zaterdag 22 februari 2003

OORLOG EN OORLOGSDREIGING

Februari 2003; geschreven als vooruitblik op de moord op Theo van Gogh, maar nog steeds actueel

Met de dreiging van een derde wereldoorlog wordt door velen rekening gehouden. Er heerst echter alom grote traagheid en aarzeling en dat heeft de vijand haarscherp in de gaten. In tegenstelling tot de klassieke oorlogen heeft de hedendaagse oorlog iets van een ondergrondse veenbrand die het vuur naar de oppervlakte laat stijgen op ongedachte tijden en plaatsen. Het voornaamste wapen dat in stelling wordt gebracht door de vijand is in de moderne oorlog de dreiging. Men dreigt met zelfmoordaanslagen, en dat dreigement is een goedkoop middel dat veel indruk maakt op ons. De vijand houdt zich vakkundig schuil; hij mijdt een openlijke confrontatie.

Men ziet dat de christenheid gemakkelijk te verschrikken en te misleiden is. Zelfs terroristische organisaties van mohammedanen worden in ons land niet verboden, pas als er een aanslag is gepleegd zal er naar daders worden gezocht, zegt men. Alweer een aanwijzing dat onze zwakheid daarin bestaat dat wij de valse rede beminnen. Echter soms is ook en hele legerafdeling niet in staat om terroristen te vinden. En als de zoekactie wel slaagt, volgt er een geldverslindende, jarenlange berechtingsprocedure, net zo lang totdat ieder er moe van is, of totdat de aandacht kan worden gericht op nieuwe gruweldaden.

Wij zouden er beter aan doen om ons af te vragen of wij de derde wereldoorlog al verloren hebben. Sommige heidenen houden zich in Nederland misschien wel rustig zolang wij hen vertroetelen, maar zij minachten onze wetten, want ons land behoort in hun ogen tot het deel van het zwaard, het deel van de wereld dat volgens de Mohammedaanse regels met het zwaard moet worden bewerkt tot onderwerping. Naar eigen willekeur mag men ons te grazen nemen, een mohammedaan mag nu eenmaal meer dan een ander. Dit is hun leer, en men ziet het bevestigd in de politieke correctheid van de ontwortelde massa. Denk aan de gezichtssluier waarmee sommige mohammedaanse scholieren zichzelf inpakken. Als een school zo'n sluier de ene dag verbiedt, lees je de volgende dag dat het verbod is opgeheven vanwege een binnen gekomen dreigement. Het komt in Nederland voor dat een illegaal een schooldiploma krijgt, ook al ontbreekt zijn naam in het bevolkingsregister. De bezitter kan vervolgens dit diploma gemakkelijk overdragen op een andere illegaal die het nodig heeft om te infiltreren in onzer landen staat ten behoeve van mohammedaanse belangen. Onder het mom van integratie is alle ruimte voor infiltratie. Allemaal ter ere van de afgodische tolerantie. De afgodspositie van de buitenlander is ons land tot een strik geworden.

Men heeft het maar over aardige mensen die ook tussen de bloeddorstigen te vinden zijn, om de aandacht van de werkelijkheid af te leiden. Wij tonen onze dwaze liefde en wij stellen onze schathuizen open voor de gezanten van Babel die wij met graagte levenslang onderdak bieden in ons decadente sport- en recreatieland. Wij roepen daarmee de toorn van God over ons land af vanwege de afgoderijen en de andere zonden die zij met zich meebrengen om die in ons land vrijelijk uit te leven. Vreemden verteren zijn kracht, en hij merkt het niet, zegt de Schrift. Echter gelegenheid geven tot infiltratie noemt men heden ten dage liefde, waaruit wij zien dat een geest van zelfvernietiging uit de afgrond in ons volk gevaren is. Luther dacht wel anders, hij zei dat er niet alleen tegen de mohammedanen met woorden opgetreden moet worden maar ook metterdaad. In een wettige oorlog mag men niet zijn zwaard van het bloed onthouden (Jer. 48: 10).

De geschiedenis leert dat ons vaderland vele malen door de Heere verlost werd van vijandelijke overheersing. Vaak heeft Nederland een voorzichtig verdrag met de vijand onderhouden, maar daar is geen zegen op gevolgd. Linkse elementen zien graag zoveel mogelijk heidenen het land betreden, om het christelijk geloofsgoed te ruïneren. Gaan de heidenen echter misdadig te werk, dan worden zij van de kant van links toch altijd nog begripvol tegemoet getreden. En van de kant van het hedendaagse christendom zijn op zijn best een paar vertwijfelde opmerkingen te verwachten, iets wat uiteindelijk in het nadeel werkt van de christenheid en van Israël.

Er is in ons geen kracht tegen deze menigte. Maar het besef van dit laatste wordt alleen gevonden bij Gods volk dat er de Heere mee aanloopt als een waterstroom.

Geen opmerkingen: