vrijdag 23 februari 2007

HET GEZEGENDE HUWELIJKSVERBOND

[Schets van een preek gehouden te Hattem op 20 december 2006, over Psalm 85 vers 8: "Toon ons Uw goedertierenheid, o HEERE, en geef ons Uw heil".]

Het mag vandaag een hoogtijdag zijn. Het is een dag van het jaar van Gods goedheid 2006, een dag in de genadetijd. Vandaag zal het bruidspaar veel goede wensen ontvangen van al hun geliefden. De eerste wens die nu al aan het begin tot u komt luidt als volgt. Wij wensen u toe: het heil in Christus, dat is in Hem Die het ware heil is van alle mensen. Op aarde leven zoveel mensen, volken, echtpa­ren, maar van allen geldt hetzelfde, dat er voor hun geen heil en geen leven is buiten de Heere.

Kom, laten we aan het begin van het huwelijk nadenken, biddend nadenken hoe wij ons naar Gods bevel zullen gedra­gen. Aan het begin van het huwelijksverbond past ons te bedenken wat er voor het bruidspaar nodig is, om het huwelijksverbond te bevestigen op deze dag. U mag aller­eerst terugzien op de zegen en de bewaring die u ontving, zodat u deze dag beleeft. Huwelijken hebben met allerlei tegenkanting te maken in deze tijd. Goddelozen vragen zich brutaalweg af of het huwelijk zal ophouden te bestaan. Of zal het geheel verdraaid worden? Naar onszelf komt de vraag toe: is er toekomst als het verbond zo verbroken ligt? Verstaan wij dat wij als verbondsbrekers geboren zijn geworden?

Een hartelijk gebed

De tekst raakt de toestand van het volk Israël na hun terugkeer uit Babel. Dat was een blijde tijd. Er is weer hoop voor het mensenleven, het volksleven en het huwelijksleven. Israël beleeft hoopvolle dagen na de lange, bange tijd. Hoopgevende tekenen zijn: dat God Zijn verbond handhaaft, dat Hij het offer weer van hun hand aanneemt. Hoopvol is het herstel van de eredienst, de aanbidding, het herstel van het gezag, economisch herstel, verbetering van de handel, nieuwe trouwplannen. Kortom: welzijn, veiligheid en voorspoed. Een teken van Gods bemoeienis is bij het volk waar te nemen in hun gebed, in hun toewending tot God.

Hoe spreekt het volk zich uit bij monde van deze psalmist? De onbekende psalmdichter kent blijk­baar de geschiedenis, en deze houdt haar plaats in het gebedsleven. In onze tijd wordt de geschiedenis vergeten, ons wordt voorgehouden dat wij onszelf probleemoplossend mogen redden, los van de historie. Maar gelukkig wie zich, met toepassing op zichzelf, mede schuldig en verantwoordelijk mag kennen. Dan beroemen we onszelf niet zonder reden. Dan leven we niet los van alles, op goed geluk af. Maar dan leven we bij wat ons geschonken is, te weten: op de plek die we innemen. Tot roem van Gods goedheid is het zeker het vermelden waard dat wij een plek kregen of herkregen om te wonen in vrijheid, verbondenheid en vrede. Maar daarom is ook het gebed gepast: het gebed om een voortdurende zegen. Immers mogen de ontvangen zegeningen ons niet blind maken.

De tekst is een gebed tot de HEERE. De bidder vraagt dat Hij er zelf aan te pas komt, dat Hij ons niet overgeeft. Is er voor dit gebed geen oorzaak? Als we opletten, zijn in ons vaderland tekenen van Gods ongenoegen te vinden. Enkele dingen: de samenhang verzwakt, de samenleving verkilt, het beslag is weg, de banden worden losser, de liefde neemt af. Onderdanigheid heet uit de tijd te zijn, geborgenheid is zoek en ontrouw behoort tot de wanorde van de dag. Dit mag ons niet koud laten. De dichter kon er door genade niet in berusten, hij noemt daarom het verval niet 'iets van deze tijd' wat nu eenmaal zo is. In plaats van zich erbij neer te leggen, roept hij tot de HEERE.

Wat betekent dit voor ons? Laten we hierin de roep tot bekering beluisteren. We ontvingen veel goeds. Alles wat we gekregen hebben, zoals rust, vrede, onderwijs, kennis, ondergrond, het heeft allemaal wel een bedoeling. Het bedoelt ons tot bekering te leiden. Is dat geen voorrecht? Er is wel een schandvlek op de Nederlanden gekomen, maar God wil het volk bewaren, gebruiken en tot zegen stellen. Is het geen eer dat Hij in deze tijden ons volk bouwt door de huwelijken?

Wat hebben de gehuwden nodig? Mensen zijn in staat om het goede te bederven. Als wij dat doen getuigen de zegeningen tegen ons, doch nu is er: Gods goedertierenheid. Dit is de neerbuigende goedheid van Hem Die onder alle omstandigheden ààngeroepen mag worden. Wij moeten Hem maar veel vrágen. Dat is het rechte begin. Alle moeiten op aarde beginnen met dat we de band met God verbróken hebben. Dat is het tegenovergestelde, wij zijn daardoor besmet met kwaad en geneigd tot verkeerdheid. Wat is het daarom een ding om te horen dat je ziel vrijmoedig tot God mag bidden om Zijn reddende, genezende heil. Gods goedertierenheid beduidt dat Hij voor de Zijnen wil opkomen, door hun te voorzien van alle goeds, het kwade van hen te weren of voor hun bestwil te benutten. Goedertierenheid is: gunst. Tegenover een volk waar geen goedheid en geen heil meer aan besteed is, staat het onwankelbare en onbreekbare heil van God in Christus, vanuit de liefde des Vaders. Heil is: kracht, uitredding, heelheid.

De dichter heeft in zijn leven en vanuit het onderwijs van de voorgeslachten veel bewijzen ontvangen van gunst en uitredding, maar hij is er geringer mee geworden. Terwijl de opgeblazenheid der zorgelozen toeneemt, spoeden de gelovigen zich tot het gebed. De gewijde geschiedenis en de kerkgeschiedenis is vol van mensen die weldaden ontvingen, zoals: vertroostingen, redenen tot dankbaarheid, en een dankende Hogepriester in hun plaats. Wie door de werking van de Heilige Geest ontdekt dat er voor hem plaats is bij de dankende Hogepriester Christus, die wordt in zichzelf arm en behoeftig omdat hij tegelijkertijd leert zien wat hij mist. De gelovigen krijgen door bericht van de hemel inzicht in wat zij zelf missen en wat de Heere aan hun tekort komt. Dit schenkt ons een droefheid naar God. Het gezegende gevolg van deze droefheid is: betering van het hart, en gebed op God aan. Laten wij Hem bidden om een verstandig, dat is: een horend hart.

Een dure plicht

Wij moeten erop toezien dat onze harten niet worden afgekeerd. Laten onze harten gereed zijn om Gods stem te horen. Wij moeten erop toezien dat wij niet nalatig zijn. Nalatigheid betekent in ons aardse leven en in ons huwelijksleven niet te zoeken wat dient tot Zijn eer. Nalatigheid is ook: Zijn verbond, Zijn toewending naar de verloren wereld toe niet te erkennen, en Zijn verbond in het heilig huwelijk niet te onderhouden.

Het aardse leven is vol moeiten en zorgen. Het aardse huwelijksbestaan is eindig, het is voorlopig. Vestig uw hoop op het eeuwige leven, dat God door wegen van oordeel en verlossing heen doet aanbreken. De Heere gebruikt hiertoe soms wegen van beproeving en oefening. God openbaart daarbij een geheim aan degenen die Hem vrezen, want er is bij Hem een schuilplaats. Het geheim van het samen schuilen bij de Heere is, dat in de onmogelijkste omstandigheden de geschikste tijd gelegen is om Hem te verwachten. Als mensen ons tegen zijn, ja, als zelfs de Heere Zich tegen ons wil keren, dan is er op datzelfde moment de welaangename tijd om Gods barmhartigheid én Zijn reddende werk in Christus te verwachten. Wanneer de Heere Zijn slaande hand van ons afwendt, moeten wij niet ophouden om Hem onze aanhankelijkheid te belijden. Het is God Die ons herinnert aan onze beloften, en het past ons om Hem trouw te beloven. Of dit nu al is gebeurd in ons leven, of dan het nog gebeuren moet, het moet ook gedurig bevestigd worden.

De psalmdichter zegt erbij: ik zal horen. Praten gaat gemakkelijker dan luisteren; horen is veel moeilijker dan spreken. Gelukkig is de mens die het mag weten dat de HEERE òòk het geduld werkt, waardoor wij op Zijn antwoorden leren wachten. Wachten doe je als je ergens aanbelt aan een dichte deur. Waar ziet een biddend echtpaar naar uit? Het is: naar wat God de HEERE spreken zal. Maar een ongeloofshouding is die van iemand die ergens aanbelt en meteen hard wegloopt om niets te behoeven zien, horen en krijgen. Ach, hierin heeft Gods volk moeite met zichzelf, met het ongeloof. Maar als er dan de goedertieren Redder is, wat is het een wonder om in Hem te mogen eindigen als mensen aan een einde gekomen zijn met zichzelf. Echter Één blijft getrouw. Zo worden er horende mensen herschapen; er blijven horende zielen over, en deze worden met geestelijke en aardse goederen verzadigd. Lees de Bijbel, dan zult u merken: Één is er Die van ons afwist! God laat dan heden een Woord van Hem tot u komen, Hij zorgt voor alles.

Het kan soms gebeuren dat de Heere niet meteen antwoordt. Als wij lezen, en Schrift met Schrift vergelijken, dan ontdekken wij een rijke verscheidenheid in de Bijbelboeken. Tegelijkertijd komen wij dan de grote lijnen van de leer (het dogma) op het spoor. De leer der kerk is vervat in het Woord en in de belijdenisartikelen van het christelijke geloof, en dat wordt in de christelijke kerk geleerd en verkondigd. Daaruit wordt de stem van God vernomen die ook persoonlijk bedoeld is. Neem hier biddend kennis van. Van onszelf uit zijn we daar doof en blind voor. U moet bij Hem zijn Die tot Zijn volk en tot Zijn gunstgenoten van vrede spreken zal. Hij zal raad geven, voor het eerst of in het vervolg. Denk aan het onderwijs dat Samuël kreeg, denk ook aan Lydia die een geopend hart kreeg om acht te nemen op het Woord.

Wat hebben we reden tot dankzegging omdat de Heere ons niet alleen voor dit leven voedt en onderhoudt, maar ons òòk vernieuwt, om onze hoop te vestigen op datgene wat eeuwig blijft, door het Evangelie. Het Evangelie is alles voor een mens die omkomt met zichzelf en met alles wat buiten de Heere is. Maar dàn die God Die van vrede spreekt; zoveel trouw tegenover zoveel ontrouw. Wat een ding is het om Gods gramschap dubbel verdiend te hebben, en te moeten horen: Hij is onze Vrede. Een straf verdiend te hebben, maar vrede te hebben gekregen die met een kus van het recht is begroet. Dan worden we eenswillend gemaakt met de Heere en hoe Hij met ons kan gaan in de wegen die wij krijgen te gaan.

Als God een mens bekeert, dan kondigt Hij Zijn wil en wet af in de ziel van Zijn onderdaan, en dan hebben zij naar Zijn woorden te horen en te doen. In de weg der heiligmaking leren wij dat onze gangen wankel zijn. God sterkt de gangen van degenen die Hij een gebroken gang doet gaan.

Een goed vooruitzicht

Maar dat zij niet weder tot dwaasheid keren. Wees daarom gevoelig voor de dingen die inbreuk maken op de liefde tot de schepping, tot volk en kerk, tot God en tot elkaar. Heb de goeden lief, heb een afkeer van het boze en hang het goede aan. Waar komt een waakzaam volk, een waakzaam echtpaar vandaan? Bij de kribbe zal een rein volk opkomen uit de wasstede, om de hand te leggen op het Lam. Vrede gevonden in Hem door het vredemakende bloed.

En nu maar moedig waken in de gebeden. De duivel spot met bidders, hij hanteert graag het wapen van de moedeloosheid. Mens, je brengt er niets van terecht. Verwacht niets van God te horen. Daarbij komt dat de bidders zelf ellendig zijn, want zij voelen zich geringer dan al deze weldadigheden van de Heere. Maar om dan ook te zien hoe de Heere toeziet. Heere, waar bent U die psalmen geeft in de nacht? Waar is Hij, Die terugroept tot de Wet en tot de getuigenis? Heere, doe ons opzien tot U Die naar ons uitziet. Daartoe moet onze ziel innerlijk bewerkt worden: Kom, Schepper Geest. Heere, bewaar ons, vernieuw ons. Hierdoor brengen wij het recht tot gelding. Dit behoort er echt bij, want de keerzijde is vreselijk name­lijk wel tot dwaasheid keren.

Tot dwaasheid keren als gezin, als volk, als dorp, is tot smàrt van de HEERE. Wie daarentegen van goedertierenheid en van heil weet, die voelt dat Gods volk niet goedkoop zondigt. Wie van vrede weet, bidt dat er eer woont in de huizen en in het land, zonder dat er van teruggang sprake zal zijn. Het was de Romeinse historieschrijver Tacitus (eind 1e eeuw na Chr.) hier te lande opgevallen dat hij onze voorouders de Germanen niet had horen zeggen dat zedenverval nou eenmaal 'iets van deze tijd' is waar je mee moet leren leven.

We leven in een tijd waarin het leven aan banden wordt gelegd door een grenzenloos groeiend aantal nieuwe regels en bepalingen. In de ondernemerswereld, in de bouw en in het onderwijs, overal treffen we veel voorschriften van staatswege aan. Echter deze overvloed aan regels maken inbreuk op de schepping, de liefde en het leven. De plaats van man, vrouw en kinderen kan niet vast staan zonder verbondenheid aan de grondpatronen van het genormeerde leven. Maakbare en breekbare kunstmatige wetten kunnen de liefde, die bestaat in verbondenheid aan Christus' inzettingen, niet vervangen of verbeteren. Wij mogen ons niet laten imponeren door opgelegde, modieuze verlegenheid, maar wij moeten bekrachtigd worden om niet uit te vallen van onze vastigheid. Het normale staat niet ter discussie. De Romein Tacitus verwonderde zich over de oude trouw, het viel hem op dat hier in de Germaanse landen de ongeschreven goede zeden nog hoger in aanzien staan, dan de geschreven goede wetten in andere gebieden, waar de hoogontwikkelde Romeinse beschaving gevestigd was.

Waar werd oprechter trouw
dan tussen man en vrouw
op aarde ooit gevonden?

Dit staat lijnrecht tegenover de moderne afbraak van huwelijk, gezin, volk en kerk, goede gewoonten, tevredenheid, rechten en plichten.

Wat biedt nu een goed vooruitzicht? Is er behoefte aan nieuwe leuzen? Nee, dat niet, want die dienen vaak om de overgebleven laatste ernst af te breken, en om de laatste taboes weg te nemen. Er is daarentegen behoefte aan leven naar Goddelijke wijsheid, wat ons bevolen is en opgedragen, en waarover we zullen worden geoordeeld eenmaal. Het wonder zal dan zijn dat het horen gediend heeft tot onze redding. Verder is er bewaring nodig geweest om Gods gekenden te doen volharden in de zalige vreze. Paulus zegt: Ik heb het geloof behouden. David vreesde nog door de hand van Saul om te zullen komen. Het gebed moet eens en voorgoed, maar ook gedurig, oprijzen. Doch eenmaal aan het einde van de baan zal de redding definitief zijn. Wanneer God deze redding doet aanbreken, daarom is de Drieënige God in eeuwigheid te eren en te prijzen. Hij zal uw uitgang en ingang bewaren. Ere zij aan God de Vader, en de Zoon en de Heilige Geest, gelijk het was in de beginne, en van eeuwigheid tot eeuwigheid.

Amen.

Geen opmerkingen: