dinsdag 15 mei 2007

HET KINDERSPEL

Volgens de geleerde Johan Huizinga is spel de typisch menselijk factor die tot cultuurvorming drijft. Als deze gedachte juist is, betekent het dat cultuurverval te maken heeft met een crisis in het spel. Het blijkt dat telkens nieuwe generaties in het geweten gevormd zijn door zich dichtbij het leven van de volwassenen op te houden. Wie het kind echter opsluit in een kunstmatige kinderwereld, die creëert niet alleen een spelcrisis maar blokkeert tevens de normale voortgang van het volksleven. Raakt het spelen in een crisis, dan heeft dit steevast nadelige betekenis voor de natuur, het verbond en de volkscultuur als geheel. Wanneer kinderen het fantasiespel verleerd hebben, zijn zij ook onbekwaam om zelf ordedragers en cultuurdragers te worden.

Het cultuurverval zet zich voort doordat volwassenen zich verlagen tot vervelende kinderen die zich niet willen gedragen en kleden naar hun leeftijd, geslacht, stand en beroep, of naar omgeving van dorp, streek of stad. Zij weigeren zich te richten naar de gang van het leven. Doordat volwassenen zich isoleren in een eigen wereldje, blijven kinderen onrijp.

Kinderleven

De kinderleeftijd is bij uitstek de speelleeftijd. Spelen is niet zinloos, diepe ernst ligt er in voor kinderen. Er ligt een les in voor de Europese cultuur. Kinderspel kan heel verschillend verlopen. Soms heb je er geen kind aan, een andere keer ontstaat onenigheid omdat een deel van de speelkameraden niet mee wil doen. Ontbreekt de betrokkenheid, dan ontstaat een sfeer van onvrede, het lijken wel jongeren die rondhangen, hang- of zitjongeren. Dit is wangedrag, want normaal gesproken zijn kinderen vol van wat zij zien en beleven. In oude tijden speelden kinderen niet ergens achteraf op een steriele speelplaats, maar midden in het publieke leven.

Christus zag in het fantasiespel een diepe betekenis voor het volksleven. Hij stelde dit eens aan de orde door middel van een retorische vraag: "Doch waarbij zal Ik dit geslacht vergelijken? Het is gelijk den kinderkens, die op de markten zitten en hun gezellen toeroepen" (Matt. 11: 16-19). Het marktplein is de plaats waar de grote gebeurtenissen van trouwen en begraven zich afspelen. Het is normaal dat kinderen in hun spel doen alsof zij volwassenen zijn. Voorheen speelden kinderen in ons land vaker op de marktpleinen, brinken, kerkhoven en in de open kerkgebouwen. De afstand tussen fantasie en werkelijkheid was minimaal. Kinderen stonden graag te kijken bij het werk van een boer, een bouwvakker, een kunstschilder, een wagenmaker, een landarbeider, een hovenier, een beul, een houthakker. Kinderen doen de stem na van een burgemeester, officier, geestelijke of aanzegger.

Realiteit

Wij kunnen de spelcrisis als volgt omschrijven. Op het marktplein zitten twéé groepen tegenover elkaar: de aanvoerders in het spel en degenen die mee zouden doen, maar blijkbaar niet willen. Zij weigeren niet uitdrukkelijk, maar zij hullen zich in een sfeer van verveling, ledigheid en verdoving.

Kinderspel is op zichzelf niet eenvoudig, er ontstaat gemakkelijk een moeilijkheid bij het volgen van de spelregels, maar dit wordt overwonnen door de gezamenlijke betrokkenheid. Jongens spelen bij voorbeeld soldaatje. Wie dan niet goed meedoet krijgt te horen: 'Hé, jij mag niet doorlopen want jij bent geschoten.' Of meisjes spelen voor moeder en kind. Kinderen herinneren elkaar aan hun rol: “Hé, dan moet jij ook echt kind zijn.” Wie zich aan de regels houdt wordt door het fantasiespel gevòrmd, want in het kinderspel schuilt hoge ernst. Evenmin als een volwassene de ernst van zijn taak wegwuift, net zo min blaast een kind zijn spel van zich af, omdat het levende realiteit is.

Start

Een goed spel kan worden gestart door middel van een lied waar mensen zich naar richten. Kinderen leren spelenderwijs door middel van versjes. Een goed spel kan immers alleen bestaan wanneer er door ieder goed wordt méégedaan. Dan wordt er gereageerd op het lied in de praktijk. Het gaat om onze verhouding tot het aloude scheppingswoord. Het eerste woord is ons gegeven om het na te spreken, de eerste gedachte is ons aangereikt om erover na te denken.

Wat geldt voor spelen is ook van toepassing op werken. Het regelmatige geluid van de breeuwhamers is een lied uit de handen van de scheepstimmerlui. Niet wie zich door kakofonie laat verdoven, maar integendeel wie bij zijn werk zingt, die houdt koers. Een vaderlands lied is van nut voor het Nederlanderschap, om het goede te zoeken voor vrouw, kind, vriend, volk en kerk. Een schooldag of feestdag wordt begonnen met het Wilhelmus, onze nationale psalm. De rustdag wordt gewijd met psalmgezang. Het lied zet de goede toon voor heel het leven. Het lied bewaart de eenheid in de familie, de vriendenkring, de buurt, de gemeente, het leger, de kring van vakgenoten, rechters, ambtgenoten en collega's.

Wij maken het lied niet, maar wij leven eruit en wij volgen het na in ons doen. Het lied is van oorsprong het juichende antwoord van engelen op het Woord dat God sprak in de scheppingsmorgenstond. Het lied wordt ons voorgezongen, en wij paren onze stem met die van het oude volk, de ordedragers, de engelen, de belijders, de opzieners, de strijders, de martelaren. Wie hierin nalatig is verbreekt de orde, negeert het leven, de vreugde, de dood en het leed in de werkelijkheid.

Crises

Het fantasiespel dat tot cultuurbehoud leidt, is gericht op leven en dood. Spelende kinderen doen graag openbare gebeurtenissen na, zoals bruiloft en begrafenis. De crises in het spel dienen zich als volgt aan:

a. Bij bruiloftje spelen. Kinderen spreken af: jij bent de bruid. Zij zoeken een stuk vitrage op en kleden haar ermee. De anderen zullen bruiloftsgasten zijn. Om vrolijkheid te maken voor het bruidspaar begint een kind een vrolijke wijs fluiten, zodat de andere kinderen erbij kunnen zingen en springen, net zoals de grote mensen in Israël doen. Zo zou het moeten gaan, maar de gasten weigerden om mee te doen, het spel mislukte. De één draaide zich om, een ander vindt er niets aan, een derde bederft het, een vierde staat alleen maar toe te kijken, een vijfde keurt alles af. De kinderen die de leiding hadden in het spel stellen voor om een ànder spel te beginnen.

b. Bij begrafenisje spelen wordt opnieuw geprobeerd om iedereen méé te krijgen. Er worden nu droevige wijsjes gefloten, zoals grote mensen bij een begrafenis gewend zijn, met klaagvrouwen, die verstand van kermen hebben, zodat al de genodigden gaan wenen. Kinderen werden voorheen minder weggehouden van begrafenissen. Dat zij onder de indruk waren gekomen, zou uit hun spel moeten blijken. Het viel tegen, want enkele kinderen gingen wel de wijs van een klaaglied fluiten, maar de anderen voegden zich er niet naar, er werden geen wenende mensen nagedaan, de tranen bleven geheel achterwege. Bij een begrafenis behoort ontzag aanwezig te zijn. Met een schoolreis kwamen we eind jaren '60 op een oorlogskerkhof Margraten, wij fluisterden daar stil, maar de beheerders lachten om onze klas, want zij vonden dat wij moesten doen alsof hier niets bijzonders aan de orde is. Het is in de moderne tijd een schande om zich te richten naar het gebod, de orde en de inzettingen. Hoewel de moderne mens een nomade is die niet weet wie hij is, probeert hij door de orde te negeren zichzelf te worden. De wancultuur die hierdoor ontstaat, blijkt bij voorbeeld wanneer een bromfietser weigert te stoppen bij een passerende begrafenisstoet.

Evaluatie

De kinderen die telkens het spel bedacht hadden reageerden op het laatst wanhopig. Ze gingen zitten en keken elkaar verwijtend aan, want degenen die niet mee wilden doen zijn nare, vervelende nietsnutten, die hun kansen voorbij hebben laten gaan. Kinderen worden pas in het geweten gevormd door aanwezig te zijn bij de grote openbare gebeurtenissen in het leven. Uit hun fantasiespel blijkt dat zij bezig zijn zich te laten invoegen in de orde van het bestaan. Zodoende maken zij zichzelf de cultuur eigen die ook a priori hun eigen leven is vanuit natuur en schepping. Cultuur staat niet onder het beheer van cultuurdeskundigen. Cultuur is niet iets kunstmatigs in de marge van het bestaan, maar is het leven zelf, gebonden aan het christendom. Hangerige kinderen die niet spelen willen, maar die geestdodend bezig zijn, vormen een signaal van cultuurverval en teloorgang van de wijsheid die op aarde gevonden wordt en die van boven is.

De kinderen van de moderniteit willen rondhangen, is te vrezen. Nee, ze willen niet hangen aan een polsstok, maar willen alleen doelloos rondhangen, verkeerde dingen bedenken, en uitproberen hoever je kunt gaan om Gods geboden te overtreden. Vorig jaar merkten we aan Zwitserse mensen dat zij niet kunnen snappen waarom sommige Nederlanders er plezier in hebben om uit te proberen hoe ver je kunt gaan om regels te overtreden zonder gepakt te worden. Wij kregen de twijfelachtige reputatie van een christendom zonder wet.

Res publica

Dat kinderen in hun spel de volwassenen willen nadoen, is normaal want er bestaat geen generatiekloof. De kinderen maken zich spelenderwijs tot deelgenoten van hun eigen cultuur. Door het spel leren zij niet iets vreemds, daarom is verval van het authentieke kinderspel volstrekt abnormaal en tegen de natuur van het kind zelf. Het kind volgt spelenderwijs het goede voorbeeld na. Wanneer kinderen zich niet willen richten naar het voorbeeld van hun speelkameraden, dan onteren zij de traditie, het land, de eer, het beroep, de verbondenheid en de begrenzing.

Kinderen kunnen alleen echte mensen nadoen. Het is ondenkbaar dat een kind voor manager of functionaris speelt. Kinderen kennen niet de vernietiging van de menselijke persoon, maar zij wachten het heil van de heiliging van het leven door middel van het spel. Door de volwassenen na te doen, komen de kinderen tot hun eigen bestemming.

Zorgwekkend is het wanneer kinderen niet meer van hun speelgenoten kunnen leren, omdat er geen speelkameraden zijn overgebleven vanwege de verbrokkeling en individualisering. Het ontbreken van voorbeeldgevende volwassenen maakt kinderen onrijper en ongeschikter. Zonder God en zonder naaste kan het kind geen zelfvertrouwen zich eigen maken. In een wereld waarin de grijze muizen gaan domineren, heeft het kinderspel weinig toekomst. Het spel droogt uit als de volwassenen zich hebben onttrokken uit het publieke leven, uit de res publica.

Fantasieloosheid

Wij zijn niet bestemd om ons te misdragen als kleurloze mensen van het veilige midden. Aangepaste, middelmatige mensen pantseren hun hart, sluiten zich af, stemmen niet in met de vreugde van de Wet, interesseren zich niet voor andermans vreugde, nood en dood. Een traag en moeizaam leven wil niet blij of bedroefd gemaakt worden. Echter gewenning aan het vreugdeloze en afgevlakte veroorzaakt dat ledigheid ten onrechte als realiteit wordt gezien.

Ten gevolge van de teloorgang van het fantasiespel verwijdert de nieuwe generatie zich verraderlijk van zijn eigen wortels, bestaan en verleden. Nu begrijpen wij dat de oude psalmen uit de mode raken, ook de oude vaderlandse liederen heten daarom tegenwoordig gevaarlijk. Er moeten nieuwe liederenbundels komen met nietszeggende frasen, en moeten nieuwe, lege liedjes aan de kinderen geleerd worden ter bevordering van een veilige neutraliteit die alleen door middel van kleurloosheid en fantasieloosheid te bereiken schijnt.

De mensheid is tot vrijheid geroepen, maar verkiest de slavernij. Daarom handelen zij niet naar de bedoelingen van de ware vrijheidsliederen in al hun variaties. Dit geslacht leent het oor nu aan dirigisme en mechanische beheersing van buitenaf. Echter wie dat vertrouwt, moet zijn oor wel ogenblikkelijk afwenden van de wet en de getuigenis. Het fantasiespel staat haaks op de utopie van de maakbare toekomst der maatschappijvernieuwers. Het fantasiespel dreigt te worden verdrongen door zielloze digitale spelen waarin de programmamakers de spelende kinderen opzadelen met een namaakorde.

Geen opmerkingen: