VERVULDE WENSEN
Ik kreeg onlangs enkele kaarten binnen met allerlei kleurrijke afbeeldingen en kostelijke vergezichten, vergezeld met goede wensen. Mogen de wensen in vervulling gaan; dat we met elkaar gesterkt mogen worden. We werden verrast met kaarten uit de Noordelijke- en de Zuidelijke (Franstalige) Nederlanden.
De Zuidelijke erflanden vormen toch ook een deel van de Nederlanden. Ondanks allerlei kunstmatige splitsingen blijft de onderlinge band trekken, vooral wanneer de oude rechten en privileges in gevaar zijn. Wij voelen tevens de band met de oude Duitse natie waarvan wij door keizer Karel V begin 16e eeuw langzaamaan losgeweekt geworden zijn, eerst staatkundig en pas daarna ook kerkelijk. Dit laatste gebeurde doordat zijn zoon hier 'eigen' Nederlandse bisdommen heeft doen ontstaan, zodat wij toen in feite ook kerkelijk afgesplitst zijn (van de Duitse kerk). Het betekende dat wij ook werden vervreemd van de Duitse gebieden in het algemeen. Later zou een Frederik III van de Paltz de invoering van de Heidelbergse Catechismus moeten verantwoorden voor de Rijksdag in 1566. Hij kon niet vervolgd worden, wij echter waren in die tijd in een ijzeren vuist terecht gekomen.
Krachtens familierecht had keizer Karel V de Nederlanden wederrechtelijk als een aparte 'Kreits' (district) onder vreemde, Spaanse heerschappij gebracht. Het oude landrecht moest onderdoen voor het familierecht. Hieruit zien wij dat Karel V de goede, oude middeleeuwse vrijheden vernietigde, om er zijn moderne, absolutistische, persoonlijk macht voor in de plaats te zetten. Zijn doel was om de Nederlanden daarmee tot zijn eigen familiebezit te maken. Dit motief voorspelde niets goeds, wij kwamen onder vreemde heerschappij, allerlei dingen zoals de inquisitie (en later ook de 10e penning) werden wederrechtelijk ingevoerd in deze landen, waardoor later oorlog ontstond. Zoon Filips II vervolgde de ingeslagen weg, hij liet de Nederlandse kerkorganisatie ontstaan, dat was los van Keulen, Osnabrück en Trier. Wij kregen nu een eigen aartsbisschop op 'eigen' grondgebied, in Mechelen. Uiteindelijk is de staat der Nederlanden éérst gecreëerd, en kort daarna volgde het ontstaan van de Nederlandse kerk in die tijd. In deze volgorde. Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat dit alles te maken heeft met het bestaan van de volkskerk. Neerlands bestaande kerk is in de 16e eeuw van binnenuit geprotestantiseerd en gereformeerd. Of calvinisten persoonlijk getalsmatig verre in de minderheid zijn, doet niet ter zake, want de calvinisten zijn volkskerk.
Al lijkt het volk onderling heel verschillend van gedachte te zijn, de kerk betoont nochtans de eenheid van het gekerstende volk, want zij is één in haar oude, onveranderlijke geloofsbelijdenis. Mensen zijn zelf de kerk, en zij zijn gebonden aan de kerk als inzetting tegenover zich. Zo is de kerk het bindmiddel van de natie, wij moeten ook in de paden van de leer onderwezen worden. De volkskerk heeft niet te maken met een zeker getal van mensen, maar met de plaats die zij in werkelijkheid heeft als kerk der eeuwen. Immers is het gekerstende volk zelf kerk. Neerlands kerk is per se volkskerk, evenals het volk een geheiligd volk is, dat wil zeggen: teruggebracht tot de ware eredienst.
Dankdag voor het gewas 2006 viel op de eerste Novemberdag, en het was aan de felle weersomslag goed te merken dat de zomer ten einde is. November begon direct met een hevige noordwesterstorm die veel strepen op de ramen achterliet vanwege het ziltige regenwater vanaf de zee. In het jaar 1570 kregen we op precies dezelfde dag de Allerheiligenvloed die 25.000 slachtoffers heeft gemaakt, vooral in het westen en noorden. De Nederlanden waren destijds in rouw gedompeld, niet alleen vanwege de watervloed maar ook door het bloedvergieten in die tijd, want de 80-jarige oorlog was net begonnen. Allerlei leed bundelde zich dus samen.
Onze vaderen mochten in tegenspoed standvastig blijven, en, volkomen overtuigd van hun eigen onschuld, de zaken biddend neerleggen in Gods handen. Zij waren sterke, beschaafde persoonlijkheden die leefden van de orde, zodat zij zich niet constant behoefden aan te passen. Zij wendden zich niet van het aardse leed af, doch beseften dat hun taak op aarde dringend is. Zouden wij, hun nageslacht, ons dan van de harde voorzienigheid afwenden en, door eigenbelang en groepsbelang, de oude geloofseed en de rechtstaat breken en het gemenebest overlaten in handen van de afgoden en de trouwelozen? Wordt het leven niet beheerst door de eis om onder alle omstandigheden te leven uit de bodem van de beschaving die wordt bepaald door stamverband, eer, geloof, aanbidding, verbond, liefde, vrede en gezag? Behoren wij niet onder alle omstandigheden met God en met ere te leven, toebereid om handelend op te treden, te arbeiden, te lijden en te strijden voor Zijn recht? De vraag te stellen is haar te beantwoorden.
God geeft leven door het oordeel heen, daarom verwachten wij het moment waarop Hij verlossing aan doet breken voor de Nederlanden. De rechtvaardige die de eer vasthoudt en die voor de waarheid strijdt, heeft veel te lijden, hij laat in de ogen van het moderne christendom veel nieuwe (politieke en missionaire) 'kansen' liggen, maar zal te zijner tijd de overhand behouden in het bestaande leven van schepping, gezin, taak en roeping, verbond, belijdenis, volk, en kerk. De belijdenis is geen vrije keuze, maar duidt op een onveranderlijke plicht. Dan zal, achteraf, het danklied rijzen: Standvastig is gebleven mijn hart in tegenspoed.
In de pastorietuin worden we de schoonheid van de wegstervende zomer gewaar. Een merel loopt weg met een sierappeltje. We zien planten die in hun sterven nog opleven, door een stil bloemetje te geven. Terwijl hoge uitgebloeide stengels ineenschrompelen, krijgen kleintjes nog een late kans. Planten die heel de zomer lang in de schaduw stonden, blijken nog volop wakker te zijn. November behoeft maar een milde dag te geven, of er blijkt wel een vergeten stengeltje te zijn dat nog een bloempje in voorraad had. Planten besteden hun laatste krachten, daarin zijn zij onze leermeesters. Het kan zijn dat wij bijna een leven lang gezwegen hebben, doordat wij als het ware in de schaduw leefden. God kan ons ook op een later tijdstip van een roeping doordringen in een ontstane ruimte. De natuur leert ons dat het leven niet georganiseerd kan worden, want de natuur luistert naar het bevel en gehoorzaamt aan haar roeping. Alleen het tegennatuurlijke moet georganiseerd worden, zoals je dit ziet in machtsaanmatiging, ongehoorzaamheid, ontrouw, samenzwering, usurpatie, concurrentie, proletarisering en onverschilligheid. Laat ons hieruit leren onze gaven te besteden naardat wij ontvangen hebben in het tijdelijke aardse bestaan. Vestig uw hoop op herstel dat God door de onmogelijkheid heen bevestigt, naar Zijn Woord. Koester het leven dat niet vergaat, verwacht het loon der gerechtigheid en des geloofs.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten