BURGER, VERBOND EN GEWETEN
Zijn christenen alleen maar "vreemdeling en bijwoner" van ons land, of valt er nog meer over te zeggen? Het Nederlandse volk is als één geheel tegenover God gehouden aan de eed en de plicht van het verbond. Wie de eed van trouw breekt, verraadt zijn volk aan ideologieën en afgoden. In deze tijd spannen sommige revolutionaire en doperse christenen samen om het 36-e geloofsartikel van de Nederlandse Geloofsbelijdenis zijn betekenis te ontnemen. Zelfs sommige staatkundig gereformeerden geven de zaak van het geloof prijs, zij miskennen het wonder van God dat in het ontstaan en bestaan van Nederland aanwézig is, maar wel dromen zij samen met neo-evangelicalen van een mogelijk toekomstig “wonder”.
Dit is ongerijmd, want wie het bestaande wonder van God uitvlakt uit het Nederlandse bestaan, die moet er niet op rekenen dat God een nieuw wonder schenkt, dat meer bij de neo-evangelicale smaak past, en dat van deze “democratische” tijd heet te zijn. Wie het rechtzinnige geloof op één punt van kracht berooft, die kan heus wel (samen met doperse eschatologen) hopen op toekomstige “wonderen” zoveel hij wil, maar hij hééft inmiddels in het heden de zaak van Nederland verraden. Wie droomt van een wonder, zal wakker worden wanneer zijn naam als verzaker vast staat. Hij heeft immers het bestáánde wonder de rug toegekeerd (vergelijk Psalm 78: 11, 32, 37, 42). Maar God kastijdt en leidt Zijn volk ook verder.
Burgerrechten
Burgerrechten komen niet aan iedereen toe. Wie weigert om tot de Nederlandse zaak te behoren, die ontzegt zichzelf het burgerrecht. Onze rechten liggen immers opgesloten in de oude verbonden, vrijheden en privilegiën. Er staat geen willekeurige macht boven een willoos gemaakt volk, maar de macht is met de Nederlandse gemeenschap verbonden volgens de bepalingen van het verbond. Wie grof de drie-enige God verwerpt, is meinedig ten opzichte van het verbond en breekt de publieke Nederlandse geloofseed. Wie ontkent dat God er recht op heeft, dat wij rechtvaardig leven naar Zijn geboden, die verzaakt zijn plicht, en schendt het Nederlandse gezag. Wie weigert trouw te beloven, kan niet verwachten dat hij in Nederland verblijven mag, laat staan dat hij mag genieten van de burgerlijke voorrechten. Wie weliswaar zijn aanhankelijkheid aan de Nederlandse zaak uitspreekt, maar zijn plicht desondanks verzaakt, die is strafbaar op grond van de bepalingen van het verbond (wetten en privilegiën van het gekerstende oude West-Europa, en de Unie van Utrecht, e.d.).
Er heeft echter een gevaarlijke omslag plaatsgevonden. Reeds in de 19-e eeuw ontstond een zelfstandig staatsapparaat in plaats van het oude gezag. De dragende ondergrond, de constitutie, werd opzij gezet. Ruggespraak werd afgeschaft, de inbreng van adel, dorpen en steden verviel, en het volk raakte onderworpen aan een centraal autonoom bestuur. De basis werd verlaten, en het dirigisme begon, met alle gevolgen van dien, zoals bureaucratie en staatsabsolutisme.
Meineed leidt tot staatsabsolutismeZonder eed van trouw en zonder rechtshandhaving kan geen volk blijven bestaan. Wie God, Nederland en Oranje aan de kant zet, die aanvaardt revolutionaire theorieën ten koste van onze nationale vrijheid en orde (constitutie). Hij stelt ten onrechte een utopie in de plaats van het oude Nederland. Thans zucht het volk onder een super-machtige revolutiestaat die onrecht doet door ons onze oude vrijheden en verantwoordelijkheden te ontnemen. De staat is een machine geworden die oude, bestaande rechten tracht te vermalen. De staat heerst oppermachtig over alles, bepaalt de welvaart, heerst over de kerk, over het geweten. De staat bepaalt dat wij ontrouw moeten zijn aan ons oude, nationale volksbestaan. Wij moeten al onze bevoegdheden overdragen aan de moderne staat, dat is: wij moeten politiekcorrect denken. Wij moeten overal toestemming voor vragen, want de staat bepaalt zelf wat in overeenstemming is met de tijdgeest. Dit geschiedt niet ten koste van de staat, maar ten koste van de onderdanen. Wat in het belang van de staat is, heet goed te zijn, en kwaad is wat tegen het normloze, “onfeilbare” staatsbelang indruist. Het eigenbelang van de staat neemt voorrang ten koste van de burgers (voluntarisme). Tegenover verwoestend anarchisme staat het gevaar van absolutisme.
Namaak-werkelijkheid tegenover verbond
De staat heeft de normen van goed en kwaad losgemaakt van het recht. Iedereen kan zich misgaan, behalve de staat. De staat doet altijd goed, want zij bepaalt zelf wat goed of kwaad is. Onze Nederlandse rechten en vrijheden tellen in de ogen van de staat niet, het is de staat die wetten maakt en wetten breekt naar eigen believen. De gedachtenpolitie doet de rest door gelijke behandeling af te dwingen, en door te bestraffen al wat zich niet aanpast aan de moderne maatschappij. Hiermee timmert men de werkelijkheid van het oude Nederland dicht, en creëert men een namaak-werkelijkheid. Wij worden lastig gevallen om hier in te gaan geloven. Echter is van Godswege het oude verbond niet vervallen verklaard, daarom zien wij op het verbond als op onze schat. Laten we er op toezien, en er uit leven. God geeft ook in dit opzicht moed aan degenen die op Hem hopen.
Verhullende werking van het voluntarisme
Hoewel de linkse “kerk” haar onvermogen niet meer kan verbloemen, en hoewel het kerkendom zijn afgang niet meer kan ontkennen, weigert men toch beschaamd en schaamrood te worden. Waarom laat men zich toch niet herstellen? Is er zelfs geen besef van de verwoestende gevolgen? Er rust geen zegen op het roekeloos omver stoten van de oude fundamenten. Toorn en ondergang zijn de gevolgen van het verbreken van de banden van het verbond en het in de waagschaal stellen van het volksverband. Ongetwijfeld brengt de moderne relativist hier tegen in dat wij toch een sterke staat hebben, die alles regelt. Met andere woorden, de staat “zorgt” door middel van regelingen voor uw veiligheid, voor uw gezondheid, voor uw welvaart, voor uw ontspanning, voor uw opvang. Een burger kan op de staat terugvallen, en de schade die hij zichzelf berokkent op de staat afwentelen. Zo gaat het een tijdlang, totdat. Totdat “het geld” op is, en vooral: totdat blijkt dat de staat een reus is op lemen voeten, die gemakkelijk omver gestoten kan worden door vijandige krachten. Hoe komt het dat de samenleving verder uit zijn voegen raakt, dat gezinnen uiteenvallen, losgeslagenheid en brooddronkenheid toenemen, terwijl angst, onveiligheid en onvrede met handen te tasten zijn? Dit komt dunkt me doordat de moderne staat de burgers tot losse onderhorige ‘nummers” degradeert. Weliswaar krijgt iedereen in theorie alle kans om zichzelf te profileren en zijn kansen te grijpen, om invloed uit te oefenen, doch deze theorie is blind. Het lijkt dat het hoogste geluk erin gelegen is om de wereld “van iedereen” te verklaren, maar in deze rechtsverzaking sluimert de ontwrichting van de samenleving. De voluntaristische “vrijheid” is geen oplossing van de nood, maar maakt er zelf deel van uit.
Gelegenheid tot onderdrukkingSchaamteloos zijn de reacties van mensen die beweren dat “wijzelf” de maatschappij zijn. Zij vinden dat wij zelf onze zaken moeten opknappen, hoewel de staat weigert om onze bevoegheden daartoe te erkennen. Wij staan met de rug tegen de muur zonder dat de staat ons aanmoedigt om recht te doen conform onze verantwoordelijkheid. De staat maakt de rechtvaardigen tot slaven, terwijl men vijanden gelijke kansen (lees:voorrang) biedt. De gelegenheid maakt de dief, in dit geval: onverschilligheid, grenzenloosheid, internationalisme. De droom van een “maakbare” samenleving (voluntarisme) wordt stevig voortgezet. De linkse kerk maakt ons nog steeds wijs dat afgodisch terrorisme met meerderheid van stemmen te blokkeren valt, terwijl het vorige ogenblik is vast komen te staan dat een “open” maatschappij geen terreur kan keren. Opmerkingen van beiderlei aard worden klakkeloos de wereld ingestuurd, want dit lijkt tot het beroep van moderne politici te behoren. Zij worden er voor betaald door de slachtoffers!
Normloosheid
Het hedendaagse kerkendom lijkt niet massaal bereid om weerstand tegen het kwaad te blijven bieden, want men zoekt een geluksformule, en men leeft niet bij het recht van God. De Wet van God wordt als verbroken en verzondigd gekenmerkt; dit lijkt een ootmoedige belijdenis, maar het functioneert vaak als een devote uitvlucht. Immers nooit mogen we de zondige, afwijkende toestand tot norm maken. Terwijl de zondeval ons met droefheid en zorg moest vervullen, doen velen alsof daardoor de normen verlaagd zijn. Gods Wet moet buigen voor de oppermachtige, normatieve zonde-toestand: “Je kunt van zondaars niet verwachten dat zij rechtvaardig leven, daarom moet God Zijn Wet aanpassen”. Onze kwalijke levenspraktijk is tot norm verheven, daarom wordt het normale leven geblokkeerd en onmogelijk gemaakt. Wat mensen “kunnen”, dat is tot norm verklaard. Men acht zich ontslagen van de heilige plichten die men niet nakomt. Wangedrag heet normaal te zijn, hierbij past slechts het toekennen van een gedoog-status, en vervolgens moet iedereen meedoen in de uitgieting der goddeloosheid. Wie niet mee kan doen heeft vervolging te verwachten.
De illusie van de wetteloosheidIn het leven wordt rekening gehouden met de zonde in plaats van met de vurige Wet van God. Dit is de omgekeerde wereld. De mens meent dat hij een rechthebbend slachtoffer is, maar we zijn daders die verplicht blijven aan het gebod. Wij kunnen niet leven op een bodem van ongehoorzaamheid, want de ware werksituatie wordt door het voorgegeven recht bepaald. De werkelijkheid van de scheppingsordeningen blijft staan tegenover het bedrog van de zonde. Daarom wordt ons niet toegelaten dat wij de leugen van het kwaad voor onomstootbare, gezaghebbende realiteit aanzien! Niet het gebod is een illusie, maar de zonde is onwerkelijk. Immers de zonde is bedrog en is daarom onwerkelijk. Wie de zonde tot norm maakt, schuift de geboden van God één voor één aan de kant. Afgoderij is in strijd met het leven. Wie de zonde verheft tot ‘normale” aardse toestand, die kan geen eis laten bestaan. Alle eisen zijn niet meer van deze tijd, de tijdgeest heet veranderd te zijn, en we menen: er staat geen Wet boven ons. Maar waar geen Wet is is geen leven, want de Wet is voor alles ingeschapen in de gewetens van de mensen.
Een mens zonder werkzaam geweten is een gevaar voor zichzelf en zijn volk. Dit gevaar manifesteert zich in uitspraken zoals "We zijn maar zondaars", en "we kunnen geen gehoorzaamheid opbrengen", en soortgelijke uitvluchten. Hun tolerantie van het kwaad betekent het ontkennen van de waarheid die voor iedereen geldt. Wetteloosheid is een illusie. Bedrog is het gevolg. Maar God oordeelt naar Zijn gebod in het midden van de overheden. Overheden zijn schilden om het volk te beschermen tegen zonde en oneer. Gods eer klimt uit het stof omhoog. Men moet beseffen dat de orde niet afgeschaft is, het verbond is springlevend, het Woord is niet geweken van ons en van ons nageslacht. Laten wij dit in het oog vatten, en in het hart bewaren.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten