zaterdag 26 augustus 2006

HET LEVEN VAN DE KNOTWILGEN

[Schets van een preek te Nieheim, 23 juli 2006; over Jesaja 44 vers 4: “En zullen uitspruiten tussen in het gras, als de wilgen aan de waterbeken”.]

Wilgenbomen ontmoeten wij overal in de Nederlandse polders, en hier in Westfalen, op plaatsen waar beekjes door bergdalen gaan. De profeet Jesaja verwijst mensen naar de wilgen. Het troostrijke voorbeeld van het leven van groeizame wilgen is bestemd voor een volk dat gekortwiekt zal worden, doordat het een 70-jarige ballingschap in Babel tegemoetgaat. Kennelijk zijn niet alleen de mieren, maar ook de wilgen leermeesters. De tekst spreekt van verootmoediging, groei en aanvechting.

Ten eerste: verootmoediging. Een geknotte wilg in wintertijd biedt een keurig net, maar ook troosteloos aanzien. Wat geeft zo'n kaalgesnoeide knotwilg een doods gezicht. Het lijkt dat de wilg eindeloos teruggestoten wordt in de levensgang. Droogt bovendien de bodem uit, dan is het met de wilgen spoedig gedaan. Hiermee is profetisch het beeld getekend van een volk dat door het zwaard des Geestes terechtkomt in onbegrepen wegen. Gods geslagen volk mag hierin zichzelf herkennen. Het is pijnlijk en heilzaam wanneer God ons de zonden afneemt, Hij geeft in het nemen.

Herfststormen rukken slechts tijdelijk aan de takken, maar als in de wintertijd de kracht van de zaag er aan te pas komt, vallen de takken één voor één af van de levensboom. Als de Heilige Geest door het Woord doorwerkt, dan worden we gereinigd.

Wat betekent dit voor ons? Wij worden ontdaan van allerlei 'takken'. Verkeerde takken van zonde, onkunde, onverschilligheid, lafheid, traagheid en slaafsheid moeten eraf. Ook 'takken' van onrust, slapheid, willekeur, wanorde en pessimisme komen aan de beurt. En meen niet dat sommige takken wel mogen blijven staan. De zaag wordt gezet in de 'tak' valse nederigheid. Er zijn nog meer takken van ongeloof, zoals die van laag neerzien op Gods goede schepping, daarnaast een “tak” van het willen overheersen over Gods werk door middel van ongenormeerd moralisme. Ook komt aan de beurt de 'tak' ongeloof in Gods eeuwige verbond, Zijn verlossings- en bekeringswerk. Afkappend Geesteswerk toont dat de Heere doorgaat om plaats te maken voor het rechte inzicht, voor de volle raad Gods, voor de kracht, het recht en de weldaden van de drieënige God. Zonde is: geen gemeenschap te hebben met God, Hem niet te kennen als Rechter, Christus niet te kennen als Schuilplaats, de Geest niet te kennen als Leidsman. Kortom, het is: een betere wereld willen ten koste van schepping, verbond, gebod, geloofseed, offer, eer, kracht en leven.

Is afsnijdende prediking ons tot zegen geworden, of vrezen we een zondaar pijn te doen? Ontvluchten we de waarheid? God gaat onwederstandelijk met Zijn volk door, om hen tot helden des geloofs herboren te doen worden. Dit brengt ons tot het tweede punt.

Ten tweede: Groei. In het begin van een zomer loopt een knotwilg ineens uit, je kunt versteld staan van de snelheid waarmee de groei gepaard gaat. De eerste levensknopjes laten lang op zich wachten. Hiermee is profetisch het beeld getekend van een missend volk dat vurig naar vroegrijpe vrucht verlangt. Wij hadden thuis op het boerenerf eens een afgezaagde, reeds geblakerde wilgenboomstam uit het vuur gerukt, we wilden die doodgewaande stam voortaan laten dienen als hekpaal. Niemand had verwacht dat deze paal behalve een landhek ook nieuwe takken zou gaan dragen. Wat een innerlijke kracht komt er dan uit afgekapt, zwartgeblakerd hout te voorschijn. Gods volk is een afgeschreven volk, het wordt op aarde beschouwd als dienstbaar aan de machten van de dood, het is alleen nog goed om het juk te dragen, en om de trouwelozen te respecteren. Egypte, Babel en alle ongoddelijke, verslindende, dirigerende 'vredes'-machten staan op hun beurt versteld van het verborgen leven dat wordt opgeroepen uit de diepten. God geeft aan Zijn volk leven en verstand terug zoals een wilg de groei ontvangt vanuit de grond en vanuit het water.

Gods geknevelde volk lag diep gebukt onder de religieuze grootmachten die zogenaamd het goede met hun voorhadden, op voorwaarde van onvoorwaardelijke kadaverdiscipline. Helaas raken we snel gewend, dan verwachten we het heil van valse aanpassing, ootmoed en onderdanigheid. Maar God heeft Zijn volk niet eindeloos over voor onzelfstandigheid. Daarna hernemen zij hun kracht in de mogendheid des Heeren. Als er een geestelijke opwekking plaatsvindt, dan behouden wij onze verantwoordelijkheid, kracht en verontwaardiging. Als er echter -zoals in onze tijd- een overgeestelijk reveil toeslaat, dan schaffen mensen de tucht af, laten de verontwaardiging los, bergen het zwaard op, verheerlijken de zwakte en laten het erfdeel der vaderen los, menende Gode een welgevallig werk te doen. Deze overgeestelijke chaos belooft een gouden toekomst, maar geeft slechts disharmonie, conflicten en machtswillekeur.

Wat moeten wij dan? In de diepten van het bestaan behoren wij, bij alle verlegenheid, altijd sterke weerstand te bieden in overeenstemming met onze oude, bestaande taak en roeping, en in de erkenning van de ongerechtigheden van ons en onze vaderen. Wij mogen de scheppings- en levenswerkelijkheid niet inruilen voor kunstmatige “postchristelijke” maatschappijvisies, want dat baart onzekerheid en behoefte aan nieuwe heersers die de orde vertreden. Hiertegenover staat het werk van God Die doorwondt en heelt, door in Christus de dood weg te dragen en doordat de Geest de zonde eerlijk wegneemt van de mensen. God opent de ogen van Zijn gunstgenoten om te doen zien dat Hij het land gunstig gezind is door het rust te geven. God herstelt de heiligheid in het heden, dat is geestelijk. Echter de overgeestelijkheid vindt de zonden normaal en maakt daarom het afgeschreven leven onderhorig aan tussentijdse machten, in afwachting van het aanbreken van betere tijden die niet komen.

Wat betekent dit voor ons? God schakelt de zondaar niet uit, maar nodigt hem uit om zijn redenen te noemen, om zich te verdedigen tegen de aanklacht des Heeren. De Heere wacht wonderlijk, om het recht te erkennen van u die een welgevallen kreeg aan de straf. God is naar Zijn eeuwig voornemen uit op herstel van het geschondene. God schept geen nieuwe 'rechten', maar Christus vervult de oude Wet. Het is verkeerd om de zonde uit te breiden naar het hele leven toe, want daardoor lijdt de schepping onrecht. Veel mensen schrijven vanwege de zonde bijna heel het leven af. Heel het bedreigde leven is echter een overgebleven paradijsgave, dit wordt geaccentueerd door de vloek die God uitsprak, om door middel van de straffen recht te doen. Geen volk, geen priester was in staat om de straf getrouw te dragen, daarom is Christus gezalfd om Gods wil te doen. Het kruis predikt dat God onverminderd recht heeft op de oude, onveranderde scheppingswerkelijkheid en op het leven dat door Hem verlicht, vernieuwd, geheeld en onderhouden zal worden. Het leven dat uit het paradijs overgebleven is, is door de zonde met straf beladen, dat is niet om de goede levenswerkelijkheid te ontkennen, maar om het kwade aan te wijzen.

Het is verkeerd om het leven op zichzelf af te schrijven vanwege de zondeval, het toenemende kwaad, de zonde, de dood en de hel. Wie schepping, leven en zonde vereenzelvigt, kan in de verleiding komen om het bestaande leven te haten en zijn zinnen te zetten op een nieuwe maatschappij. Het droevige gevolg van deze doperse dwaling is dat mensen het oor lenen aan vleiende leiders die ons zeggen voor te gaan naar een betere maatschappij. Zij geven ons een laatste kans, mits wij onze ziel inleveren. Zij zijn de laatste profeten, wij hebben ons slechts te onderwerpen, want ons geluk bereikt ons slechts via hun. Gods volk rekent dan op een draaglijk leven in slavernij, maar de Heere heeft andere gedachten, namelijk dat zij zelf leven en uitspruiten zullen als de wilgen, weer sterk en weerbaar worden naar het vaste voornemen Gods, niet blijvend weggerukt uit onze vaste plaatsen, uit de orde, uit het verbond, uit het volk en uit de kerk. Christus schrijft Zijn geschonden gunstgenoten niet af, maar Hij erkent en vervult de rechten en inzettingen die Hij hun gegeven had, want Christus heeft als het Woord alle dingen gemaakt, en Hij doet geen afstand van Zijn kroonrechten.

Wij hebben God naar de kroon gestoken, onze naam is albederver, wij zijn niet bestand tegen de verleiding van het kwade, het onverstand, de onwil, de aanpassing, de lauwheid en de onheiligheid. Nu bewerkt God in Christus de verzoening, niet om u af te schrijven, maar om u in Christus' lichaam weer heilig, toegewijd, onkreukbaar en onschuldig voor Zich gesteld te krijgen op uw plaats, in de weg van sterven en opstaan met Hem. Bent u gestorven, overgezet en overgegaan in Christus, naar Zijn sterven en opstaan? Dan is uw leven verborgen met God, en u draagt de littekens van Christus. Het zal blijken dat u uw plaats met God en met ere inneemt, en dat u gezegend bent. Zoals wilgen uitspruiten op hun plek, zo zult u ook opgroeien in geloof, kracht, hoop, kennis, rechtvaardigheid en liefde. Het Woord is als een vuur, het leven kreeg weer vaart, u moest uw plaats behouden, en u bent uzelf een wonder. Bestreden ziel, God zal uw verstand openen en Hij schenkt u inzicht. U merkt dat u eraan voorbij was gegaan, en nog tot alle onkunde geneigd bent. Het is uw blijdschap dat de Heere licht geeft.

God wil door Zijn beloften opnieuw beginnen om Zijn bedoelingen openbaar te maken. Al is Gods volk door eigen schuld gekortwiekt, zij zullen weer groeien. Al keert zich alles tegen u, al dringt de chaos zich brutaalweg op, echter in de belofte zult u een goede reuk van Christus zijn aan alle plaatsen.

Wie kan het klein krijgen dat God Zich met het bestaande verenigt, om het verdorvene te vernieuwen? Toen u wederomgeboren werd, ging alle leugen er aan, en werd Christus uw Hoofd, want God heeft door niemand anders dan door Hem vrede gemaakt om alle dingen in de hemel en op de aarde te verzoenen tot Zichzelf. Het Koninkrijk Gods bestaat niet in woorden maar in kracht. Dit staat geheel tegenover de god dezer eeuw die de zinnen verdooft door gedachtenspinsels. Veel mensen willen toe naar een 'nieuwe' werkelijkheid, alsof zij niet gebonden zijn aan Gods oude orde, Christus' offer en kroonrechten, het verbond en de geloofseed. Het moderne kenmerkt zich door een ongeremde ontkenning van de oude bestaande levensorde. Door vergeetachtigheid worden welvaarts- en vredesmaatschappijen uitgedacht ten koste van de weerbaarheid, de eerbied, de liefde en de kracht. Mensen verwachten heil van een opgelegde 'vrede' zonder liefde. Aangezien wij geneigd zijn tot ongeloof, om onszelf bij verlies en verval neer te leggen, zet de Heere Zijn werk voort. Dit brengt ons tot de derde gedachte.

Ten derde: Aanvechting (en doorgroei). Na verloop van een paar jaar kan de snelgroeiende knotwilg te zwaar worden in de top. Bovendien slaat op den duur een verrotting toe in de stam. Langdurig achterstallig onderhoud kan ook oorzaak zijn dat de knotwilg gaat splijten in twee helften, deze wijken van elkaar, buigen over naar de bodem, en groeien toch door. De verzwakte knotwilg wordt opnieuw onder handen genomen, om hem te bewaren komt de zaag er weer aan te pas. Al zou de knotwilg gebogen liggen over de sloot, toch openbaart zich een doorgroei.
Deze orde is wonderlijk in onze ogen, maar het is Gods gewone orde; groei is normaal, stilstand is abnormaal. Laten wij dat niet vergeten in geestelijke en lichamelijke dingen.
Wat betekent dit voor ons? Wij worden nog steeds ontdaan van allerlei 'takken', en er komen breuken in het leven, wij worden bovendien onszelf tot last, we maken met Jakob een gebroken gang. Kent u dit? U merkt dat u de vreugde van een last door de Heere is opgelegd. U kreeg een verlies te incasseren van een geliefde, of u ging dieper verstaan hoe rijk het inzicht is dat God geeft, en dat de Heere zo weinig aan Zijn eer komt op aarde. De 'oude mens' wordt nog meegedragen. In de dagelijkse bekering kastijdt God Zijn geliefde vrienden, maar Hij schakelt hen niet uit. De geschiedenis gaat zich wel eens herhalen, oude gerichtszaken worden voor Gods aangezicht opnieuw doorleefd. Ik ellendig mens, Wie zal mij verlossen? Ik dank God door Christus, zelfs in de diepste aanvechting zal geen stilstand optreden, integendeel.

Alleen dankzij Hem die het belooft is er groei, toewijding, liefde, vreugde, ijver, verontwaardiging en verlangen. De mens wiens hart verlevendigd wordt, heeft liefde voor zijn vaderland omwille van de vader die door God gegeven is op aarde. Wie zich door het geloof vermaakt in de vreugden van het hemelse Jeruzalem, die verlangt om daarin koninklijke, mannelijke eer binnen te mogen brengen. Wie de kerk liefheeft om wat hij daarin ziet van de hemel, die kan de kerk niet missen. De overgeestelijkheid is nog erger dan de ongeestelijkheid, want mensen worden zo overgeestelijk dat zij geen volkskerk meer nodig hebben, geen eenduidige geloofseed en geen kinderdoop nodig, de psalmen heten bijzaken, de tucht is verboden, mensen plaatsen zichzelf buiten de oude kaders, vervolgens bepalen zij zelf de orde. Mensen blijven de geloofseed niet trouw, het kan komen omdat mensen boordevol geloof zitten, boordevol van zichzelf. Deze overgeestelijkheid maakt de kroonrechten van Christus overbodig in de ogen van velen, zij willen een andere, plurale 'christus' boven de oude Christus gehoorzamen. Mensen zoeken een nieuwe, samenbindende 'christus' om de boel bij elkaar te houden in de kerk. De plurale 'christus' eist totale erkenning van de goden van deze eeuw, die opstaan onder namen van 'Respect', 'Dialoog' en 'Tolerantie'. Het verbond van de drieënige God Die alleen te eren is, wordt niet exclusief gehouden, dit is in strijd met de eden die wij en onze vaderen aan de Heere gegeven hebben in het oude, gezegende Europa. De Baäl is terug.

Tenslotte, een wilg heeft water nodig. De vrede van Christus, de geloofsvereniging met Hem, geeft te drinken uit een rivier van levend water. Voor wie is het levende water? Wij houden de tekst in gedachten. Is het water voor de dorstige of voor de dorre wilgenboom op een dorre bodem? En nu wij. Voor wie van ons is het levende water Christus? Voor de dorstige of de dorre ziel? Onze dorheid is onze afkeer, daarom zijn wij verloren. Het is niet zo dat onze afkerigheid als een normaal verschijnsel mag worden beschouwd als uitvloeisel van onze verdorven doodstaat, want dan zou de nood ten onrechte verdwijnen uit de gewetens.

Dorst is een gevolg van leven, een gevolg van het bezoek dat God brengt, om het land begerig te maken. Er is geen gezegende honger en dorst, zolang we niet aan de waterbeek geplant zijn, ons moet hemelse kracht en geloofsgezindheid gegeven worden om het levende water te ontvangen en in te drinken. Het is één van beiden: We drinken spontaan, omdat het levende water ons leven is en omdat het ons verzadigt, of: het ongeloof en de liefdeloosheid maken ons tot behoedzame verbreiders van dorheid, dwaasheid, ontrouw en dood op aarde.

Wie aanvankelijk aan zijn boosheid is ontdekt, heeft de neiging om zichzelf te beklagen zonder zichzelf aan te klagen. Deze mensen erkennen God nog niet als Rechter, maar kijken onverminderd de satan in het gezicht. Ondanks vrees, angst en onrust houden zij tegenover de Heere vast aan hun dorheid. Deze leugen moet erkend worden.

Wat helpt ons? Het water in de dorre bodem drijft de harde droogte uit, zodat groei volgt. Christus' vleeswording drijft uit ons de zonde uit, doordat Hij het zwaard hanteert op aarde, en doordat Zijn kruisdood het zwaard door de ziel van de ware gelovigen doet gaan. Hij verdrijft uit ons de onkunde, onverschilligheid, lafheid, slaafsheid en hoogmoed. Christus nadert tot onze wortels om onrust, willekeur, wanorde en pessimisme te genezen. Hij laat Zich nodigen, om ons ongeloof te hulp te komen.

Wie God leert kennen en Christus Die Hij gezonden heeft, die zal zich aan Hem toevertrouwen omwille van Hemzelf. Wij moeten eerst bekennen dat wij God de schuld gaven van alle ellende. Wie zich doodwerkt onder de Wet, bukt voor God, dan begint de belofte (tekst) haar werk te doen, het neemt ons hart in. Nu is Christus in Zijn scheppings- en verzoeningswerk dierbaar geworden voor u die gelooft. U zoekt de zegen, en u vindt volledig houvast in God. U schaamt zich omdat u voorheen harde gedachten koesterde over God en over de weg des vredes. U wilde niet, doch God sprak: Ik wil en zij zullen uitspruiten als wilgen aan de waterbeken, om te leven, te groeien en zich met het lijden van Christus te troosten in de hoogste aanvechtingen. In de diepten toont God dat Hij met u doorging.

God herstelt het leven door ons terug te brengen bij het begin van Zijn werk. Hij stelt onze zielen in het leven door de aanvechting heen. God schiep ons uit, door en tot Hem. Op de jongste dag zal klinken: Komt in, gij gezegenden. Maar als voor die tijd dit alles aan het groene wilgenhout is geschied, wat zal er dan gaan gebeuren met onbetrouwbaar 'hout' wat dor wilde blijven? Amen.

Geen opmerkingen: