maandag 29 mei 1995

BRIEF AAN DE GENERALE SYNODE OVER SAMEN-OP-WEG

Op 23 maart 1995 werd een brief verzonden aan de Gene­rale Synode, inzake het Samen-op-weg plan. U treft deze brief hieronder aan. Met name zij gewezen op de kerkrech­telijke aspecten van de zaak. De Ned. Herv. Kerk kan niet opgehe­ven worden, evenmin als de Nederlandse Staat zich­zelf kan opheffen om verder samen te gaan met één of andere vrije groep in de Staat. Welnu, gesteld dat de Ned. Herv. Kerk zou `samen­gaan' met de Geref. Kerken, binnen welk kader gebeurt dat dan? Ant­woord: dan is er geen kader meer, want de volkskerk zou dan opgeheven zijn en de binding tussen land en kerk verbroken. Het raamwerk waar­bin­nen zo'n samenvoeging plaatsvindt is dus niet meer dan de wil van de massa op dat moment. Even dwaas en on­denk­baar als wanneer de Neder­landse Staat zou fuseren met de N.V. Nederlandse Spoorwegen of (om een beter voorbeeld te noemen): met de provincie Zeeland. Dit kan niet, omdat Zeeland en de N.V. Nederlandse Spoorwegen ONDERWORPEN zijn aan de Nederlandse Staat. Anders zou er geen juridische basis meer zijn, oftewel er zou een volsla­gen anarchie aanwezig zijn.

Laten wij dit voorbeeld toepassen op het kerkelijke leven. De Geref. Kerken noemen zichzelf een vrije groep die -om zo te zeggen- uit de nood geboren is, die geen doel vormt op zichzelf en die geen kerkrech­telijke basis heeft, doch slechts op basis van het vereni­gingsrecht een recht van be­staan claimt. Zij maken aanspraak op bestaans­recht, doch zonder bijbels fundament, zodat zij van GODS­wege onverminderd gerekend worden tot het éne ver­bond, dat nu verbroken is (afgezien van de `zeven duizend' die de knie voor Baäl niet gebogen hebben en die overal verbor­gen zijn). Schrif­tuurlijk en kerkrechtelijk gezien is het dus zo: De Geref. Kerken zijn geen kerk in zich­zelf, doch zijn slechts 'n deel van de (inmiddels gebroken) vader­landse kerk. Zij behoeven niet te fuseren, want zij zijn van Godswege nimmer los gemaakt van de kerk en van de beloften en de bedreigingen van het verbond. Daar kan geen acte van afscheiding ook maar iets aan veranderen, al denkt men van wel. Fusie veronderstelt ten onrechte dat de NHK en de GKN op dit moment twee aparte, aan elkaar ge­lijk­waardige en zelfstandi­ge lichamen zijn. Welnu, dat is een leugen­achtig vertekend beeld van de werkelijkheid, want het ver­schil tussen de NHK en de GKN is dat de GKN in beginsel wèl opgeheven kan worden (als de nood voorbij is), maar de NHK niet, evenmin als de Ned. Staat opgeheven kan worden om verder `samen te gaan' met de provin­cie Zeeland (of met de N.V. Neder­landse Spoorwegen).

Moet dan alles maar zo blijven voorlopig? Nee, maar het enige wat afgeschei­denen en niet-afgescheidenen kunnen doen zolang de breuken voortduren, is: bovenkerkelijke bidstonden en -kerkge­meenschap onder­houden met elkaar. Daardoor zal de NHK haar gemaakte fouten ten op­zichte van de afgescheidenen erkennen, en de afgescheidenen zullen erkennen dat de ver­deeldheid pijn doet. Er is dus geen sprake van hoogmoed of triom­falisme bij het afwijzen van het Samen-op-weg plan! Het hele SOW plan is onwettig omdat uitvoe­ring van het SOW plan zou beteken­en: verbre­king van het kerkrecht, verbreking van de theocratie, ontbin­ding van land en kerk, verbreking van het verbond, opheffing van de kerk en het kerklid­maatschap. En daar­voor in de plaats: vereni­gingslidmaatschap, mensrege­ring, zelfverlos­sing, gebon­denheid aan mensenwetten en ongebondenheid ten opzichte van de Wet des Heeren, een nieuwe godsdienst en een nieuwe God.

Als de provincie Zeeland zichzelf zou willen af­schei­den van de Neder­landse Staat, dan zou de Staat daar nog toe­stem­ming voor kunnen geven. Maar de NHK kan en mag krach­tens haar belij­denis nimmer erkennen dat een deel van de kerk zich losmaakt of losgemaakt heeft. Dèrhalve is er nu ook geen sprake van `fusie' of `federatie', maar is nodig dat de belij­denis en het kerkrecht met kracht ge­handhaafd worden. Om verdere ontbinding te weerstaan. Tegen de revolutie het recht van God en Zijn Christus.

Tot zover deze inleidende opmerkingen op de brief die hier volgt:

_____________________________________________________________________________________

Generale Synode der Nederlandse Hervormde Kerk,

Postbus 405, 2260 AK Leidschendam.



Weleerwaarde, eerwaarde en zeergeleerde heren,

Bij dezen ben ik zo vrij mij tot u te wen­den naar aan­leiding van de voorstellen betreffende samenvoeging van de Ned. Herv. Kerk met de Geref. Kerken in Nederland. Op grond van het volgende maak ik bezwaar tegen het SOW-plan:

Er kan noch van fusie noch van federatie sprake zijn aangezien de verhouding van de Ned. Herv. Kerk tot de Geref. Kerken in Neder­land geheel ongelijkwaardig is, evenals bij voorbeeld de verhouding van een plaatselijke kerkenraad tot een plaatselijk bestuur van een mannen­vereniging geheel ongelijkwaardig is. De Ned. Herv. Kerk is immers volkskerk en vertoont als gekerstend volk het lichaam van Chris­tus, volgens de kenmerken vervat in haar belijdenisgeschrif­ten. De Geref. Kerken kunnen en willen geen volkskerk zijn, maar vormen -zoals de toevoeging `in Nederland' al aangeeft- een vrije vestiging IN de neder­landse natie. Fusie van de NHK met de GKN zou betekenen dat de Neder­landse Hervormde Kerk aangepast wordt aan de visie van de Geref. Kerken in Neder­land en uitgeleverd wordt aan het independentisme, hetgeen theologisch én juridisch onmogelijk is. Deze uitlevering zou immers betekenen dat de geboor­teleden, de belij­denis en de stof­felijke goede­ren van de Ned. Herv. Kerk vervreemd zouden worden. Alleen al daarom zijn zowel fusie als federatie juri­disch geheel onmogelijk en on­toe­laatbaar.

In de dagen van de `Doleantie' (1886) werd uitgewezen dat hervormde kerkgebouwen niet toebehoren aan de meerder­heid der plaatselijke lidmaten; het was een dolerende meerderheid niet mogelijk de gebouwen in bezit te krijgen. Echter in geval van gemeentescheuringen in afge­scheiden kringen wordt het betwiste kerkgebouw wèl toege­wezen aan wat getalsmatig de grootste partij is, omdat de Gerefor­meerde Kerken zichzelf beschouwen als verenigingen en dus ook juridisch als zodanig beoordeeld worden. De Ned. Herv. Kerk is echter geen vereniging, maar volkskerk; en wel krachtens het verbond Gods, de uitverkiezing en de heilige doop. De Ned. Herv. Kerk kan zichzelf als volkskerk niet opheffen, evenmin als het nederlandse volk zichzelf kan opheffen. Het is juridisch onmogelijk en ontoelaatbaar dat de N.H. Kerk zou besluiten om te fuseren of te federeren met een vereni­ging, en het kerkrecht zou inruilen voor het verenigingsrecht. Dit zou immers enorme gevolgen hebben voor het openstellen van de mogelijkheid om kerkelijke goederen legitiem te vervreemden. Bovenal: dit zou wanneer `Samen-op-weg' door kon gaan, betekenen dat de kerk op­geheven werd en dat haar belij­denis, haar gedoopte leden en haar goederen vanuit de volkskerk aan een vereniging zouden worden overgedragen om voortaan volgens het vereni­gingsrecht te worden beoordeeld. De Kerk en het pure kerkrecht zouden dan een einde genomen hebben; kerklid­maatschap zou omgezet zijn in 'n lidmaatschap van een vereniging. Immers de volkskerk zou vervan­gen zijn door een (Ver. Prot.) Kerk `IN' Nederland, dus geen landskerk, geen volkskerk, maar (net zoals nu de GKN!) een vrìje kerk, oftewel een vrije vestiging in een zogenaamd `neu­trale' Staat, hetgeen in strijd is met de belijdenis der Kerk (Ned. geloofsbelijdenis, art. 36), en dus door de Kerk behoort te worden geweerd. Het hele `Samen-op-weg'-plan is dus onbestaanbaar en strijdig met het neder­landse kerk­recht. De onder­havige fusie- en federatievoorstellen zijn niet anders dan aantas­tingen van het kerk­recht en het kerklidmaatschap en derhalve ontoelaatbaar en strij­dig met `onzer landen staat.' Het SOW-plan draagt het karakter van een totale uitverkoop van gestolen geestelijke en kerke­lijke goederen. Dit plan én degenen die dit plan willen doorzetten behoren door u te worden geweerd krachtens het feit dat de kerk al wat haar belijden weerspreekt, wéért. Weert u dus zulke diefstal en zulke dieven (het één staat niet los van het ander).

Ik besef dat de poging om de volkskerk te ontmantelen reeds een lange voorgeschiedenis heeft. Te denken valt aan pogingen om de `zil­veren koorde' door te snijden, om andere blijken van kwaadwillige verbre­king van de band die de Ned. Herv. Kerk heeft met het volk en het doorluchte Huis van Oranje nu niet te noemen. Wanneer het kerkrecht zou worden ingeruild voor het verenigingsrecht, dan draagt u er aan bij dat de kerk van Rome de kans krijgt om de schijn op zich te laden dat zij inderdaad `dè' kerk is. Hier dreigt dan het gevaar dat Rome in tijden van nood de van het Evangelie vervreemde, ontredderde, zoekende massa naar zich toe zal kunnen trekken, omdat er dan (behalve 'n enkele vereni­ging die zich tooit met de naam `Kerk') verder geen Kerk in de eigenlijke zin van het woord meer te vinden zal zijn. Het `Samen-op-weg'-streven is ontoe­laatbaar omdat het inbreuk maakt op het verbond Gods. Tevens wordt door SOW de deur geopend naar juridische touwtrek­kerij om de kerkelijke goederen in geval van een gemeentesplitsing, tenzij de goederen in de toekomst in bezit zouden komen van een lan­delijke `bisschoppelijke' instantie, hetgeen nòg erger zou zijn, omdat door zoiets bewezen zou worden dat de Kerk zich monddood heeft laten maken. Alle SOW-plannen in deze richting behoren door u te worden stopgezet, omdat de Kerk weert wat haar belijden weerspreekt.

Het is bekend dat in 1905 de Geref. Kerken in Neder­land op eigen houtje een gedeelte van de Ned. geloofsbe­lijdenis (artikel 36) hebben laten vallen. In de ontwerp-kerkorde voor de Verenigde Protestantse Kerk in Nederland wordt in art. I.4. de Nederlandse geloofsbelijdenis ge­noemd, echter ZONDER te vermelden dat hier de ONverkorte (Ned. Herv.) versie is bedoeld. Dit is niet fair ten opzichte van de Geref. Kerken die artikel 36 van de NGB willens en wetens hebben ingekort. Maar wellicht moet hieruit ook de droevi­ge gevolgtrekking worden gemaakt dat de opstel­lers van de ontwerp-kerkorde de Ned. geloofsbe­lijdenis slechts pro forma noemen, zonder deze te willen handhaven in de prak­tijk.

De Geref. Kerken in Nederland beogen de scheiding van Kerk en Staat door te voeren, met name sinds 1905. De N.H. Kerk stemt met dit be­sluit van de GKN niet in. Het is dus volkomen strijdig met de Ned. Hervorm­de leer en praktijk om het hervormde kerkvolk door middel van het SOW-plan over te leveren in handen van een revolutionaire ideolo­gie, volgens welke de Kerk een vrije vestiging IN de natie zou zijn, in plaats van te erken­nen dat zij het gekersten­de volk is. Het SOW-plan druist volkomen in tegen het kerkrecht. Dit kerkrecht hangt ten nauwste samen met het ontstaan van de nederlandse natie en is dus een onver­vreemdbaar recht, zolang Nederland bestaat. Uitvoering van het SOW-plan is even illusoir als het `samengaan' van de Nederlandse Staat met een wil­lekeurige vrije vereniging IN ons land. In het laatste geval zou het immers betekenen dat de Nederlandse Staat haar eigen grondslag (de Unie van Utrecht) liet schieten om op basis van een klein ònderdeel van het recht (namelijk het verenigingsrecht) op weg te gaan naar de toekomst. Grotere aantasting van het recht is nauwelijks denkbaar. Doch het hervormde kerkrecht staat, juridisch gezien, NIET op één lijn met het verenigings­recht. Dit kerkrecht stijgt er ver bovenuit omdat er van­ouds een band is tussen Staat en Kerk. Het kerkrecht is derhalve onophef­baar. U bent niet alleen in gebreke geble­ven betreffende de zorg voor kerk en volk, maar u bent ook meinedig, wanneer u onze moeder de kerk niet beschermt tegen het opdringende geweld van degenen die haar haar belijdenis, gezag en karakter trachten te ontnemen.

Er gaan in deze tijd allerlei stemmen op om niet lan­ger in te stemmen met de belij­denisgeschriften, doch zich alleen te richten op het Woord van God. Dit is echter een illusie zolang niet vaststaat wèlke God bedoeld wordt. Bedoelt men de levende God van Abraham, Izak en Jacob, òf heeft men het oog op de transcendente god van dr. H.M. Kuitert (te lezen in "Zeker weten")? Bedoelt men het Woord des kruises als de kracht Gods en de wijsheid Gods, òf bedoelt men een verzameling geboden en inzettingen waarmee de zondaar door een `attent leven' van liefde, meditatie, gebed en onderhouding van de geboden kan terugkeren tot de godheid? U hebt in strijd met uw belijdenis géén openbaar getuigenis laten horen tegen dit Godonterende en zielsver­derfelijke moralisme, waarmee de oude mens zich gelukkig waant omdat hij zich dan niet behoeft te onderwerpen aan de gerechtigheid des geloofs. U hebt in strijd met uw ambt tekort gedaan aan de behoeften van arme bedelaars voor Gods genadetroon, omdat hun gesuggereerd wordt dat zij met hun bidden, mediteren en het doen van goede werken bestand zullen zijn tegen duivel, dood en hel. Aan deze valse leer hebt u ruimte gegeven, terwijl u ondubbelzinnig zou beho­ren te handhaven dat de ware kracht alleen te vinden is in Christus, met Wie wij begraven zijn in de doop, en met Wie wij opgewekt zijn door het geloof, dat een gave van God is. Aangeslagen zielen mogen niet aangemoedigd worden om het leven in eigen hand te houden, maar moeten geloof oefenen in Christus en Hem hun vertrouwen geven. Echter door te bevorderen of toe te laten dat de leer der Kerk zich vermengt met roomse-, rationa­listische-, en mora­lis­tische gedachten, wordt Gods volk bedroefd en worden de goddelozen in hun waan gesterkt dat zij met handhaving van zichzelf zalig kunnen worden. Hij die het heilige van God verwaarloost en de zonden goed­praat, zal zijn gewaande onschuld verliezen wanneer de Heere komt om te zien of Zijn dienst­knechten waakzaam geweest zijn over het hun toebe­trouwde erfdeel der Reformatie. U hebt in strijd met de waarheid gesuggereerd dat het SOW-plan nodig is met het oog op zogenaamde `eenheid', die echter niet eens bestaat en derhalve ook juridisch aanvechtbaar is.

In grote droefheid onderteken ik deze brief,

met verschuldigde hoogachting,

(w.g.) H. Oussoren, v.d.m.

Geen opmerkingen: