donderdag 13 januari 2005

GEEN VOLUNTARISME MAAR CONSTITUTIONALISME

De belangrijkste tegenstelling in de actuele politiek is te typeren met die tussen voluntarisme en consititutionalisme. In "De terugkeer van de Republiek" koppelden we het constitutionalisme aan het conservatisme, en wezen we dit conservatisme aan als de weg om de republikeinse ziel van de Hollandse natie te herontdekken. Het verschil tussen deze beide stromingen aangeven - constitutionalisme en voluntarisme - en dit doen in in begrijpelijke woorden is geen kleine opgave. Toch zal ik een poging doen, waarbij ik uiteraard zal toewerken naar een sterke voorkeur voor het constitutionalisme.

Voluntarisme

Bij voluntarisme moet men denken aan de opvatting dat de menselijke wil in alles voorop staat. Wat bij voorbeeld de meerderheid wil is waarheid en is wet. De wil bepaalt wat het verstandigst is. Dus niet andersom; de wil wordt niet bepaald door het verstand. Wat men wil, dat gebeurt. Er is geen grondslag en er is geen onafhankelijke waarheid. Dit is het uitgangspunt van de hedendaagse beleidsmakers. Telkens moet het wiel opnieuw uitgevonden worden. De moderne staatkunde is vol van deze geest. Kerkelijk en maatschappelijk staat de vrije wil centraal. Bij voluntarisme moet u denken aan de scheiding van volk en kerk, aan de vrije kerk-idee, aan de volkssoevereiniteit, aan de neutrale staat, aan samen-op-weg, aan fideïsme, perfectionisme, remonstrantisme en neo-evangelicalisme.

Er is op staatkundig vlak nog een gevaarlijke vorm van voluntarisme, namelijk het theocratisch ideaal. Daarvan lees je telkens bij staatkundig gereformeerden. Een ideaal is het tegenovergestelde van de werkelijkheid. men doet alsof het drievoudig snoer geen werkelijkheid is. Door middel van dit idealisme zal men echter de werkelijkheid als zijnde onverkoopbaar blijven ontkennen. Vervolgens maakt men een gekunstelde nieuwe werkelijkheid die politiek kans maakt bij de revolutionair denkende en doende massa. Men tracht op zijn best door aanvaarding van de vijand deze vijand tot vriend te maken op persoonlijke, individuele, vrijwillige wijze. Plicht en gebod voor allen, daarvan mag niet worden gesproken, want de moderne mens heeft zichzelf onafhankelijk verklaard. Hij doet een knieval voor de revolutionaire grondwet. Hij tast in een deel van de buidel van zijn idealen, grondslagen en beginselpunten, en kijkt welke munt heden ten dage gangbaar lijkt; deze probeert hij in omloop te brengen; andere munten blijven voor de veiligheid in de buidel. Vanuit het oogpunt van politiekcorrectheid stelt hij zich in de nieuwe weg van het gewilde voluntarisme, doch met eigen beginselen op zak. Het bewandelen van deze nieuwe weg moet dan ooit het verlossende woord geldig gaan maken voor de vrije mens. Men zit zo stevig in het pluche dat men domweg ontkent dat er radicale terugkeer moet plaatsvinden.

Constitutionalisme

Echter bij constitutionalisme moeten we denken aan wat voor alles reeds vaststaat. Denk bij voorbeeld aan iets waar het hierbij niet over gaat, maar wat als voorbeeld duidelijkheid verschaft, namelijk de constitutie van een mens. Dat heeft alles te maken met het gestel, met het hele bestaan, met wat vaststaat. Geeft een geneesheer een medicijn, dan houdt hij rekening met deze constitutie van de patiënt, men kan er niet buiten. Welnu, precies eender ligt het met het staatkundige bestel van de natie, de staatkundige en kerkelijke toestand van ons volk, oftewel: onzer landen staat. Dit betreft ons bestaan, onze privileges. Het betekent dat onze grondslag vaststaat. Er is door geen vrije wil iets te veranderen aan de gedoopte natie die wij zijn geworden. Revolutie is ontkenning van wat er voor allen reeds bindend geldt. Niet de vrije wil staat voorop, maar het verbond en de wet van God. Het verbond is bepalend. De God des eeds en des verbonds is het begin.

De grondslag van Nederland ligt in God. Wij worden geregeerd bij Zijn gratie. Zijn Woord geldt voor alles. Alles moet Hem eren. Dit laatste is niet het einddoel (zoals sommige democratische idealisten willen), maar het begin. Daar moet elk bij terugkeren. De theocratie is niet het einddoel, maar het begin, daarom moet de revolutie eerst verlaten worden en afgezworen, de splitsing tussen volk en kerk moet ongedaan worden gemaakt. Voor alles dient terugkeer plaats te vinden naar het drievoudig snoer God, Nederland, Oranje. Of om het anders te zeggen, het gaat om de oude, bestaande vaderlandse zaken Unie, Religie, Militie. Dit zijn stuk voor stuk bestaande aspecten van de werkelijkheid, die theocratisch van aard is. De werkelijkheid is het corpus christianum, dat is het christelijke gemenebest, de gekerstende natie, de historische Republiek der zeven verenigde Nederlanden. Ons volk is een verbondsvolk. Dit betekent: God is het begin en het einde. Buiten God is er alleen maar onheil. Het ontbreken van geloof in God leidt tot alle kwaad.

Het conservatisme is op zichzelf nog niet contrarevolutionair van aard. Hooguit kan het conservatisme een bepaald licht laten schijnen over de bestaande ontwrichting van ons vaderland. Dan kan het ook een middel zijn om het oude Nederland (de Nederlanden) weer te gaan herkennen. De lagen witkalk moeten dus van het oude ondergekalkte "schilderij" af, om de gedoopte natie weer te zien. Dit is nodig tegenover het moordende gelijkheidsbeginsel dat onvrijheid baart voor het leven. Het voluntarisme is de opening voor goddeloze, heidense dictatuur. Het constitutionalisme bepaalt ons bij onze verplichting tegenover de Heere en Zijn volk. Dit is niet het einddoel, maar het begin. Let op dat de revolutionaire grondwet een namaakconstitutie is. Het valse is dat het voluntarisme zichzelf tot "constitutie" verheft, met ontkenning van de werkelijke constitutie.

Geen voluntarisme maar constitutionalisme

Ik heb nu een begin gemaakt met de betekenis van voluntarisme, constitutionalisme en namaakconstitutie. En de hamvraag hierbij is: Moeten christenmensen bereid gevonden worden om in deze tijd hun leven te geven als geus? Leeft dit? Als ik mij niet vergis, dan weegt nu voornamelijk het persoonlijke (geestelijke en lichamelijke) leven, daarna het gezinsleven, vervolgens het verenigingsleven en het kerkelijke leven. Maar waar blijft het landsbelang? Behoeft dat geen gewicht te houden? Kunnen we de Nederlandse zaak opofferen op het altaar van globalisme, personalisme en integratie? Als er in deze eeuw een geus opstaat, krijgt hij al gauw een etiket opgeplakt. Jij bent niet van de partij en daarom moet je opzij, of: jij bent maar een ongeletterde zondaar, of: jij bent mis in je gedachten, of: jij hebt vast te weinig moed, of: te weinig kennis, of: jij bent niet tactisch. Dit kan waar zijn. Zo zijn er honderd etiketten meer.

En ondertussen? Ondertussen gaan wij verder alsof er niets op het spel staat aangaande Gods verbond en het klassieke, volwaardige Nederlanderschap. Partijmensen blijven gewoon bij hun partijpolitiek, men neemt verantwoordelijkheid op zich voor zichzelf en eigen partij, en men hoopt de dans te ontspringen, om uit de huidige nood der tijden goed en voordelig uit te springen, zonder of met compromis. Hier is het partijwezen als zodanig op gericht. Intussen blijft er iets schrijnen, en dat is door de schade die de Nederlandse zaak als zodanig lijdt. Een dringende vraag is: Hoe zit het met onze verantwoordelijkheid als gedoopte Nederlanders?
Keer op keer verheffen mensen hun stem tegen de geest van de tijd, maar zij worden vermoord, of zij worden niet gehoord. Of zij nestelen zich in een politieke partij bij de gratie van de revolutie, en dan houdt het op.

Is hier alles mee gezegd? Maar wie van de geuzen zal ooit een goed voorbeeld gekregen hebben in christenmensen met meer kennis? Door de bank genomen vertonen christenen het beeld van de aanpassing en het compromis. We belijden kinderen van onze tijd te zijn, maar vinden we dat wel erg? Velen zijn bewust gehuwd met de tijdgeest. Is het dan een wonder dat veel kerkmensen in het gunstigste geval met een mond vol tanden staan wanneer het gaat om zaken zoals: het landsbelang, het verbond, het christelijke gemenebest; het oude gezag; de oude bestaande privilegiën, de landsgodsdienst, de oude rechten en vrijheden?

De "winst" van een christelijke verwoesting

Kerkmensen neigen er steeds meer toe om profijt te halen uit revolutionaire staatsgrepen in verleden en heden. Sommigen trachten de Wet gelijke behandeling te benutten om hun rechten te halen, men gelooft praktisch gezien in vrijheid van godsdienst. Ook gereformeerde belijders van de oude stempel zien misschien geen andere weg meer dan om op privé-terrein tegengif te zoeken voor zichzelf, in een persoonlijk geestelijk rustpunt, een gezond kerkelijk leven, een goed gezinsleven. In elk geval, zo dachten en deden veel kerkmensen tot ver na de oorlog. Nog steeds verwacht men veel van de verworven vrijheid van onderwijs en vrijheid van godsdienst. Uit eigenbelang gunt men ook moslims dezelfde rechten, men vreest anders zelf buiten de gelijkheidsrechten gezet te worden. Veel christenen bevorderen zodoende dat ons eigen bestaan aan de verwoesting wordt bloot gesteld. De vrijheid van godsdienst is een schijnvrijheid. Ik behoef niet te spreken van de jongste ontwikkelingen die veel verder gaan, te weten: geloven in harmonie, dialoog, pluralisme, open grenzen, letterlijk en figuurlijk. Evenwel neemt de veiligheid af, zelfs uitwendig. De ontrouw, de angst en de eenzaamheid nemen toe. De wegen nemen een einde.

Hoe verder? Een algemeen gevoelen is toch wel dat we er "samen" uit komen en dat we "samen" Nederland veilig maken door middel van het dragen van een respectarmbandje, het tekenen van een CV-Koers-samenlevingscontract, het samen eten met heidenen en zo meer. Als je als Nederlander maar blijft denken dat het goed gaat, dan gaat het ook goed. Kernpunt: gelijke rechten voor iedereen. Door de leeuw zichzelf te laten zijn, hopen velen dat hij een getemd lammetje zal worden. Heidenen hebben thans het recht om hun totalitaire staat te vestigen en om Gods verbond met Nederland te gronde te richten. Zo staan de zaken er voor. Wat moet een geus verwachten die ter elfder ure uit de verdoving ontwaakt? Zal hij dan alleen maar mensen ontmoeten die voortslapen wanneer heidenen de ene triomf behalen na de andere? Wat te doen als mensen moeten onderduiken? Wat te doen als een minister de afgoden in bescherming neemt onder het mom van het verbod op Godslastering? Wat te doen als een premier vindt dat zelfs de moord op van Gogh een positief gevolg heeft? (Reformatorisch Dagblad d.d. 23 dec. 2004).

Behoeven kerkmensen zich alleen maar voor te bereiden op de tijd dat de heidense dictatuur hier het gezag overneemt, en dat wij als christenen een beetje extra belasting gaan betalen om op privé-terrein geloofsvrijheid te behouden eerst voorlopig. Het ziet er naar uit dat christenen zich zoals altijd zullen aanpassen, totdat ook hun privé-terrein verzwolgen is. Wat moet een geus doen die dit niet kan aanzien? Immers, de liberale massa schijnt het verzet tegen de moslim op te willen geven.

Een geus uit de heffe des volks

Moet een geus uit de heffe des volks zich dan neerleggen bij het feit dat onderlegde kerkmensen hem bij voorbaat op een afstand zullen houden als persoon op zichzelf? Moeten christenmensen voortvaren in hun geestelijke en kerkelijke privé-spoor? Of mogen mensen met genade wel eens laten blijken dat het belang van verbond, gekerstend land en gedoopte natie hun ter harte gaat, in de erkenning dat de Wet en de getuigenis gelden voor ieder? Hoe dit te handhaven?

In de tachtigjarige oorlog ontstond er een geuzenbeweging die geleid c.q. gesteund werd door de Prins van Oranje en door de zeer kleine calvinistische gemeenten in den lande. Men collecteerde zelfs voor het verzet. Voor de zaak van religie en vrijheid. De Gentse predikant Petrus Datheen was onverzettelijk theocratisch, hij beschuldigde de prins wel eens van het loochenen en onteren van God. Doch niemand van het geuzenvolk kon in die dagen zeggen dat calvinisten zich aan de strijd onttrokken. Orthodoxe gereformeerden zagen niet werkloos toe op de rechtsverkrachting en beschadiging van materiële en geestelijke landsbelangen.

Laten we het niet zoeken in partijpolitiek (want dat is een schijnwerkelijkheid). Wat dan? Een levende beweging op de oude, gereformeerde, Hollandse basis kan ook weer verzanden, zegt men, maar dit betekent niet dat het maar beter is om alles over zich heen te laten komen. Wie kan als Nederlander vrede houden als hij ziet hoe de vijand oprukt, daartoe sterk gemaakt door gelijkheidswetten, politiekcorrectheid, scheiding van staat en kerk, aanvaarding van de leugen en bevoorrechting van ongeloof?

Wij verwerpen het religieuze monsterverbond, want wij erkennen alleen het bestaande verbond van God als het fundament van het Nederlanderschap. Zullen hedendaagse door hun eigen liberale groep uitgespuwde geuzen voortaan afgeserveerd worden door middel van etiketten als liberaal, of zullen gefundeerde geuzen merken dat er ook nog andere kerkmensen leven dan alleen de christenen die zich reeds decennialang aanpassen aan de schijnwerkelijkheid?

De vijand en het linkse kerkendom

Ik heb aangegeven dat landsbelang en privé-belangen in deze tijd scherp tegenover elkaar staan, terwijl zij een gehéél zouden moeten vormen. Wij zien dat de vijand profiteert van deze tweespalt in de samenleving.

Heidenen die openlijk bezig zijn om het oude christelijke Europa te verwoesten, doen zonder blikken of blozen een beroep op de Nederlandse rechtsstaat, want zij weten zich gesteund. Ten eerste is de heiden het troetelkind van het “rode” partijwezen in deze dagen. Ten tweede weten heidenen dat zij geen hinder ondervinden van het kerkendom in onze tijd. Binnen het hedendaagse kerkendom wordt weliswaar geprotesteerd tegen grof en bruut atheïsme, maar het kerkelijke leven verzet zich heel zelden tegen de rode macht, integendeel het linkse gedachtegoed heeft het kerkelijke leven doortrokken. In tweeërlei opzicht kan men spreken van de “linkse kerk”; het betekent dat het heersende rode (revolutionaire) maatschappelijke circuit zichzelf tot “kerk” bombardeert. Dit doen “democraten” die ons willen voorschrijven hoe wij denken moeten. Maar het betekent eveneens dat het aangepaste kerkendom ongemerkt een linkse gedachtewereld binnengetreden is. Wat houdt dit in? Daarom willen we deze keer stilstaan bij het linkse georiënteerde kerkendom in zijn volle breedte.

Ten diepste is de natie ontwricht toen de normale verhouding van volk en kerk te gronde ging, dus bij de revolutie van 1796. De kerk werd toen losgemaakt van de staat, zij werd de straat opgestuurd en moest voor zichzelf gaan zorgen. Sindsdien is er een voortgaand proces van ontbinding aanwezig in de samenleving.
Het onontwarbare kerkendomSinds de revolutie heeft de kerk een proces van versplintering en verzwakking doorgemaakt; er is een onontwarbaar kerkendom ontstaan. Dit kerkendom is slachtoffer van de revolutie en is tevens gevaar voor het oude gezag.

Als slachtoffer ontbeert de kerk krachtige bescherming en onderhouding van overheidswege. Religie is gedegradeerd. Het kerkendom wordt aan haar lot overgelaten en moet voor zichzelf opkomen. Ogenschijnlijk bewijst dit de zelfstandigheid der kerk, maar in werkelijkheid komt juist hierin de zwakte van de kerk openbaar. Aangezien de kerk sinds de revolutie moet zorgen voor zichzelf, wordt zij voor een taak gesteld die in zwaarte haar krachten verre te boven gaat; ook is het een taak die haar tijd ontneemt om zich aan haar eigenlijke roeping te wijden. De kerk verwereldlijkt, het management doet intrede, de geestelijke behoeften van overheden en onderdanen krijgen minder aandacht, want de beschikbare tijd moet evenredig verdeeld worden tussen oude en nieuwe taken. Bovendien heeft de revolutie de burger vrij verklaard, zodat onderwijs en opzicht in de kerk in een crisis belanden.

De kerkelijke ambten hebben het zwaar te verduren gekregen, ouderlijk gezag eveneens. Duizenden kerkverlaters zijn geduchte vijanden en bespotters van God en godsdienst geworden. De overheid laat zich niet leiden door de Wet des HEEREN, zij weigert de goeden te belonen en de kwaaddoeners te bestraffen naar Gods bevel. Men vindt de kerk alleen maar nodig als instantie die sociale hulp biedt. De kerk mag wel puinruimen, maar zij mag volk en overheid niet houden aan de gegeven eed van gehoorzaamheid aan Gods Wet. De kerk wordt niet gesteund, want wie de Wet Gods niet eert, die breekt het leven af en daarmee de kerk. De kerk is in grote verdrukking gekomen, maar er bestaat ook een keerzijde. Laten we daar op letten.

De kerk als revolutionaire kracht

De kerk is namelijk niet alleen benadeeld dóór de revolutie, maar de kerk doet zelf ook mee ààn de revolutie. Het kerkendom heeft geleerd om voor zichzelf op te komen, eerst uit nood, later werd het een deugd. Ik las van een burgemeester die in een vergadering met kerkenraden subsidieaanvragen naar zich toe kreeg, terwijl nota bene het gesprek over ernstige dingen zou moeten gaan. Dat is dan weer beschamend voor de kerk. Van de kerk uit behoort de roep tot bekering uit te gaan tot overheid en onderdanen. Boetedoening, wederkeer tot de Heere, en herstel van de zuivere, onbevlekte godsdienst in belijdenis en levenswandel. Hier ligt de taak, maar het kerkendom beperkt zich helaas tot instandhouding van de waarheid, de zogenaamde vrijheid van godsdienst, en de handhaving van de eigen organisaties.

Het kerkendom is niet in staat om te spreken over gezagshandhaving en regering overeenkomstig Gods gebod. Men heeft het gebod vervangen door groepsethiek. Men laat zich voorstaan op een “recht” om naar het Woord te “mogen” leven, maar men houdt de overheid niet aan het gebod om de drie-enige God te eren. Men is verdeeld, men laat elkaar vrij om zelf “vrij” te zijn. Daarbij komt dat de kerk zichzelf ten onrechte laat degraderen tot “deelnemer” aan de ongenormeerde maatschappelijke “discussie”. De discussie is de heilige “koe” van de hedendaagse samenleving, die in zichzelf gelooft.

Wat is de kerk?

Welke indruk heeft de overheid heden ten dage van de kerk? Het kerkendom staat bekend als humaan en sociaal. Deze reputatie heeft men opgebouwd na de Tweede Wereldoorlog. Het kerkendom is in de praktijk vaak bezig om de scherpe kanten van de wetten af te slijpen, men kiest doorlopend voor “barmhartigheid”, mensenrechten en gelijke burgerrechten voor iedereen. Het woord genade is uitgesleten omdat men de Wet heeft vernietigd door middel van een algemeen evangelicaal pardon. Aan iedereen mankeert wat, dus zijn we allemaal goedgekeurd, is de kromme leus. Het komt weinig voor dat de kerk het oude gezag krachtig onderstèunt. Het is mode om vraagtekens te zetten bij het oude recht. Het kerkendom onttrekt zich doorlopend aan zijn verantwoordelijkheid, de overheid wordt in de kou gelaten.

Het kerkendom komt vaak op voor groepsbelangen, maar weinig treedt men krachtens het verbond voor de waarheid in het gericht om de pijlers van het oude recht te helpen herstellen. Het kerkendom betoont zich gaandeweg als een religieuze en sociale instantie die pleit voor gedoogbeleid en die de neiging heeft om de oude orde te betwijfelen of tegen te spreken. De mode van “het moet kunnen” heeft talloze aanhangers. Meer “evangelie” dan wet en recht, helaas. Men roept niet op tot bekering, omdat men de levende God niet kent en vreest. Men heeft de christelijke leer getransformeerd tot een plooibare formule-in-eigen-beheer.

De bedenkelijke reputatie van christenen

Christelijke mensen hebben sinds de jaren-'50 dunkt me, door de bank genomen, een bedenkelijke reputatie opgebouwd. Het mens-zijn werd veranderd van afhankelijk bestaan in autonomie. Midden jaren-'70 viel het een moeder bij de doopvont op dat de doopleer veranderd was in haar bondsgemeente. In de verschoven prediking werd het leven als zodanig als genade bestempeld. Het viel die eenvoudige huismoeder op dat het bijzondere veralgemeniseerd werd. God werd verwereldlijkt.

En het droevige gevolg is dat de wereld vergoddelijkt wordt. Begin 21-e eeuw zijn we zo ver dat theologen geloven in de eenheid van het mensdom, als algemeen verdrag van mensen in Adam. Daarin meent men de ruimte te vinden die men zoekt, maar het zal tegenvallen. Men is er blij mee om de beperktheid van het christen-zijn en het Nederlanderschap van zich af te schudden. Pluralisme en mondiaal denken nemen onze verantwoordelijkheid af, breken onze vrijheid, en verbieden ons onszelf te verdedigen.

Zeker is ook na de Tweede Wereldoorlog vanuit het kerkelijke leven menig bijbels geluid gegeven tegen de opkomende vervlakking, tegen het atheïsme, tegen ongeloof en bijgeloof, materialisme, oecumenisme, occultisme en bijgeloof. Ook werd, zij het sporadisch, gewaarschuwd tegen stoffelijke milieuvervuiling en concurrentiestrijd. Maar... de specifiek linkse gedachtewereld is weinig tegengestaan gedurende de laatste decennia. Ongemerkt en onbewust gaf het kerkendom zich over aan ideeën zoals wereldvrede, pacifisme, privé-religie, democratie, grenzenloosheid, mensenrechten, godsdienstvrijheid, humanistische filantropie, neutraliteit, individualisme, weerloosheid, afhankelijkheid, collectiviteit en gelijke rechten voor iedereen.

Ook bij calvinistische christenen

Dit gedachteklimaat begon ook te heersen bij zich calvinistisch noemende afdelingen van het kerkendom. Ik stip een paar dingen aan. Sommigen gaven zich uit als behoudend, maar zij zongen wel mee in het linkse koor van gelijkheid en broederschap. Men ging de heidenen paaien als “medelanders”. Ik herinner mij nog de schok toen ik begin jaren ‘80 deze linkse term voor het eerst tegenkwam in een blaadje van een zich zeer calvinistisch noemende voorganger. Men neemt het begrip “collectieve schuld” over, zodat men zijn kracht verliest jegens de werkelijke schuldige.

Sommigen schreven de kerk af en kozen in de praktijk voor neo-evangelicale missionaire methoden, of drongen zulke methoden op aan klassiek denkende kerkmensen, waardoor de verwarring toenam. Op de markt in Barneveld evangeliseren vrijgemaakten onder oud-gereformeerden en in IJsselmuiden zag ik reformatorische mensen evangelisatiefolders uitdelen aan confessionele hervormden. De oude samenhang van de gedoopte natie wordt geloochend. De eenheid vervalt.

Sommigen wisselden het woord “kerk” graag in voor “gemeente”; deze nieuwe gewoonte verraadt een individualistische kijk op het kerk-zijn. Men neigt er toe om alleen van onderop te denken. Land en volk raakten uit het zicht en het privé-leven kwam in de praktijk centraal te staan. In dit verband herinner ik mij vanuit de jaren ‘70 de opstart van een jeugdblad dat de naam zou krijgen van Geuzenvendel. Duidelijke taal, niet? Zo’n naam zou toch zeker instemming vinden bij iedere “theocratisch” denkende theoloog? Maar nee hoor, er werd een heel andere titel doorgedreven, want... het christelijke losse individu moest centraal gesteld worden in plaats van ons geuzenbestaan. Weg verbond! Weg strijd! Weg historie! Weg scheppingsorde! Weg met de aarde, en: leve het zachte privé-leven. Ons land telt onder de theologen nu talloze gereformeerde baptisten. Men bedient de heilige doop aan kinderen, maar men is baptist en personalist. Van de theocratie wil men af, of men vervalst de theocratie. De vrije wil wordt ingevoerd. Het verbond raakt meer en meer uit het zicht, daarmee ook de erfzonde, evenals de volharding der heiligen. Verbondsbeloften en -bedreigingen worden dunkt me steeds minder genoemd. Individualisten zien geen kwaad meer in het linkse gedachtegoed, men verbreekt het oude nationale verbond en vervangt het verbond door een willekeurige sterke staat boven allen. De schijnwerkelijkheid verdringt de theocratische realiteit. Alleen de theocratie en het verbond waarborgen ons vrijheid. Afschaffing van de theocratie roept een dictatoriale ongelijkheids- of gelijkheidstirannie in het leven. De tirannie breekt in het groot en in het klein door.

Het zijn bijzondere tijden, tijden als de onze, waarin het kwaad doorbreekt, en de mensen laten zich ongemerkt bevangen door de geest van de tijd. Het gevolg van de geschetste ontwrichting is dan: een opkomend “geestelijk” despotisme. Het ongebonden privé-leven krijgt een ongeestelijke tirannie opgelegd. De oude samenhang werd veracht en verbroken, toen kwam er allerlei kunstmatige samenbinding voor in de plaats. Toenemend ongeloof leidt tot hardere bureaucratie. Verzwakking in het geweten leidt tot een overvloed aan wetsbepalingen. De eigen verantwoordelijkheid van de burger en het recht op zelfverdediging raken in onbruik. In plaats daarvan wordt er voor u gedacht, en zonder u over u beslist. Het leven komt klem te zitten, de scheppingsorde is niet meer in tel, en dat wreekt zich. Kinderen zijn het kind van de emancipatierekening.

De willekeur van het kerkendom

Terugkomend op het kerkendom in revolutietijd, ook het kerkendom ging willekeurig heersen op “eigen” terrein. De revolutie werd bezegeld, het kerkendom profileerde zich -samen met partijen- als een zelfstandige macht en als een nieuwe orde met een evangelie als wet. Ingeschapen wetskennis wordt ongeldig verklaard of zelfs belachelijk gemaakt, men mag zijn instinct niet volgen maar men moet denken zoals de politiekcorrecte opinieleiders binnen het kerkendom denken... Onlangs sprak ik met een PKinN-er die mij zei dat ik geen liefde behoef te hebben voor volk en kerk, maar alleen voor deze en gene individu op wie “de” schijnwerper gericht is.

Wie is dat dan? Nou ja, gewoon iedereen. En waarom zijn volk en kerk mijn naasten dan opeens niet? Daar hebben we weer de losgeslagenheid, de verlinksing ten top gestegen! De wereld is van iedereen, en iedereen is gelijk. Individualisme leidt tot onverschilligheid merken we. Wie zou niet wenen? Hieruit zien we dat de oude verbanden gehaat worden in deze tijd. Echter men creëert wel kunstmatige systemen in dwangmatige zin. Zoete termen zoals “christelijke minderheid” en “vreemdelingschap” veroorzaken dat christenen steeds verder van de werkelijkheid en van het verbond verwijderd raken. Men wordt ook zelf ontrouw aan volk en kerk, men verraadt het verbond en de scheppingsordeningen. Het leven gaat teloor. En dit schept ruimte voor onderdrukkende afgodische systemen van moslim, hindoe e.a. Enige tijd geleden werd in Den Haag een hindoe-school geopend door minister Van der Hoeven, terwijl er een heus vuuroffer werd gebracht ter ere van hindoegoden, zo las ik de dag erna in een landelijke krant.

Kortom, er is een breuk geslagen in het christelijke gemenebest, en ieder probeerde er met een deel van de buit vandoor te gaan, en er het beste van te maken. Doch hiermee kan geen levende ziel vrede houden. Helaas heeft het “christelijke volksdeel” geleden aan karakterverlies. Het richt zich op òverleven in plaats van op het leven zelf. Het leven moet geleefd worden in de ware vrijheid die we verzondigd hebben. De oude verbondenheid is niet te vervangen door een aangepast kerkendom dat zich door allerlei links gedachtegoed laat aftrekken van zijn fundament. Volk en kerk moeten Gods Woord horen, anders is er geen hoop en geen berouw. Het kerkendom roemt wel in zijn missionaire activiteiten, maar wie zijn oor van de wet afwendt zondigt zelfs met bidden. Een verworden kerkendom is niet gezegend en het kan niet anders dan een bedwelmende walm verspreiden. De kerk is tot zegen wanneer zij als de aan God gewijde volksverzameling berouw zoekt bij God, het verbond houdt en de volle raad Gods van harte gelooft en verkondigt.

Geen opmerkingen: