11 SEPTEMBER 2001
Gelegenheidspreek naar aanleiding van de aanvallen op de Verenigde Staten van Amerika, bijzonder te New York, op 11 september 2001. Uitgesproken op 16 september.
"Al ging ik ook in een dal der schaduw des doods, ik zou geen kwaad vrezen, want Gij zijt met mij; Uw stok en Uw staf, die vertroosten mij." (Psalm 23: 4)
De woorden van de tekst werden voorgelezen deze week door de amerikaanse president, tijdens zijn toespraak tot het volk, nadat de aanvallen bekend geworden waren. Dit is een persoonlijke belijdenis en een belijdenis voor zijn volk. Dat is een belijdenis voor “Uw arme volk”, zoals in 1584 onze vader des vaderlands nog stervende sprak: Mijn God, heb medelijden met mijn ziel en met Uw arme volk. En dan is dat toch, terwijl het gekastijd wordt, Uw arme volk. Wie kan dat klein krijgen? En of er nu verder oorlog van komen zal, of niet, Amerika is een diep dal ingegaan, een dal vol doodsschaduwen. En niet alleen Amerika -als we dat soms mochten denken met de optimisten-, maar het raakt heel de christenheid en Israël.
Denken we allereerst aan de president. Ons gebed gaat op, dit zult u ongetwijfeld doen ook, voor de gewonden, de rouwdragenden, de mensen die misschien nu nog levend opgesloten zitten in de ruïne. Smeken we met de bede van de Psalmist, uit Psalm 79: 6, berijmd:
Ai, hoor naar hen die in gevang'nis kwijnen;
Laat hun gekerm voor Uw gezicht verschijnen;
Bevrijd hen, die, gedreigd met doodsgevaren,
Op Uwe hulp met smekend' ogen staren.
Onze gedachten gaan ook uit naar al die anderen: die hulpverleners, raadgevers, die zich voor zo’n immense taak gesteld zien. Maar dan vragen we ons toch ook af: (1:) Wat is hier gebeurd? Wat is hier gaande in bijbels licht? Dat is de eerste vraag altijd. En de tweede vraag is: (2:) Wat heeft ons dit te zeggen?
Wat is hier gaande in bijbels licht?
De eerste indruk kan zo verward zijn, toch kan de Heere ook daarin spreken. Als er na zo’n onvoorziene aanval op de christenheid, ja op de beschaafde wereld kun je wel zeggen, als u dan Gods Woord leest, zult u ook wel hebben dat je de Bijbel anders leest; misschien ook wel belangstellend, nieuwsgierig, of dat u nergens aan dacht, maar de Heere kwam over door Geest en Woord. En wat is er dan gaande? Dan tuimelen de gedachten over elkaar heen. Dan is het: Heere, zend licht en waarheid, dat die me leiden, om te zien: wat is er gaande? Ik noem twee hoofdstukken:
Leest u bij voorbeeld in de Openbaring van Johannes, hoofdstuk 18, dan leest u daar over de ondergang van een grote stad in één uur. Het was een handelsstad, de koophandel is ten einde. Of dat hier van toepassing is? Ik geloof het niet, want van New York geldt niet wat van Babel geldt dat het een bloedstad is, en dat daarin het bloed van Gods heiligen gevonden werd. Het Babel ziet dus weer op wat anders; het ziet op Rome, op de machten van de vervolging. Maar wat het wel te zeggen heeft, is dat onze welvaart dus wel in één uur kan eindigen; daar is geen groot leger voor nodig! Er zijn er maar een paar nodig die het voortouw nemen, en die dat op hetzelfde uur doen; dan is het met de beschaving ten einde! Dat kan, dat moeten we leren, we moeten niet naïef zijn en dom zoals we jaren en tientallen jaren geweest zijn. De roepstem is uitgegaan: als God Zich onthoudt dan wankelt in één uur alles. Dan kan de hele beschaving verwoest worden door duivelsvolk, al is dat volk nog zo verdeeld, dat de één het zus wil of de ander zo, maar dit is de realiteit van hun leer, van hun dreiging. Dit is de realiteit, wat met geen humanistische pleister dicht te plakken en weg te werken is.
Het tweede Schriftgedeelte dat ik u wil noemen is: 1 Koningen 22. Daar staat geschreven van Achab. Achab voelde zich sterk. Als je toch koning over Israël bent, dan geldt dat de HEERE regeert, en jij regeert onder Hem, en Hij bewaart Zijn volk. Toen kwamen de Syriërs af met een leger, en Achab wilde van 400 profeten weten: Vertel mij in de Naam des HEEREN door het Woord van God, zullen wij optrekken tegen Syrië of niet? En ze zeiden allemaal: Ja! Ja! Ja! En één van hen vond dat nog niet genoeg, die nam ijzeren horens, en die ging een demonstratief antwoord geven. De profeet Zedekia zei: Met deze zult gij de Syriërs stoten, totdat gij hen gans verdaan zult hebben. Doch ééntje, Micha ben Jimla, sprak door het Woord des HEEREN wat anders: Ik zag het ganse Israël -en dat was écht door het Woord des HEEREN- verstrooid op de bergen gelijk schapen die geen herder hebben. En de HEERE zeide: Dezen hebben geen heer; een iegelijk kere weder naar zijn huis in vrede. Dat kondigde aan: niet de overwinning van Achab en van Israël, maar de nederlaag, de dood van Achab.
Nu is het vandaag geheel niet aan de orde om de amerikaanse president te vergelijken met Achab terwijl hij zich op tegenaanvallen beraadt. Bovendien is het ook niet te verwachten, in het licht van dit Schriftgedeelte, dat de vijand van vandaag na een nederlaag ons vrede zal gunnen en ons met vrede zal doen gaan; integendeel, een dodelijke haat en fanatisme komt openbaar, zoals we in de wereld ook zien in allerlei andere landen waar het gedaan is met de vrede, en waar blijkt dat ze zijn: vijanden Gods. Maar laten we toch niet te hoog denken van onze kracht, en niet te gering over des vijands dreiging, zoals degenen doen die ons ook nu wijsmaken dat we rustig kunnen gaan slapen, en dat het risico niet zo groot is, en dat het allemaal wel meevalt. Laten we dat niet denken met de vijanden binnen onze poorten! Die zijn in staat om in één ure, en zonder legermacht hun gruwelen hier te vestigen, een schrikbewind in te voeren en door te zetten.
De aanvallen zijn gericht op Amerika, en achter Amerika eigenlijk op Israël. En wie Israël zegt, die zegt: de aanval is eigenlijk gericht op Israëls Verwachting, op de Heere Jezus Christus. Denk er goed aan, achter dit alles zit een dodelijke haat tegen de Drieënige God. Waarom? Omdat de Heere Jezus heeft gezegd: Zij hebben Mij vervolgd, zij zullen ook u vervolgen. Ook om dezelfde reden. In de martelaren van deze tijd worden vervuld de overblijfselen van het lijden van het lichaam van Christus. Het werd ook deze week gevonden, de stem der martelaren was op te merken. Maar er is méér: In het licht van de tekst is sprake van het feit dat de HEERE de Herder is, dat Hij voorgaat, ook als die kudde een dal van schaduwen des doods in moet, zoals een schaapskudde in een bergachtig land meemaakt aan het einde van de dag, als het tegen de avond terugkeert naar de stal. En dan staat daar niet zomaar de schaapskooi zoals we dat in ons land kunnen zien op de grote stille heide waar het een mooi vlak veld is. Maar het is in Israël anders; daar moeten ze vaak nog door ravijnen heen, tussen rotskloven door, waar het al donker is wegens het vallen van de avond; en daar zijn die schapen bevreesd. En dan is er maar één voorrecht, en dat is dat ze de herder bij zich hebben wanneer ze daar door het donkere dal heen moeten. Wat is er in dit dal voor gevaar? Daar zit allerlei ongedierte. Die roofdieren staan niet midden op het pad, maar die stellen zich verdekt op; hier een loerende beer en daar een grommende leeuw, net niet te zien. En het enige voorrecht van de kudde des HEEREN is, dat ze voor rekening van de Herder liggen.
Gemeente, dat is de kern. Bent u voor rekening gekomen van de Heere Jezus Christus? Geen groter wonder bestaat er. Vooral als u er op let wat voor schapen het zijn van wie dit geldt? Dwalende schapen die niet naar de Herder hebben gevraagd. Moet je dan niet bidden dat je van die kudde een schaapje mag zijn? Nou ja, bijna heel godsdienstig Nederland drijft daar op: Vraag er nog maar eens om... en bid er maar eens om. Allemaal mensen die bekeerd willen worden, maar het is niet waar, want er is niemand die naar God zoekt, althans die dat kan. Wie geen schaap van Christus is, geen levend lidmaat van Hem, die kan niet bidden. Moet je dan niet bidden? Ja, en toch moet je bidden! En toch bidden: Laat me ook van die grote kudde een klein schaapje mogen zijn. Wie niet bidden kan en toch bidden moet, die voelt de nood en de noodzaak. Wie dat gelooft, die heeft geen rust meer. Zulke zielewerk moet eindigen in de dood; zulke wetswerk door de Heilige Geest. En dan wordt gekend, ook na ontvangen genade, en ook bij vernieuwing, in dat dal, onder de verschillende leidingen die de HEERE houdt met Zijn kudde: Ik ben gevonden van de degenen die naar Mij niet zochten. Dat is het Goddelijke wonder. En doden zullen horen de stem van de Zoon van God, en die ze gehoord hebben zullen leven, en die zullen geen vreemde volgen.
Onze zonde is dat we naar twéé kanten luisteren: naar het Woord én naar de wereld, naar het Goddelijk recht, de Goddelijke antwoorden, maar ook naar de wereldse influisterin-gen vol heidens gedachtengoed en atheïsme. En dat is voor Gods kudde nou een dal van verschrikking, de wereld. Ja, daarin moet het schaap afdwalen, daarin is het gemakkelijk te overvallen, en wie daar verdwaalt zonder Herder, die is absoluut ten dode opgeschreven! Geloof je dat, jongelui? Je hebt misschien allerlei plannen, van opleiding, van huwelijk, en je toekomst. Geloof je dat je absoluut ten dode opgeschreven bent, als het dwalende schaap -of ken je je natuur niet?- zonder de Herder. Soms kan dat zo gaan in het dal van de schaduwen des doods, waar de gevaren niet te zien zijn... Maar al ging ik ook in een dal der schaduw des doods, ik zou geen kwaad vrezen, want Gij zijt met mij.
Waarachtig genadeleven en werkelijk practicaal leven der godzaligheid, dat komt wel eens in de beproeving, want er moet scheiding komen: wat is nou van de mens en wat is van God? Er kan zoveel zijn, en dan behoeven we alleen nog maar te kijken naar onze goede daden, als de Heere het onderzoekt, dan zit er zoveel van onszelf tussen. Er zijn zaken waarbij de mens denkt In God is mijn heil en mijn eer, maar als het op de proefsteen komt, dan blijkt er zoveel vuil bij te zitten; en dat moet niet bedekt worden, maar beleden en losgemaakt.
David verkeerde vaak in bange omstandigheden, ook in een dal van schaduw des doods. Hoe heeft hij moeten vluchten voor Saul de tiran! En ons volkslied zingt:
Als David moeste vluchten
Voor Saul de tiran,
Zo heb ik moeten zuchten
Met menig edelman.
Ja, het is een klein getal, en dan moet het ook nog de doodsschaduw in. De aanvallen op Amerika zijn onverwachts gekomen; dat is heel wat in dit informatietijdperk en in dit tijdperk van controle en nog eens controle. Zo snel en zo massaal! Het werd niet gezien; net als die loerende beer in het ravijn, die op het schaap loert, of om een lammetje te pakken. Vooral als het schaap even wat buiten de kudde dwaalt, is het makkelijk te grijpen. Zo moet u ook dichtbij de HEERE leven. Hoe verder van Hem af, hoe meer gevaar! Dan moeten Amerika en wij de hand in de boezem steken.
Dat het zo overrompelend en massaal kon gebeuren laat wel zien dat het niet zo veilig in de wereld is als we onszelf wijsmaken met allerlei valse ideologieën en zondige verdragen, en zondige uitgangspunten en mensenrechten waar de wereld mee bedrogen is. Het is niet zo veilig binnen de landsgrenzen, de vijand is al ver doorgedrongen, zo erg zelfs dat er al in tientallen landen duivelsvolk op belangrijke arbeidsplaatsen gekomen is, om de gegevens aan elkaar door te geven internationaal. Het is al zo ver gekomen dat dit niet te controleren is; zo hoog zijn ze al geklommen om de beschaafde wereld in één ogenblik uit haar voegen te kunnen lichten.
Wat is er te verwachten? Het is helemaal niet gezegd dat er oorlog komt. Het kan wel zijn dat we nog meer gaan buigen voor de terrorist en voor de heiden, om nog meer met hem te gaan discussiëren en rond te tafel te gaan zitten, en dat de verharding toeneemt.
Wat heeft God met ons voor? Als u uw zonden niet belijdt, is het ergste te vrezen. De zonde belijden, kennen en láten, en niet: met een gebed verder leven op de oude voet. Te verwachten is dat het nog maar een beginsel der smarten is geweest in de afgelopen week, en wat er nu geleden wordt aan onbeschrijflijk leed.
Als David hier zegt dat hij niet te vrezen heeft, dan zegt hij niet dat er geen gevaren bestaan. Wel wordt tegenwoordig gauw gezegd door lichtvaardige christenen: we hebben niets te vrezen, en er is geen gevaar, en er zijn geen oorzaken. Dan gaan we zelfgenoegzaam verder onder een christennaam, zonder ons te bekeren. Ken je er ook wat van, van die overmoed? Of we zeggen schijnbaar ootmoedig: dat hebben we nou allemaal verdiend. En toch leven we verder, en we beseffen niet dat wat die vijanden doen onder de toelating Gods, -want een vijand kan een zwaard zijn in Gods hand-, toch is wat ze uitvoeren over de kudde des HEEREN meer dan schandelijk. Daarmee wordt Gods oogappel aangeraakt; dat mag niet worden verbloemd.
Wat heeft ons dit te zeggen?
Gemeente, wil het goed zijn met u en met ons in het dal van de schaduw des doods, en wil het met de christenheid goed zijn, en wil het ook met de nageslachten goed gaan, dan is het nodig dat ons leven wordt onderzocht. Dan zullen we in hetzelfde oordeel komen als de moordenaar aan het kruis, die daar stervende mocht spreken: Vreest gij ook Gòd niet? Want zijn makker had gezegd tot Jezus: Als U God bent, help dan, red dan, zorg dan dat er geen oorlog is en geen terrorisme, want daar kan God wel voor zorgen, maar wij kunnen dat niet, wij kunnen er niets aan doen, wij zijn slachtoffers.... Maar de bekeerde moordenaar aan het kruis sprak: Vreest gij ook God niet, daar gij toch in hetzelfde oordeel zijt, nee, niet jij alleen, maar ik ook, ja, wij nog rechtvaardig ook. Waarom dan?
Gemeente, kinderen, waar zijn jullie banger voor, voor een derde wereldoorlog of voor het oordeel Gods? Banger voor een oorlog of voor de zonde? Heeft wat er gebeurd is ons tot gebed gebracht, en tot de begeerte om onze zonden af te breken door gerechtigheid? Dat is: door Christus. Er zal een kudde zijn die eenmaal het dal eeuwig te boven komt. Als je eenmaal zult worden afgelost, dan ben je hier in hetzelfde oordeel geweest en vrijgesproken. Dan volgt: in Hem het leven, het heil, de volkomen voltooiing en garantie voor je hele leven, voor je hele krakkemikkige bestaan.
Of gaan we door? Wat verstaan we eigenlijk onder berouw? Kijk, we hebben de afgelopen week een dag gehad van nationale rouw. Zeer belangrijk dat dit plaatsvindt! Maar wat zie je dan gebeuren? Op de ene plek hangt de vlag nog halfstok, en een paar meter verderop wordt de feesttent alweer opgebouwd, want, ja, de karbonades waren toch besteld, hè?! Is dat berouw?
Op de volgende plek, daar is het: we gaan door met onze zondige twisten, gewoon verder met de vlag nog halfstok. Is dat ons berouw? Hangt nu de vlag in je hart al halfstok?
Of we praten de ernst van de eeuwigheid weg door valse rust: het zal toch wel goed gaan in de wereld, morgen gaat de zon weer op, dan gaan we weer geld verdienen; een rustgevend praatje.... Daar is ook onze regering helaas zo goed in, om daarin ons volk misleidend voor te gaan.
En een volgende, die is bezig, en die gaat onverstoord verder om z”n leven te verfraaien, op wat voor terrein dan ook. Want mooier is nog niet mooi genoeg; en zo gaat alles hard achteruit. Dit is het tegenovergestelde van bekering. Het mooiste is nog niet mooi genoeg. We rijden honderden kilometers, en we besteden zoveel uur van onze genadetijd; die tijd gooien we ook nog overboord om het luxer dan luxe te krijgen. Ja, daar rijden we veel voor, om nog het mooiste van het mooiste te halen. Dan is het ook geen wonder natuurlijk, ja dan mòeten we omwille van de olie het duivelsvolk wel te vriend houden. Dat kan niet, het is: de Herder versmaden!
Gods kudde heeft veel te verduren: vele martelaren hebben hun zonden beleden in het aangezicht van de dood. God kastijdt ons, bekenden zij, om ons wereldgelijkvormige leven. Gemeente, dat is toch wel het begin en de grondslag. Het begint bij het zelfonderzoek, want anders is er geen roepen uit de benauwdheid. Roepen wij en Amerika nu uit de benauwdheid tot God? Of stellen we onze hoop op menselijke samenwerking? Of op ons vernuft wat zo tegen kan vallen? En stellen we onze hoop toch niet op God? Blijven we zitten in de ban van het humanisme, in de gedachte van: er valt toch met elk mens wel te praten, alle mensen zijn toch lief en vriendelijk?! Houden we geen rekening met het Woord van God: van nature geneigd God en de naaste te haten; geldt dat niet meer? Moeten we maar doen alsof vreemd volk te vertrouwen is? De leus van de tijd is: wantrouw geen mens. Mondiaal denken is de leus, onbetrouwbaar volk vertrouwd maken met- en wegwijs maken in onze maatschappij zelfs, zodat onze staatsgeheimen en bedrijfsgeheimen worden ontsluierd. Dat deed koning Hiskia al. Die was ziek geweest, toen kreeg hij de gezanten van Babel naar zich toe, en toen liet hij alles zien. Prachtig. Maar de profeet des HEEREN kwam en zei: nu zult u het allemaal kwijtraken.
En zo hebben ook nu spionnen de kans gekregen. Dat is een gééstelijke zaak aller-eerst! Dat is niet alleen een kwestie van organisatie en beleid, maar het is een geestelijke zaak. En omdat dit mis is, gaat het ook fout op het gebied van grenzen en paspoorten. Ze hebben een kans gekregen, in deze tijd geweldige kansen gekregen. Ja maar, er worden er misschien wel 50 opgepakt... O, maar vergeet niet, er staan 500 andere heidenen klaar om hun plekken in te nemen.
En dan zijn er lafaards die tenslotte zeggen: nou ja, er is niets aan te doen. Maar dat is het prijsgeven van de zaak van Christus; en dààr werden we niet toe geroepen, maar wel om onze naïviteit te bewenen, omdat we de landsgrenzen hebben geopend en ons verzwagerd hebben met de heidenen; dat we ze opgeleid hebben, dat we hen wegwijs hebben gemaakt, dat we hen bevorderd en bevoordeeld hebben met geld of zonder geld, en dat wij hen niet tegenhouden om te infiltreren in de beschaving om alles uit zijn voegen te lichten omwille van hun vijandschap tegen de Naam van Christus en van Zijn volk.
Daarom kunnen we niet bidden zonder schuldbelijdenis. Als het gevaar opkomt, dan heeft dit ons nog te zeggen: bekeert u! Als de vijandelijke dreiging, die nu zo groot gebleken is, ons aangrimt, dan heeft dit ons één ding te zeggen: bekering. De bekering is het beste middel, het eerste middel tegen de vijanden die Sion overvallen hebben en die het steeds op het Godsrijk voorzien hebben.
Zijn er geen zonden? Hebben we geen zonden? Denk aan:
1) Gebrek aan heiligheid; oneerbiedigheid in onze taal.
2) Een geest van discussie, twijfel aan de Bijbel. Is “hokken” nou echt verkeerd? En is echtbreuk echt zo erg? De Bijbel wordt veranderd of niet serieus genomen, of de ernst wordt nagelaten om het Woord te doen.
3) Vriendschappelijke omgang met openlijke spotters en openlijke vijanden van God; amicaal omgaan, ook als het niet nodig is, met huichelaars die hun vlekken schijnheiliglijk bedekken.
4) Geen afstand in acht nemen met verwaterde, onheilige christenen zonder vreze, ook niet buiten het gewone leven om waarin je met elkaar te maken hebt in de wereld.... Dit is zonde.
5) Geen tijd voor ernstige Schriftonderzoek. Ja maar, we hebben de kerk nog.... Ja, ja, dat is een heel mooi bedrijf geworden. En het kerkelijke bedrijf, dat is onze afleiding. Misschien gaan we daar in op, in allerlei toestanden en activiteiten die doelen geworden zijn in zichzelf.... Maar dàt is niet de kerk op zichzelf! De kerk is de droefheid naar God, hetgeen tot gevolg heeft in de uitwerking: een onberouwelijke bekering tot zaligheid. Dat voel je toch zeker wel, dat je het met het kerkelijke bedrijf niet redt.
6) Onze zonde is verder de ongeestelijke wortel die in het uitwendige uitspruit in verkeerde geldbesteding, wereldse doeleinden. Of: luiheid, vadsigheid, genoeglijk leven, en geen hartelijke inzet voor taak en roeping.
7) Opstand tegen het gezag. Verdoofd leven in een geest van opgejaagd worden door hysterisch-makende muziek, slechte boeken waar een duivelse geest uit straalt. Dit zijn dingen voor het zelfonderzoek.
8) Kennen wij tevredenheid, of zijn we nooit tevreden? Willen we altijd meer? Is mooi nog niet mooi genoeg? Dat behoort concreet te worden beleden, gemeente. Wat is er terecht gekomen van ons ja-woord, dat we uitgesproken hebben bij de doopvont, aan de dis, bij de belijdenis?
9) Doen we iets om de mensen of om de HEERE? Voor Wie leven we van dag tot dag? Laten we ooit dingen na om Hem? Staat Zijn eer hoog? Als je geen medemensen had, en je was er helemaal los van, en die konden niets zien van je kwaad, zou je dan gewoon doorleven? Zou je dan nog heel anders leven? Waarom? Is God wel een Werkelijkheid in onze gedachten en in ons leven?
10) Zijn we naïef, argeloos en goedgelovig, ook op horizontaal vlak? Amerika heeft veel steun gegeven aan de heidenen, bijvoorbeeld in een strijd tegen de Sovjet Unie, ook heeft Amerika meegeholpen Servië aan te vallen om heidenen te gerieven; en zie nu de “dankbaarheid”!
11) Op wat voor manier hebben wij vlees tot ons vertrouwen gesteld? Vroeg of laat worden we er in teleurgesteld!
12) Zoeken wij ook de uitweg door “overleg” in zaken waar geen vrede in is en waar geen vrede over kan bestaan? Hebben we gezwegen waar de zonde had moeten worden bestraft in het aangezicht van de naaste? Vinden niets moeilijk maar wel te moeilijk of zelfs overbodig om voor de Naam van Christus uit te komen? Wat moet het dan worden als de vervolging echt toeneemt?
Hoe moet het nou verder door het leven heen en het leven uit? Ach, dat kan alleen omdat de Herder meegaat! Met je bekering kun je niet sterven, en kun je het dal van de schaduw des doods ook niet in. Maar het schaap is alleen zò veilig, met de Herder! Mogen we dat kennen, gemeente? Het Gij-zijt-met-mij, kennen we dit? Zoek verbondenheid met de HEERE als dit ontbreekt. Hij gedenkt Zijns verbonds in der eeuwigheid.
Begeer ook zonder zonde te mogen leven. Gemeente, wees als christen een idealist met een teer leven. Dan is het zo dat wanneer u gaat in het dal vol schaduwen, hetzij persoonlijk of gemeenschappelijk, dat u op dat dwalende schaap lijkt, gij kwetsbare ziel. Bestreden ziel, u geldt: Het goede dat ik wil, doe ik niet. Is daar smart over gekomen naar God toe? Dan zult u wakende bevonden worden. Dìe smart zal niet berouwen; onberouwelijke bekering tot zaligheid is de uitwerking, in Christus, van die smart over dat melaatse, dwalende bestaan. O laten we die onbekwaamheid niet voor de HEERE verzwijgen. Laten we er ook van zingen: Ps. 79:4.
De tekst is nog niet ten einde. Er staat een puntkomma, en dan volgt: Uw stok en Uw staf, die vertroosten mij. Een herder heeft gewoonlijk bij zich: een staf, dat is een lange staf waarmee hij een schaap kan bevrijden uit een doornstruik, door met de staf de struik uit elkaar te trekken. De staf dient ook wel eens om een kluitje aarde naar een schaap toe te werpen, om het weer bij de kudde te krijgen. De staf dient tot waarschuwing dus, om tot de orde te roepen; ook telt de herder er zijn schapen mee. Negenennegentig.... Waar is de honderdste nou? Dan gaat de herder met zijn staf op zoek; dus de staf tròòst mij; het betekent ook: vermaant mij. Het werk van de Herder dient tot onderhouding. Maar òòk de stok, dat wil zeggen: de knots die de herder bij zich heeft is tot troost voor het schaap. Een herder gebruikt zijn knots om de roofdieren mee te lijf te gaan. Hij slaat geen schaap met een knots, maar hij verplettert er de schedel van een loerende beer mee! Uw stok en Uw staf, die vertroosten mij. Zo komt de HEERE met Zijn troost over, niet eenzijdig, maar tweezijdig. Zo helpt Hij Zijn kudde.
Gemeente, is dit door genade ons persoonlijke geloofsuitzicht, zoals de amerikaanse president het ook voor de oren van zijn volk en voor de wereld beleden heeft? Is dit onze overtuiging op z”n minst?
Bidden we en belijden we dit? Let op, dat kan niet samengaan met:
* het handhaven van zondige verdragen en van een zondig leven.
* een leven in zondige twist, waarin u het misschien beter kunt vinden met een werelds mens dan met iemand die God vreest in oprechtheid en in waarheid. Ik ben een vriend en metgezel van allen die U vrezen en leven naar Uw Goddelijk bevel, zegt David. Wat is daarvan waar geworden in ons leven? Is dat nog zo? (als het geweest is?) Hoe ziet het er nu uit? En hoe ziet het in de christenheid daarmee uit? Want daar loopt het nu over!
* zondige verdragen en zondige overeenkomsten die de plek ingenomen hebben van het heilige verbond van God hier te lande. We zijn in Nederland gaan praten over “afdelingen”; ieder heeft zogenaamd een deel van de waarheid. Ik ben van deze afdeling en jij bent van die afdeling.
Op dit soort redenering steunt onze welvaart, en onze zogenaamde “vrijheid”, maar in werkelijkheid hebben we ons bedrogen! En nu merken we dat de benauwdheid groeit. Maar hoe is het met onze grondslag gesteld? Want er kan wel eens een storm komen, of een watervloed, als dan de basis, de grondslag van “t levenshuis daar maar is, dan kan er veel gebeuren, als de Herder voorgaat met stok en staf.
En nu zien we dat de verdeeldheid groter wordt. Wij zijn allemaal even eigenwijs, en niemand vraagt naar Sion. En we vragen wel naar de discussie, om met allerlei tuig misschien om tafel te gaan zitten, wat een mode is, om volgens de geest van de tijd te handelen. Zo gaat het in Amerika ook, ja, dat land loopt misschien wel voorop. Wij zijn niet beter dan Amerika, immers we willen een leefbaar leven hebben, Nederland wil “leefbaar” leven, maar die dit voorstaan beogen ermee: de handhaving van de zonde, zelfbeschikking, de Revolutie en de afgoden Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap.
Het zal niet gaan, gemeente, om te bidden én de zonde in stand te houden. Dat zal voor Nederland niet gaan, noch voor Amerika. Zelfs de heidenen weten dat het zo niet kan, want heidenen weten op hun manier nog veel beter dan veel christenen dat het “gewone” leven niet kan bestaan zonder de verbinding met het hogere, het hemelse, het goddelijke. Met God, met God Drieënig, met God de Vader van onze Heere Jezus Christus, God-met-ons, bij Wiens gratie wij worden geregeerd; en Hij is geen andere God dan de Drieënige.
En nu moet er een breuk komen bij ons, want wij kunnen niet bidden zonder te breken met valse verdragen, valse vrede en valse wetgeving; want het spelletje van de Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap heeft nou wel lang genoeg geduurd in de wereld. De beschaving gaat te gronde aan valse barmhartigheid. Onbekend volk is hier opgeleid en in hoge posities gebracht, zogenaamd om te “integreren”, neen, om een voorzichtig verdrag met de hel te sluiten en een verbond met de dood.
* Bidden - en toch de grenzen openstellen, dat kan niet samengaan!
* Bidden, en “alles-moet-kunnen”, dat kan niet samengaan. Ja maar, er zijn ook vast wel goede heidenen.... Dan moeten de goeden met de kwaden lijden, want de zaken moeten eerst in orde! Zonder dat er gezag heerst, zonder dat er gerechtigheid heerst, zonder gezàg kunnen wij geen hulp bieden. Zonder eerbied, zonder belijdenis van zonde, zonder bevestiging en vernieuwing van het verbond met de HEERE is er geen toekomst, noch voor Amerika noch voor Europa.
* Bidden kan niet samengaan met het aanhangen van zondige verdragen, van zondige mensenrechten, van zondige vluchtelingenverdragen die een strop om de hals zijn van de beschaafde wereld. In plaats daarvan is heel wat anders nodig:
* Bidden kan niet samengaan met een eed op een revolutionaire grondwet.
* Bidden kan niet samengaan met onderwerping aan het revolutionaire systeem in staat en in kerk. Gòd laat het zien!
* Bidden kan niet wezen zonder herbevestiging van het drievoudige snoer God-Nederland-Oranje, want er is niets veranderd, de Herder blijft Herder en het schaap van Zijn kudde blijft schaap. Al zegt de duivel dat deze zaken uit de oude doos zijn, en allang verouderd, God verandert niet, en het verbond evenmin. Hetzelfde geldt voor Amerika. Daar heeft ook Amerika veel leiding, bewaring en zegen uit ondervonden in het verleden. Maar het heeft er ook mee gebroken, en dit laten varen, misschien lang niet zo ver als Nederland; lang niet zover afgezakt. Maar ook Amerika heeft veel vormendienst overgehouden, en oppervlakkigheid. Wie God verlaat, die heeft smart te vrezen.
O, laten we onze wegen dan onderzoeken en doorzoeken. Maar zou het echt gebeuren wat daarna geschreven staat? Tot God terugkeren? Wat hebben we nou aan de HEERE te danken?
Als je de rokende kantoorgebouwen ziet, die brandende torens, dan worden we weer herinnerd aan de brandstapels. Dit zijn nou de brandstapels van deze tijd in de afgelopen week geweest. Als het heidendom verder oprukt, zult u dan trouw blijven, gemeente? Als de heiden u het mes op de keel zet, en hij zegt: “Zweer de Naam van Christus af, en anders moet je sterven!”, kinderen, ben je dan bereid om, als het zou moeten, je jonge leven te geven voor de Heere Jezus Christus? Houden we er ook rekening mee dat het ons leven kan kosten. Zijt dan getrouw tot in de dood.
Ja maar, ik vind het al zo moeilijk om voor de HEERE uit te komen als er gevloekt, gespot, gelogen, bedrogen of geroddeld wordt; ik vind dat al zo moeilijk; de zwakheid is zo groot. Zeg dan: Heere, maar Uw kracht is wel groot; als ik omringd door tegenspoed bezwijken moet, schenkt Gij mij leven. Leg je vinger bij dat Woord! Kom ermee tot de HEERE, en belijd het: Heere, in ons is geen kracht tegen deze grote menigte, maar Uw stok en Uw staf, die vertroosten mij. Als ik me daar maar op verlaten mag.
O, daarbuiten heeft de Kerk geen rust en geen vrede. De Herder heeft de stok en de knots, om leiding te geven, maar ook om de tucht te handhaven, en om de vijanden te weren. En alleen in déze weg, maar dan ook in deze weg volkòmen, zal de HEERE niet laten varen. O God, verlaat niet wat Uw hand begon!
Waar zal het nog heengaan? Niemand bij ons die het weet. O, Heere, gedenk aan Uw vastgestaafd verbond. Laat dat ons hart innemen en met liefde vervullen. O, dan kan het niet anders wezen of dat is omdat Hij ons eerst heeft liefgehad. Maar laat ons dan U ook mogen dienen en vrezen. En laat Uw wraak gezien worden voor de ogen van Uw knechten. Opdat ook komen mag: Heere, ik dank U dat Gij mij gekastijd hebt; persoonlijk of landelijk gekastijd hebt, maar nu troost Gij mij.
Amen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten