dinsdag 29 mei 2007

WAT IS ER MIS MET KERKORDE-1951?

De Kerkorde-'51 is om verschillende redenen volstrekt onaanvaardbaar. Onder de Dordtse Kerkorde was het tot 1816 normaal dat predikanten, schoolmeesters en andere dienaren der kerk officieel bevestigden dat de Nederlandse belijdenisgeschriften in overeenstemming zijn met Gods Woord. Dat het goed is dat er onderling een kerkorde bestaat, neemt niet weg dat een kerkorde kan gaan overheersen. Luther verbrandde niet zonder oorzaak samen met de pauselijk banbul ook de zogeheten decreten van Gratianus. Dit betekent niet dat er geen goede kerkorde bestaat, integendeel. Wat wij daarvan geloven en belijden is in artikel 32 van de Nederlandse geloofsbelijdenis omschreven.

Na 1816 hebben nieuwe kerkelijke reglementen een overheersende plaats veroverd op de kerk en de belijdenis. Sinds die tijd moet de kerkorde ondertekend worden in plaats van de belijdenis. Mensen beweren dat dit geen verschil maakt, omdat de geloofsbelijdenis genoemd wordt in de kerkorde. Als een bevestiging geen verschil maakt, waarom dan die overstap gemaakt om in plaats van de belijdenisgeschriften de kerkorde te ondertekenen? Dit is niet voor de grap zo veranderd. De voorstanders van deze wijziging zagen dat de belijdenis binnen de kerkorde een onvaste en onduidelijke plaats heeft, zodat je door ondertekening van de nieuwe kerkorde helemaal niet vast zit aan je eigen geloofseed. Dit is een kolfje naar de hand van de overheersende liberale groep in de kerk die de neiging heeft om het geloof te vereenzelvigen met de veranderlijke, heersende theologie. Liberalen van allerlei snit willen zich kerkelijk en theologisch verzelfstandigen door zich niet te willen binden aan hun eigen oude, bestaande Nederlandse geloofseed.

In onze tijd hoor ik theologen liberaal verkondigen dat wij moeten geloven in de secularisatie. Dit betekent dat een steeds groter deel van de werkelijkheid buiten God om bestaat, in hun ogen. Aangezien zij in neutraliteit geloven, verbreken zij het verbond en trachten zij een postchristelijke samenleving in te voeren ten koste van het gekerstende vaderland. Zodoende heeft de vaderlandse kerk slechts hoon te verwachten.

Onder goede theologen bevinden zich helaas ook liberalen die er maling aan hebben dat de waarheid door anderen wordt verkracht. Zij zijn overtuigd van hun goede voornemen om alleen de waarheid te verkondigen. Als zij zelf niet door hun tegenstanders gehinderd worden, zullen zij missionair proberen de leugensprekers tot andere gedachten te bewegen, maar zolang dat nog niet is geschied, hebben allen officieel groen licht op hun beurt. Zo kan 'de waarheid' nog gehoord worden. Dit is een fout uitgangspunt, want het is niet de vraag of de duivel ons lastig valt, maar of de duivel last heeft van ons. Zie het doopformulier.

Een slechte theologie staat stevig dankzij de inhoud van een moderne kerkorde, omdat deze de menselijke autonomie heeft gelegaliseerd. Een goede theologie, daarentegen, moet niet zo onverstandig zijn door te vragen om gelijke bestaansrechten, maar een goede theologie behoort het recht tot gelding te brengen ten koste van de vernieuwing in de kerk. Eerlijkheidshalve dienen gereformeerde belijders zich niet alleen te verweren tegen nog verdergaande achteruitgang, maar zij behoren ook de verkeerde stappen, die eerder tegen beter weten in gezet werden, te bewenen en goed te maken. Denk aan de aanvaarding van Kerkorde-‘51.

In de jaren voor de invoering van Kerkorde-'51 verklaarde de Studiecommissie van de Gereformeerde Bond in de Nederlandse Hervormde Kerk dat de kerkorde in de voorliggende vorm volstrekt onaanvaardbaar is.

Nader toegepast op de huidige situatie duid ik enkele onoverkomenlijke bezwaren aan:

1. De kerkorde-51 verheft het synodale boven het presbyteriale, dat wil zeggen: het synodebestuur en het management heersen ten onrechte over het ambt. Ten onrechte stremmen commissies de kerkelijke gang door middel van procedures, zodat het ambt wordt ingeperkt. Ambtsdragers worden overheerst, hun wordt het recht ontnomen om zelf de besluiten der bredere vergaderingen te toetsen.

2. Raden en Commissies mogen geen bevoegdheden hebben die ten koste gaan van de wettige kerkelijke bevoegdheden, vooral van de kerkenraad. Ten onrechte wordt aan een kerkenraad bevoegdheid ontzegd om zelf het opzicht te voeren. Het ambt is beroofd van zijn bevoegdheid om te regeren volgens de roeping van het ambt. Ten onrechte wordt in het midden gelaten welk Evangelie gebracht moet worden, zodat het toezicht op de prediking onmogelijk is. De ouderlingen worden ten onrechte belemmerd in hun roeping om te 'zitten op de leer'.

3. Ten onrechte worden de Drie Formulieren van Enigheid in hun kerkelijk gezag niet erkend in Artikel X van de Kerkorde-'51. Fout is dat de belijdenis kerkelijk geen gezag heeft behouden. Daarom wordt de kerk, vanwege Artikel X, van karakter veranderd. De Schriftopvatting is hierdoor vrijgegeven. Wat in Artikel X ontbreekt is handhaving van de Nederlandse belijdenis, waarin de Heilige Schriften als heilige en goddelijke Schriften worden erkend [NGB, artt. 2 tot 7.]

4. Ten onrechte ontbreekt in de KO-'51 dat de dienaren des Woords bij hun ambtsaanvaarding dienen te verklaren dat zij de leer der kerk - in alles overeenkomstig Gods Woord in de belijdenis der kerk neergelegd - oprecht aanhangen en zullen verdedigen.

5. Ten onrechte wordt de deur geopend naar verbinding met kerkgenootschappen die de dwaling aanhangen. Historische banden zijn rekbaar, zodat alleen de eenheid van het geloof bepalend mag zijn, en dat met verwerping van de dwaling. De gereformeerde leer wordt ten onrechte ondergeschikt gemaakt aan onconfessioneel kerkelijk beleid, zodat het verwerpen van de dwaling niet behoeft te worden staande gehouden bij het leggen van banden met kerkgenootschappen.

6. Ten onrechte wordt de kerk groot gemaakt tegenover de plaatselijke gemeenten, zodat het lichaam van Christus in het gedrang komt. De plaatselijke gemeente staat in het bredere verband, daarom is het fout dat een gemeente ondergeschikt wordt gemaakt aan andere gemeenten.

De Kerkorde van 1951 is een middel om de kerk van karakter te veranderen en om de deur op een kier te zetten om banden te leggen met de dwaalleer. Vreemde leringen en verworpen dwalingen kunnen ingang krijgen onder het mom van pluraliteit en vroegere eenheid. Nieuwe, kunstmatige eenheid gaat ten koste van het onveranderlijke geloof. Wie zet nou de deur van zijn eigen huis open omdat het hem erom gaat zichzelf te horen in dat huis? Is het huis dan niet gebonden aan het onveranderlijke recht?

Een goede orde

Er moeten regels zijn voor de goede orde. Er moeten regels bestaan voor elk verband waarin de kerk samenkomt en vergadert, plaatselijk, classicaal en landelijk. Wij spreken van een provinciale synode of van een landelijke, nationale synode.

Op het terrein van de synode worden allerlei besluiten genomen die voor de hele kerk gelden. Wij lezen in de Handelingen der apostelen, hoofdstuk 15, van een vergadering in Jeruzalem. Zaken die heel de kerk raken, vraagstukken die ieder aangaan, worden daar ter tafel gebracht en besproken. Een besluit dat op Gods Woord gegrond is geldt voor alle gemeenten; denk hierbij aan de vraag over de regels waar heidenen zich aan moeten houden die zich tot God bekeren. De leer der kerk en het gezamenlijke kerkelijke leven komen steeds aan de orde. Op onze Dordtse Synode kwamen afgevaardigden uit Engeland en Duitsland, om mee te spreken over de zaken, want deze betroffen niet louter Nederlandse aangelegenheden.

Geen synode is bevoegd om bij meerderheid van stemmen te bewerken dat een meerderheid van gemeenten de plaatselijke ambtsuitoefening naar hun hand zet in een minderheid van gemeenten. In de praktijk ging een synode zover dat zij in meerderheid zich van haar eigen leer en geloofseed los heeft gemaakt, om tegen de belofte van dr. Gravemeijer in, in 1951 toch een liberale namaakkerkorde in het leven te roepen, om daaraan de àndere gemeenten, die Nederlands Hervormd gebleven waren, te onderwerpen. Hierbij gaat een synode niet alleen zelf op verkeerd spoor, maar hier dwingt een getalsmatige meerderheid ook de rest om zichzelf te voegen naar de gepleegde afwijkingen. Als een synode alles kan besluiten wat zij wil, dan kan zij ook besluiten om de ambten ondergeschikt te maken aan synodale commissies. Dan zijn de ouderlingen aan handen en voeten gebonden. Hier wringt de schoen. Ouderlingen worden ten onrechte gedegradeerd tot loopjongens van een commissie van kerkmanagers of losse 'deskundigen'. Hier treedt het kwaad aan het licht dat in de oude Dordtse Kerkorde verboden werd, namelijk dat een ambt niet mag worden overheerst door anderen zodat een ambtsdrager zijn ambtelijke taak niet meer zelfstandig kan uitoefenen naar recht. De classis wordt ten onrechte ondergeschikt gemaakt aan het kerkmanagement. De normale ambtsdrager moet aan de leiband lopen van ongenormeerde kerkelijke machtshebbers.

Een voorbeeld hiervan. Dezer dagen hoorde ik van een geval uit een plaatselijke gemeente. Er is daar een kind geboren uit een onwettig huwelijk. Dit kind, als zijnde naar recht het kind van een ongehuwde moeder wordt nog steeds niet gedoopt, terwijl dit na schuldbelijdenis van de moeder allang gebeurd zou zijn in vorige tijden, terwijl de doopvragen dan door grootouders of ooms beantwoord zouden kunnen worden, al naar gelang de omstandigheden. Dit is zeker geen geringe zaak, maar elke kerkenraad heeft in het verleden wel eens hiermee te maken gehad. Achter in het Psalmboek staan de passende formulieren, verder bestaan er classicale vergaderingen waar in verleden en heden zulke zaken besproken moeten kunnen worden. Maar wat is de fout van Kerkorde-'51? Deze namaakkerkorde veroorzaakt dat een kerkenraad zelf niets kan doen volgens eed en plicht, maar dat er gewacht moet worden op procedures en uitspraken van buitenaf, aan de hand waarvan een kerkenraad uitvoering moet geven aan zaken waar hij geen stem in heeft. De eigen normale ambtsuitoefening naar Schrift en belijdenis is gedegradeerd tot een uitvoerende functie waarbij je als een functionaris bij voorbaat moet wachten op telkens nieuwe en andere regels en beslissingen. Zodoende kan geen kerkenraad ooit een fout maken, want de synodale commissies regeren zelf zondermeer en dringen de ambten aan de kant. De normale ambtsuitoefening is beperkt of afgeschaft. Dit is tegen de Schrift.

In de nieuwste regels van de PKinN, die nu niet aan de orde zijn en waar ik verder aan voorbij ga, is het reeds zover gekomen dat een kerkenraad het ambt moet afstaan aan wat zich gemeente noemt. Wil men ergens een PKinN-predikant beroepen, dan moet een gemeente eerst gaan uitvinden wie zij zelf zijn. Je 'bent' dus niet, maar door een mening 'word' je wat je denkt. De mens is hier tot schepper verheven, hij schept zichzelf blijkbaar. Wat hij al was, wordt niet geteld, Gods werk bestaat niet, je bent zelf een god, hoewel je ook je eigen profielverzinsels weer herroepen kunt, dus dit is klaar atheïsme. Welnu, deze PKinN-afwijking ligt wel in het verlengde van Kerkor­de-'51, en de afbraak der vaderlandse kerk is daarin wel hevig voorbereid, alsmede door een verzwakkende prediking.

Terug naar de bedreiging van Kerkorde-'51 voor de normale ambten, waarover ik schreef. Ik noem nog een bijbels voorbeeld. Wij komen in de Bijbel, in de Johannesbrieven, het geval tegen van een zekere Diotrefes, die zich heerszuchtig opstelde en de broeders uitwierp uit de gemeente. Dit heersen van de ene ambtsdrager over de anderen is de kwalijke wanpraktijk geworden sinds de invoering van de liberale reglementen van 1816 en daarna onder de kerkorde-'51. Een synodecommissie kan zich straffeloos misdragen als een Diotrefes. Wat Diotrefes misschien met openlijk, bruut geweld deed, wordt nu keurig netjes gedaan op grond van de namaakkerkorde, op grond van kerkordeartikelen die men het ene moment aanneemt en het volgende moment weer afschaft. Regels die te maken hebben met eigentijdse 'beleidsplannen' worden gevoed door de tijdgeest, omdat er wederrechtelijk is gehandeld, door de oude geloofseed te breken. De namaakkerkorde stoelt op de wortel der revolutie, dat is: uit en door en tot de mens zijn alle dingen. Dit is strijdig met Gods eer en met Christus' Koningschap over Nederland. De godsdienst die door de namaakkerkorde in het leven wordt geroepen is: de mens op de troon en God eraf, waarbij mensen toch nog alleszins godsdienstig kunnen blijven. Maar dat slijt op den duur ook uit, zodat mensen in deze tijd samenbindend 'religieus' willen zijn onder leiding van Hare Majesteit en de Baälsprofeten. Zich te laten voorstaan op religiositeit, ongenormeerd en van jezelf uit, is puur: zelf als God willen zijn. Dan zijn ambt, kerk, geloofstrouw, traditie en verbonden-heid niet veilig meer.

Reformatie of Revolutie

Er is verschil tussen een terugkeer tot de orde en het maken van een nieuwe orde. Toen mensen in de jaren 1816 en 1945 naar nieuwe kerkordes toe wilden werken, maakten zij meteen een revolutionaire grondfout. Wie naar een nieuwe kerkorde toe wil, ontkent per sé dat de bestaande orde er al is in de kerk. En nu is het roeping voor allen die Christus belijden, om in kerkelijke huisregels de door God gewilde orde van het oerchristendom te eren in alle tijden. Het was te verwachten dat de Revolutie van 1796 hier te lande het einde zou gaan betekenen van het werkelijke christendom, en dat de kerkelijke grondrechten vervangen werden door nieuwe reglementen die de oude orde vernietigen. De Kerkorde-'51 wettigt opnieuw de wetteloosheid door de oude geloofseed te negeren en te vervangen door een vrijblijvend belijden, dat op discussiëren neerkomt. Niet God, niet het oude geloof, maar de mens zelf heeft zichzelf tot middelpunt verheven van het kerkendom. Vandaar ook dat bij de voortgang gebleken is dat de handhaving van de geloofseed achtergesteld wordt bij kerkelijk 'beleid', naar menselijke wil. Kerkelijk beleid is een mooie naam voor een slechte zaak. Kerkelijk beleid is een permanente poging om de voorgegeven oude orde van het christendom te vervangen door zelfstandigheid van de kerkelijke mens. De moderne mens die zich godsdienstig acht, is niet gebonden aan de oude, bestaande geloofseed, maar is constant bezig om een belijdenis te ontwerpen en uit te vinden. Maar de kerkorde is niet te maken en te sturen, want de orde bestaat al. Wie een orde gaat ontwerpen pleegt dwang, want de orde is niet te organiseren, zij is er immers al. Wie echter de voorgegeven orde ontkent, pleegt permanente revolutie, en oefent doorlopend willekeurige dwang uit ten koste van alle bestaande kerkelijke rechten. Dit betekent dat Kerkorde-`51 een luchtkasteel is dat de kerk ontwricht en van karakter verandert. Het bindt de gewetens en het verblindt de zintuigen. Wie in huis orde wil scheppen, moet wel tot de bestaande orde terugkeren, maar wie in een huis een nieuwe orde gaat invoeren, ontkent de bestaande orde die er is. De Dordtse Kerkorde van 1619 erkent de oude orde, en stelt zich niet als verkeerde huisregel op in de kerk. Echter de nieuwe Kerkorde-'51 is een nieuw contract dat als doelen heeft: algemeen belang en zelfbescherming in plaats van onvoorwaardelijke trouw aan het geloof, met verwerping van alles wat hiermee niet overeenkomt.

Al deze dingen zijn van overlang bekendgemaakt binnen de Nederlandse Hervormde Kerk, vandaar dat bijvoorbeeld de Gereformeerde Bond in de Ned. Herv. (Geref.) kerk voorheen in de statuten vastlegde dat men onveranderlijk aan de oude Dordtse Kerkorde (DKO) vasthoudt. Na 1 mei 2004 merkten sommigen op dat het jammer is dat de kerk niet direct de DKO heeft ingevoerd. Deze zin zou ik willen aanscherpen en omzetten alsvolgt: Het is onrechtmatig dat de kerk niet direct de DKO in ere heeft hersteld. Ter toelichting: de christenheid heeft geen verzetsrecht doch verzetsplicht. De kerk maakt na 1 mei 2004 dezelfde fout als onze eigen regering in ballingschap in Londen deed rond dolle dinsdag september 1944. Immers onze regering liet de verordeningen van de nationaal-socialistische bezetter grotendeels voortbestaan na de bevrijding. Er worden nu slechts minder belangrijke veranderingen aangebracht in Kerkorde-`51, zoals de verhoging van de leeftijd om emeritaat te krijgen. Maar het ontbreekt aan het handhaven van de geloofseed, die geheel in overeenstemming is met de Heilige Schrift. De kerk heeft de plicht om te geloven in de oude vaderlandse kerkelijk orde van alle eeuwen. De DKO sluit aan op de huidige situatie, de DKO past bij de oude bestaande situatie van de Nederlanden, bij het oude Europa, en bij de normale orde. De 21-e eeuwse afwijkingen in de kerk zijn nimmer de uitgangspunten van verder overleg. Dit zou immers een voortgaande droevige deformatie betekenen. De kerk heeft na 1 mei 2004 haar fout niet hersteld.

Dat de DKO na 1 mei 2004 niet is hersteld is een stuitend gegeven, het blijft onbegrijpelijk. Sommigen meenden voorbarig dat het liberalisme na 1 mei 2004 uit de kerk zou verdwenen zijn onder Kerkorde-`51. Integendeel, dit gaat niet zonder reformatie, wederkeer, geloof en trouw. Wie met de vrijzinnigheid breken wil, moet met zijn zondige wetten breken. De kerk is steeds verder van haar gereformeerde geloofseed en belijdenis afgeweken. Steeds meer wordt de toevlucht genomen tot organisatie, dirigisme en aanpassing aan bestaande afwijkende punten in de nieuwe kerkorde.

Mensen zullen mij tegenwerpen dat de foute Reglementen-1816 en Kerkorde-1951 geen zeggen­schap hebben over de gereformeerde formulieren van enigheid hier te lande. Maar de kwestie is in werkelijkheid dat de nieuwe kerkorde onvoorwaardelijk overheersend is gemaakt. Dit verlammende is na 1951 ook niet verdwenen, want sindsdien staat de geloofseed (belijdenis) in de koelkast, oftewel zij is geplaatst onder de beheersing van de bindende kerkorde-'51. Ook na 1 mei 2004 is er niets ten goede gekeerd, want KO-'51 is als foute wet toch bindend verklaard. Dit is tegen onze geloofsplicht.

Dat KO-'51 geen veranderingen in de belijdenis kan doorvoeren, zegt totaal niets, want het is veel subtieler wat KO-'51 doet. In werkelijkheid voert de moderne KO-'51 curatele uit, zodat het kerkelijke beleid ten onrechte boven alles verheven en bindend is, terwijl de eigen belijdenis niet wordt onderschreven met verwerping van huisregels die daarmee niet overeenstemmen. Toch blijft de belijdenis in schijn onveranderd naar de letter, maar het wordt brutaalweg genegeerd dat de belijdenis onze eigen geloofseed is, zowel persoonlijk als gemeenschappelijk. Geen eed kan ooit onwerkzaam worden gemaakt. Geen eed kan tijdelijk vervangen worden door een nieuwe huisregel, want dat is meteen eedbreuk.

Het is de omgekeerde, tegennatuurlijke orde om in deze tijd een ja-woord of handtekening onder KO-'51 te eisen (bij kerkelijke plechtigheden), in plaats van de oude geloofseed af te leggen. De leer der kerk mag niet onder een bestuurlijke kerkorde een ondergeschikte plaats innemen naar eigen menselijke keuze. Daar wringt de schoen. Door artikel 10 wordt de kerk van karakter veranderd, schreef de Gereformeerde Bond in 1950. En nog in 1964 schreef de Bondsvoorzitter ds. G. Boer dat de plaats van de belijdenis onhelder is in KO-'51. Al met al is de KO-'51 een moderne stolp die over de onveranderlijke geloofsbelijdenis is gelegd. Dit onrecht komt voort uit een hedendaags tegengeloof in de zelfstandigheid van de mens. Zodoende bepalen mènsen door KO-'51 en eindeloze reeksen beleidsplannen de dienst, terwijl onze oude geloofseed op losse schroeven staat. Dit is permanente revolutie in de kerk. In plaats van de goedheid van het gebod staat de eigen “belijdende“ bevoegdheid centraal. Dit is ontkenning van de juiste verhoudingen in werkelijkheid. De wederrechtelijk ingevoerde KO-'51 is ongeldig.

Ongeldige regels zoals van KO-'51 hebben de deur naar Samen op weg open gezet. Binnen een PKinN zet deze ontwikkeling zich grof voort, bijvoorbeeld wanneer zonde onveranderlijk gelegaliseerd blijft, en het vervolgens nog eens tot "gesprekspunt" wordt verheven, in plaats van een strafpunt. Nu is het kwaad een legaal onderwerp in plaats van een vervloekt kwaad.

Echter de vaderlandse kerk neemt na 1 mei 2004 ten onrechte de illegale KO-'51 als uitgangspunt aan. De kerk is krachtens haar eigen belijdenis (NGB art. 32) niet bevoegd om verkeerde wetten in te voeren of te handhaven. Neemt zij KO-'51 wel onvoorwaardelijk en geheel als uitgangspunt aan, dan doet de kerk daarmee geen recht, maar bestendigt zij het onrecht dat tot valse dwang en tot grove afbraak van de heiligheid in het heden heeft geleid.

In plaats van de Nederlandse geloofseed aan te houden, is de kerk na 1 mei 2004 trouw aan de kerkordelijke revolutie. Aanpassingen van het revolutionaire uitgangspunt maken de moderniteit in deze namaakkerkorde echter niet teniet. Kleine dingetjes wijzigen houdt geen herstel in van wat wederrechtelijk onder de stolp van KO-'51 is weggezet. Aanpassingen in een fout uitgangspunt betekenen niets, want het herstel is dan nog voor geen millimeter begonnen. Helaas, vanuit tijdbewustheid, dat is: vanuit ongeloof, waken mensen nu over hun actuele eigen doelen, ten onrechte vanuit de tegenorde van '51 gemeten. Vanwege de handhaving van dit foute, moderne tegenbeginsel houdt de namaakkerkorde na 1 mei 2004 nog de overhand over het oude kerkvolk.

De kerk moet geen eenheid willen creëren, maar zij zal in de bestaande oude eenheid geloven. De eer van God en volksbelangen komen weer helder voor ogen te staan, het kerkelijke leven krijgt vaart, de eigenwillige aarzeling verdwijnt, het aangepaste machtsdenken vervalt, het verkeerde blijft geen uitganspunt voor het kerkrecht. Aan het volk wordt weer dienst bewezen, omdat er mensen zijn die de heilige, algemene kerk kennen. Doch als mensen dit niet willen volgen, dan degraderen zij de kerk tot een losse instantie met ingeperkte zelfstandigheid onder totalitaire liberale beheersing. Het liberale tegenbeginsel maakt van stap tot stap de kerk leeg, ook de diaconiekas is niet veilig meer. De verzaking van het verbond bracht dus een onafrembaar tegennatuurlijk proces op gang. Het aangepaste kerkelijke denken conform KO-'51 is niet anders dan een sterfhuisconstructie zonder herstel en zonder verband.

De kerk heeft een orde. Dit is een feit dat weinig bedacht wordt. Voordat ooit de eerste letter van een 'kerkorde' op papier kwam, had de kerk al lang een eigen orde. Het is de orde van het bestaan. Het is de van God ingegeven orde, vanuit Zijn eeuwige wet.

In bepaalde tijden wordt het gewoonterecht op papier gezet; gecodificeerd, noemen wij dat. Dit betreft zowel het landrecht als het kerkrecht. Toen de Utrechtse bisschop in de late middeleeuwen zijn gezag begon uit te breiden over Drenthe, toen werd het oude, bestaande Drentse grondrecht op schrift gesteld. Waarom? In feite is zoiets een veeg teken, een teken dat het gewoonterecht in gevaar is. Dat het nodig was! De rechtsgeleerden die het opschreven waren geen wetsontwerpers, maar zij gaven de bestaande wet door. Zou het niet zwart op wit worden neergezet, dan was het gevaar reëel dat het gewoonterecht domweg geloochend werd door de nieuwe machthebber(s). Toch heeft het niet geholpen, want het gewoonterecht is om zeep geholpen aan het einde van de middeleeuwen, het begin van de nieuwe tijd. In de eeuwen nadien worden wetten in steeds sneller tempo gemaakt en gebroken. Dit raakt ook de kerk.

De bestaande orde der kerk is op schrift gesteld in de Dordtse kerkorde. Is er iets in strijd met de orde der kerk, dan moet dat hersteld worden. Het kerkrecht zelf is niet af te schaffen, want recht blijft recht en krom blijft krom. Echter de moderne mens loochent domweg de orde der kerk, en creëert vervolgens een 'orde' naar eigen smaak, en hij schaft die later weer even gemakkelijk af.

Rond 1950 werd duidelijk dat de ontwerp-nieuwe kerkorde onaanvaardbaar is, omdat de oude orde en de oude geloofseed nooit afgeschaft of ongedaan gemaakt kunnen worden. Hier zit de kneep. In de nieuwe 'kerkorde' ontmoeten wij de gelovende en belijdende kerk die ertoe over is gegaan om de geloofseed te bestempelen als 'belijdenis der vaderen'. Niet langer geldt de onveranderlijke leer voor alle tijden gelijk. Niet langer is de voorgegeven orde der kerk bepalend. De synode maakt zich vrij, want de synode wil zich anno 1951 zelfstandig verbinden met de geloofseed. Zo ontstond er ten onrechte een onderscheid tussen wat de kerk nu belijdt in gemeenschap met de belijdenis der vaderen, en de voorvaderlijke belijdenis der kerk zelf. Omdat dit als twee zaken wordt gepresenteerd in de nieuwe kerkorde, is de eenheid van de leer gebroken. Je hebt nu de belijdenis der vaderen als term, en de kerk belooft daarmee rekening te houden als zij met haar eigen 'belijden' bezig is. De tweeheid heeft echter ten onrechte de plek ingenomen van de eenheid van de leer in alle tijden. Nu is de tong gespleten, dit wijst op een verdeeld hart.

Wat is er verder mis? De nieuwe kerkorde laat na te erkennen dat de woorden Gods toebetrouwd zijn aan de kerk. Door de toebetrouwde woorden Gods spreekt de kerk, of anders spreekt zij helemaal niets. De moderne kerkmens maakt ten onrechte een onderscheid tussen zijn kerkelijke belijden enerzijds, en de onveranderlijke leer anderzijds, omdat hij deze laatste niet op naam zet van zichzelf maar van de gestorven voorvaderen. Wat houdt de kerk dan over? Alleen haar beleid. En daar wordt eindeloos over gestreden, maar in moderne optiek is niemand a priori een naspreker van de woorden Gods, zonder hetwelk hem het zwijgen wordt opgelegd (ban). Nu zijn ten onrechte meningen van synodeleden geldig, omdat zij zichzelf 'belijdend' believen te noemen zonder onze oude eed te behoeven houden. Kerkorde-‘51 bevat een tweespalt tussen kerk en voorgegeven geloofseed.

Het beleid van de meerderheid van de synode is zo hoogmoedig boven alle gezag verheven, dat het zichzelf bevoegd acht om het kerkrecht uit te vinden, alsof het niet recht overeind is gebleven door de tijden heen. De nieuwe kerkorde veronderstelt dat er met het recht gespééld mag worden, alsof de kerk er is om een 'rol' te spelen. Dit is niet waar, want de kerk blijft kerk tot in alle eeuwigheid, en wij zijn onlosmakelijk aan haar leer verbonden. De kerk is het bestaande volk dat door kerstening teruggebracht is tot de ware eredienst, om de leer en het leven weer te kennen.

Dat de geloofseed de onze is, is de moderne kerkmens een doorn in het oog, hij wil er niet van horen dat zijn belijdenis slechts een herhaling is van de oude geloofseed. Kort gezegd, de synode neemt de vrijheid om haar machtsbeslissingen tot 'belijdende' uitspraken te verheffen. Wij bemerken dat er een stroom van beleidsuitspraken en rapporten op gang gekomen is, waarbij de oude geloofseed terzijde kan worden geschoven, want de belijdenis is kerkordelijk verlaagd tot een historisch, gedateerd stuk van andere mensen uit het verleden. Het is van De Brès of Bogerman, maar niet van onszelf! Daar zit de kneep. De geloofseed van de vaderen is iets waar hedendaagse kerkmensen gemeenschap mee onderhouden, maar omdat zij het zo stellen, is hun eigen 'belijden' niet identiek daarmee. Hierdoor ontstaat meineed. De verplichting zich te houden aan de ene geloofseed verdween zodoende uit het zicht.

Ten onrechte maakte de synode het kerkvolk los van de eigen geloofseed. Hun wordt een geloof in mogelijkheden opgedrongen. Sinds 1951 moeten we de geloofseed beschouwen als een eed van anderen, niet van onszelf, al mogen we er nog zoveel spirituele bewondering voor hebben in het diepste uithoekje van ons hart. Als de geloofseed maar niet verplichtend is voor het volkskerkelijke geheel, en als hetgeen daarvan afwijkt maar niet verworpen wordt. Door de verinnerlijking van de belijdenis, komt er een uitwendige beleidsmacht aan het kerkelijke roer te staan. Het boventijdelijke gebod (de zaligmakende leer) is nu stilzwijgend vervangen door: beleid. Nu zijn we daarmee aan de machthebbers overgeleverd.

Niet langer is de waarheidsvraag beslissend, maar de wil tot macht van de meerderheid der synodeleden. Wat is waarheid? Alleen de waan van de dag wordt tot exclusieve waarheid verheven. Mensen heersen over de Bijbel, door hem ondergeschikt te maken aan vergroeide wanpraktijken. Het revolutionaire wanpatroon blijft maatgevend in kerkorde-‘51.

Het is destructief om jezelf naast de bestaande geloofseed te plaatsen, in plaats van zich onveranderlijk verplicht te weten aan de éne bestaande geloofseed van alle eeuwen. De nieuwe orde is een middel tot zelfhandhaving in plaats van ordehandhaving. De moderne mens legaliseert zichzelf, maar hij erkent geen bestaan en geen identiteit, want alleen zijn moderniteit bestaat, en dat heet dan het toppunt van beschaving. Wie niet modern denkt, wie niet uitgaat van zijn recht, wie niet meedoet aan de missionaire wedloop, wie niet zijn kansen grijpt, die mens is maar star en bevindt zich nog in een lagere ontwikkeling, zo luidt het oordeel over ons.

Wie weigert om de wettige orde der kerk te herstellen, blijft verdeeldheid zaaien, blijft zichzelf zoeken, en blijft slippendrager van de revolutiegeest. Wie gewillig in onderhandeling treedt met rovers van kerkschatten, die waakt niet voor het recht der kerk. Wie zichzelf gewillig als een nieuw kerkgenootschap laat behandelen, die geeft de gevestigde kerk prijs, en kiest voor separatisme. De achteruitgang gaat niet vanzelf over, want de revolutietoestand moet eerst worden gebroken. Dit is geloofsplicht. Deze plicht vervalt niet wanneer herstel onhaalbaar lijkt.

Volk en kerk hebben nimmer om revolutie gevraagd, het is aan de kerk wederrechtelijk opgedrongen. Onverminderd geldt de plicht: houd u aan de onvergankelijke orde. Bewaar de orde en de orde zal u bewaren. Het verzet tegen kerkorde-'51 is geen gezagsverwerping maar is gezagsherstel bij volk en kerk als geheel.

Ds. H. Oussoren


Geen opmerkingen: