoog, opdat zij Hem zien, en het leven en de volheid ervan. Uit het zien hiervan volgt kennis van het heil, de vergeving en de verlossing door Christus. Wie het gezonde, genormeerde volksleven liefheeft, gaat de geheiligde volksvergadering zoeken waar je de gewenste leiding van de Heilige Geest vindt. Uit het onderzoek van Gods Woord vloeit allerlei zegen voort. De Geest leidt ons uit de wanorde terug naar de onveranderlijke orde. Daar moet het Offer voor gebracht worden, zo wordt Christus dierbaarder. Wanneer de Heilige Geest ons de ogen opent, wordt ons hart gericht op de dingen die ons vernieuwen, gewillig maken, vormen, doorgronden, bewerken, vermanen, vertroosten en bewaren bij de waarheid in Christus.
Bij de behandeling van Zondag 20 uit de Heidelbergse Catechismus dachten we na over: 'De Heilige Geest': 1. Zijn Persoon (Hij is God); 2. Zijn werk (is samengevat: troosten); 3. onze heiligmaking (volharding). Op 10 juni stonden we stil bij Zondag 21, waarbij de puntenindeling alsvolgt verliep: 'De heilige algemene kerk': 1. de vergadering; de omgang; 3. de gezondmaking. Het ging er om hoe Christus Zijn gemeente vergadert, en hoe de Heere met Zijn volk omgaat, ook over hoe wij met elkaar in organisch verband staan, en tenslotte dat het lichaam van Christus wordt gezond gemaakt door de vergeving van zonden ten einde toe. Ook van de heiligmaking en van de heerlijkmaking ontvangt God de eer. Het laatste traject zet hiermee in, en in het geloof wordt de geloofswerkelijkheid over de tijden heen omhelsd, gekend en beleden. Zijn wij uit God geboren, of zonderen wij ons af van de Heere en van degenen die van Hem zijn? Geloven wij direct en zonder uitvluchten, of is de wortel van onze wanorde dat wij niet geloven? Er moet geloofd worden, en dat is concreet (zie Hebreeën 11), anders verzanden mensen in een geloofsdroom. Van dit laatste is onze gevaarlijke tijd vol.
Het bijwonen van de eredienst is geen vrijbrief voor verkeerd gedrag, dat mag duidelijk zijn, maar hieruit mag niemand -anderzijds- de verkeerde gevolgtrekking maken dat wangedrag een vergunning is voor het verzuimen van de eredienst! Dat is immers ongerijmd.
Er bestaat ook nog een andere ongerijmdheid. Wanneer mensen goede, geoorloofde dingen aan anderen verbieden, geven zij aanleiding om het echte kwaad over het hoofd te zien in het leven. Hoe komt dat? Puur omdat het verschil tussen goed en kwaad niet wordt geëerbiedigd en aangehouden. Goed is goed en kwaad is kwaad, en dat blijft zo. Het mag niet voorkomen dat we het recht verdraaien met drogredenen om het goede op aarde te verbieden. Wanneer het absolute niet in tel is, dreigt het gevaar van eigenwilligheid. Hierdoor wordt verwarring en boze wandel niet bestreden maar juist bevorderd. De waarheid is toch eenvoudig dit: er is goed en er is kwaad. Het kwade moet door het goede overwonnen worden. Wie echter het goede kwaad noemt omdat hij het goede niet vertrouwt, toont zich eigenwillig en ongelovig. Wie gelooft dat het goede kwaad kan worden, is geneigd om het goede en geoorloofde op voorhand te verbieden. Wie het goede verbiedt, vergist zich, doch handelt tegen God, tegen het verbond en tegen het leven zelf. Zouden wij het leven gaan haten omdat er in het leven onzinnigheden, zonde en verval te vinden is? Wie het goede tegenstaat krijgt te laat in de gaten dat het kwade intussen bleef doorgroeien. Hierdoor wordt het volk bedreigd en aangetast in zijn eenvoud, zekerheid en ongecompliceerdheid. Het Goddelijke bevel blijft zeker staan: Tot de wet en tot de getuigenis. En dat niemand zichzelf verleide met schone drogredenen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten