TOLERANTIE EN DISCRIMINATIE
Op het eerste gezicht zou men denken dat de begrippen tolerantie en discriminatie in deze tijd wel de grootste belangstelling genieten. Is het echt waar dat deze eeuw zo verdraagzaam is? Of wordt alleen het kwade gedoogd, en het goede juist tegengewerkt en verboden?
Altijd wordt heel de kerk geraakt door de toestand van het volk. De scheiding van kerk en staat biedt opening aan wetten die tegen Gods Woord indruisen. De kerk is niet vrij om zich daarvan te distantiëren, want de kerk is deel van de wereld. En het geloof dat naar haar aard jegens de zonden niet verdraagzaam is wordt onder een neutrale overheid, die het tolerantiebeginsel tot pseudo-religie verheven heeft, juist verboden.
Wij merken dus dat een vrije kerk een verzinsel is dat haaks staat op de werkelijkheid van het leven van ons volk. Ook binnen de Nederlandse Hervormde Kerk wordt de dienst uitgemaakt door een kerkorde die de vrijzinnigheid beschermt omdat de belijdenis van de zuivere leer van haar gezag is beroofd door de reglementen van 1816 en (in andere vorm) door de kerkorde van 1951.
In 1816 kreeg de kerk een reglement opgelegd door Koning Willem I. De dwaalleer kreeg gelijke rechten naast de rechte leer. Maar als dat het geval is, dan is de orthodoxie ook geen zuivere verkondiging meer. Het gehele kerkelijke leven gaat staan naar het patroon van de dwaalleer. "In een dergelijke kerk-"orde", vervaardigd ten dienste van de vrijzinnigheid, laat zich niet voluit rechtzinnig leren en leven", schrijft de confessionele, Amsterdamse predikant dr. J. Koopmans, in zijn Toen stelde de Heere Zich aldaar, pag. 41. Zie verder ook: Dr. W.J. de Wilde, Geschiedenis van Afscheiding en Doleantie, pag. 11.
Soortgelijke, bezwaar makende geluiden, komen wij ook bij anderen tegen, eveneens als het gaat om de Kerkorde van 1951. De Gereformeerde Bond in de NHK noemt die kerkorde volstrekt onaanvaardbaar. Het kernartikel, art. X, is naar het oordeel van de GB oorzaak dat de Kerk van karakter verandert ten kwade. In art. X ontbreekt de aanduiding wat de belijdenis der kerk is, tevens ontbreekt dat de ganse Kerk daaraan, onder beroep op Gods Woord, gebonden is. Daarentegen doet de Kerkorde van 1951 wel een aantal gewichtige uitspraken waardoor zij zich verheft boven de gereformeerde belijdenisgeschriften. Zie hierover verder o.a. J. van der Graaf, Delen of helen, 1978 (deel 1), pag. 283v. De slotsom van de Gereformeerde Bond is dat de bezwaren tegen die kerkorde culmineren in hetgeen men heeft aangevoerd tegen art. X. De belijdenis mist haar kerkelijke gezag. Tevens maakt de studie-commissie o.l.v. ds. Jac. Vermaas en ds. P. Bouw, er melding van dat de plaatselijke gemeente ten onrechte wordt gekleineerd ten opzichte van de Kerk.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten