zondag 29 april 2007

DAVID EN GOLIATH

[Enkele fragmenten van een catechismuspreek uit Zondag 7, gehouden te Grafhorst op zondag 31 december 2006, v.m.]

Tekst: 1 Samuël 17: 42 - 58, in verband met Zondag 7 van de Heidelbergse Catechismus.

Twee legers. De catechismus vraagt of alle mensen zalig worden. Let op, deze vraag vloeit voort uit het eerder beleden feit dat Christus Middelaar is van God en mens. Worden daarom alle mensen zalig omdat God Zich heeft verenigd met de menselijke natuur? Nee, maar alleen degenen die ook van hun kant echt bij Hem behoren, zullen tot Hem komen en zien dat Hij hun beloofde Zaligmaker is; zij zijn in hope zalig doordat zij in Hem begrepen zijn. De catechismus noemt dit inlijving. De soldaten die tot het leger behoren, gelden als ingelijfde eedgenoten, zij delen in hetzelfde lot, onder de overste Leidsman Jezus Christus. Maar het leger dat tegenover Christus staat, wil niet geloven, en zij zullen verdoemd worden. Reeds zijn zij veroordeeld, terwijl zij deze wereld gelijkvormig blijven. Zij zullen niet door God aangenomen worden omwille van de enige Middelaar.

Afkomst. Er is en blijft een tweedeling onder de mensen, hoewel zij allen verdoemd zijn, en hoewel alle mensen toch weten dat God is, ja, zelfs de duivelen geloven, en zij sidderen, maar worden niet gered. Of u siddert voor God is niet de belangrijkste vraag, er is iets anders bepalend. Aan de oneindige kracht van de Middelaar om verlo­ren zondaars te redden bestaat geen twijfel. Maar bepalend is of mensen bij Hem behoren, en met Hem uit God geboren zijn. Onze afkomst is bepalend. Mensen staan aan de kant van hun herkomst, en die bepaal je niet zelf. Maar het blijkt uit verbonden­heid, en dat is het geloof. Onze afkomst blijkt uit de wezenlijke verbondenheid in het geloof tussen u en de Middelaar. Gezegende mensen zijn in Christus ingeplant, hun levensredding is de vrucht van Zijn werk. Wij zien dit aan Goliath en David met zijn volk.

Tweedeling. De tweedeling onder mensen wordt duidelijk voor ogen geschilderd in de tweedeling tussen de Filistijnen en de Israëlieten. David trad op als een middelaar voor zijn volk. Als de Middelaar optreedt, dan is één ding nodig, dat we tot Zijn volk behoren, want Hij redt Zijn volk ten koste van de anderen die niet bij Hem behoren. Wij zien Christus in David. David redt de eer, en hij verslaat Goliath, waarin het verlies van de andere partij openbaar komt. Wie bij de vorst der duisternis behoort, in de dienst der zonde, die staat op eeuwig verlies.

Eigenheid. Wat een geloofstaal is er bij David te horen. Zijn moed en dapperheid waren trouwens niet onbekend onder het volk, maar zij hadden David miskend. Het volk hield niet van moed en kracht, zij zochten de acceptatie en de consensus met de brallende goddelozen, maar dat leidt altijd tot de dood. Het volk doet niets, aarzelt geweldig, maar David twijfelt in het geheel niet. Hij brengt de gelijkheidsleugen van de duivel aan het licht. Israël is niet niks, het staat niet onder macht der religieuzen, maar het heeft een eigen afkomst, het is door God geroepen, het is gevòrmd, het is zichzelf, en het staat daarom tegenover alle anderen. Zalig worden is dat de gelovigen hoopvol mogen zien op David, hij is hun middelaar tegenover de doodsvijand.

Zalig worden. Kijk, je bent als Jood niet dapper, maar je staat er alleen maar bij te kijken, als David Goliath verslaat. Maar nu een vraag. Waar keken de mannen van Israël op dat moment naar? Naar David? Nee, als je bij David behoort, dan kijk je naar je eigen behoud, je eigen verlossing. Dat is het deel van de gelovigen, in het geloof dringt het langzaam tot je door waar het anker van uw ziel ligt. Het is buiten ons, hoewel de zaligheid verworven wordt door een vàn ons. Dit is een wonderlijke ontmoeting.

Pochers. Let ook op de tegenpartij, de Filistijnen. In hun ziet u het voorbeeld van degenen die niet bij Christus behoren, en die Zijn welda­den niet aannemen. Ongelovigen zijn ten diepste pochers, die zelfverzekerd op een afstand staan, zij weten alles al. Nog even tevoren stonden alle Filistijnen te pochen omdat zij hun Goliath zondermeer vertrouwden. Maar nu Goliath (dat is: de duivel) verslagen ligt, nu het te laat is, ontdekken de spotters dat alleen het gesmade leger van de levende God gelukkig is. God werkt door David om Zijn volk van de beloofde redding te verze­keren. Voor pochers is er echter nog een belofte dat God Zijn Geest over hen zal uitgieten. Dit geschiedt wanneer vijanden zich aan de Heere onderwerpen, en met God worden verzoend door de overwinning van Christus, om een plek te krijgen bij het heil dat door Israël heen voor heel de wereld is bestemd. Maar hoe is het heden met ons gesteld?

Inplanting en opname. Tot welk leger behoren wij? Behoren wij bij de strijders David en Diens Zoon en Heere, Christus? Let op, we behoren van huis uit tot een ander leger, dat ten dode opgeschreven is. Zo moeten we gaan behoren bij Christus, in Hem ingelijfd, zoals een soldaat in een leger, en zoals een takje in de stam. Je ziet later nog wel dat die tak vreemd is, maar hij is ingeënt, zuigt sappen en ontvangt kracht, leven, vrucht. Geloof is allereerst: inplanting. De inplanting in Christus is werk van de Heilige Geest; gelukkig maar, anders kwam er niets van ons terecht. Verder, als een takje veel jaren in een vreemde stam staat, dan is hij ermee vergroeid geraakt door de levenssappen die hij uit de stam heeft opgezogen. Geloof is dus ook vergroeid raken met de Heiland, door met de ziel de weldaden van Christus op te nemen.

Drie-eenheid. De sappen uit Christus Die ons leven is, zijn Zijn weldaden. Bovendien ontvangen wij ook de beloften van de Vader en van de Heilige Geest. De Persoon en het werk van de Vader gaan voorop, deze zijn allereerst voor een christen nodig te geloven. Daartoe moedigt Christus de Zijnen ook aan: de Vader zelf heeft u lief. Niet Ik alleen, maar ook Mijn Vader doet dit. Vandaar dat de Zondagen 9 en 10 straks voorop gaan bij alles wat een christen nodig is te geloven.

Incarnatie. Uit de Zondagen 5 en 6 hoorden we dat er een Middelaar gezocht moet worden. Dit was nog niet genoeg, want Bileam wist veel van Hem, maar bleef buiten. We moeten ook zelf deel aan de Middelaar hebben, anders zijn we niet eerlijk aangewezen op en overgegeven aan Zijn werk. De Middelaar werkt voor ons, doch niet zonder band met ons. Hij bemiddelt, doch dit doet Hij niet afstandelijk. Daarom nam Hij ons vlees aan. Dààr ligt de verbinding, want Hij kwam om ons verloren en bedorven leven over te doen, en om te herstellen wat de eerste Adam verdierf. Zoeken wij dààrin vrede met God? Weet u het nog niet? Geeft God Zijn goedkeuring niet aan de geboorte van Jezus? In de Middelaar is onze menselijke natuur verenigd met de Goddelijke, beledigde majesteit. Wie heeft er te vrezen, wiens natuur door God aangenomen is? Als de Heilige Geest ons bij name roept in het Woord, en tot vertrouwen brengt, dan is er eenheid tussen God en mens in de Middelaar. Wie ingelijfd is in Zijn lichaam, die ontvangt een nieuwe naam. Inlijving en aanneming bevorderen verder ook het lichaam in totaliteit, te weten de kerk. Geloof vereent ons met volk, God, kerk en leger.

Ongeloof. Veel mensen dragen de tekenen van Gods verbond, en zijn toch niet gered. Er is geen geloof in de ziel, zij komen niet tot God voor behoud, maar leven voor het hier en nu, voor de tijdgeest en voor de vijand. Alle mensen zijn schepsels van de Heere, er toch is er niet in ieders hart het geloof. Wie zonder geloof tot God komt, komt niet om zijn behoud te verkrijgen, hij neemt dat behoud niet in ontvangst, want hij gelooft God niet. Hij geeft op God geen acht, hij bespot Hem en Zijn volk want zijn onbesneden hart staat aan de zijde der Filistijnen. Ongeloof is ongelooflijk dwaas en tegenstrijdig. Hij slaat geen acht op zulk een zaligheid, de liefde van David wordt door hem voor dwaze hoogmoed versleten.

Wedergeboorte en discipelschap. Het ongeloof komt ook binnen het verbondsvolk tot uiting, bij voorbeeld na de dood van Korach, Dathan en Abiram. Mozes, gij hebt des Heeren volk gedood, klonk het. Gelukkig wie zijn ziel bij het leven niet meer kan houden. Wie het leven zijner hand verliest, voor die is een overwinnende kracht nodig, waardoor dat volk wordt herboren en als discipel in Israël ingelijfd; Psalm 87. Maar wee de mens die zichzelf zoekt. Die sterft vervreemd van God in 's-afgronds donkere nacht.

Fierheid. Let op, David redt geen twee legers, maar hij is het symbool van de kracht van het veelgesmade eigen volk. De slagorden van de levende God krijgen hun redding schijnbaar van buitenaf, van een David die door zijn broers als toeschouwer wordt verdacht. Maar in werkelijkheid komt David voort uit Bethlehem. David stond al bekend als held, hij kleineerde zichzelf allerminst doch kwam voor het twijfelmoedige volk op om het weer de rechte eigenwaarde terug te geven, in het land, op het veld, in het leger, in de zonen der jeugd, in het huwelijk, in het vaderschap, in het ambt, in huis, in de voorraadschuren, in de poort, in de rechtspraak, in de handel, in de eredienst, gebonden aan de vreze des Heeren.

Sions kinderen. Let op dat mensen de neiging hebben om zich te verschuilen achter Abraham, David, Christus, Paulus of Apollos. Wie alleen ijdel roemt in een Middelaar die hij niet liefheeft, houdt Hem op een afstand, maakt zich los van het verbond, en wordt neergeslagen. Maar wie door het geloof kinderen van Abraham zijn, die zullen kinderen van Sion heten, en leden van de kerk der eeuwen. Wordt als levende stenen toegevoegd in Gods tempel. En bouwt uzelf op in het allerheiligste geloof, door de aanschouwing van Zijn majesteit.

Liefelijkheid en majesteit. Bent u een aanschouwer geweest van Zijn majesteit, dan verlangt u de liefelijkheden des Heeren door al uw leven heen te aanschouwen in Zijn tempel, dat is: de plaats van Gods heiligheid in het heden, oftewel: het slagveld, het tweegevecht. Wat moeten wij daar zien? De liefelijkheid des Heeren is te zien in de kracht, de slinger en werpsteentjes van David waarmee hij het volk redt. De majesteit Gods is verborgen in Christus Die het voor Zijn volk opneemt in de ure van de macht der duisternis. Hoe zijn wij hieronder? Zijn wij kunstmatige wereldprincipes nagevolgd, al dat niet voorzien van religieus etiket, of zijn wij werkelijk toeschouwers geweest? Dan bent u zalig. Wij zijn geen principes, verzonnen fabels, vooruitgangsideeën en leuzen nagevolgd, want er is geen overwinnaar boven Christus. Er gaan absoluut geen 'samenbindend' principe uit boven Zijn Koningschap.

Toeschouwers. David kon geen harnas dragen; de Joden moesten in David leren dat God de strijd gaande houdt. De gelovigen zijn bestreden toeschouwers die de onrust in hun eigen hart waarnemen. Het éne moment roemen zij, het volgende ogenblik voelen zij zich kansloos. Christus werd in Zijn Middelaarswerk zelfs verlaten van Zijn discipelen. Niemand van de volken was met Hem. Zij staan van verre, dat is: tegenover Hem. Wie dit ontdekt, bekent, en vraagt: Wat nu? Het antwoord is: Hij! Nu stelt Christus Zich achter degenen die Hem verlaten hadden. Dit is de ervaring dergenen die bij Hem behoren. Bestreden ziel, God heeft u wat te tonen, want gelovigen zijn ten diepste toeschouwers. Maar dan een schouwspel op genade of ongenade, op leven of dood. Christus moest in de wereld komen, omdat onze tranen en angsten ons niet kunnen helpen.

Gelovigen zullen de eersten zijn. Doorgaans hebben wij net als Davids broers geen hoge pet op van een toeschouwer. Doch gelukkig wie in de genadetijd tot toeschouwer wordt gemaakt. De gelovigen stonden aanvankelijk op absoluut verlies. Onze ziel is in onze hand gedurig in gevaar, maar wij zijn gelukkig te prijzen omdat wij het voor het toekijken hebben. Daartoe moeten wij ingewonnen worden voor het geloof. In het geloof geldt echter dat Gods volk, wanneer zij op hun plaats zijn, wel vurig wensen dat zij iets mochten hebben van dat heilige toeschouwen. In alle onrust openbaart zich de heilige rust. Ken de Heere, want je aanschouwt jezelf zalig aan Hem. En wees verzekerd van het heil dat wordt getoond in de liefelijkheden des Heeren, in de eredienst, in de orde van dienst, in het Woord, in het gebod, in het geloof, in het gebed, in de liefde, in het leven, in het ambt, in het vaderschap, in het herderschap, in de sacramenten, in de christelijke symbolische en liturgische geschriften. We beginnen bij het begin van de goede schepping Gods, bij Christus Die de Eersteling is van alle schepselen. Welgelukzalig de mens wiens sterkte in de Heere is.

Ds. H. Oussoren

Geen opmerkingen: