DE OUDSTE ZOON EN ZIJN VADER
Het rechtvaardige volk is getrouw en het wijkt niet af. De rechtvaardigen richten zich in hun denken, spreken en doen naar het Woord waardoor zij geschapen en herschapen zijn. De zonden getuigen tegen ons. We waren beter onderwezen. Volmaakt zelfs. God ziet van al Zijn werk dat het goed is. Op influistering van de duivel zijn onze eerste voorouders gaan twijfelen aan wat de Heere zegt.
Wij, hun nageslacht, gaan daarmee door: Welk gedeelte van de waarheid is onmisbaar? En welk ander gedeelte ervan zullen we eens wegzetten als zijnde traditie met een kleine t? Gehoorzaamheid en toewijding zijn, volgens de boze, dingen die behoren bij de kleine, fundamentalistische, traditie, die je zo snel mogelijk moet afschudden en afschaffen. De leuzen van deze tijd zijn: 'Houd uw belangen op het oog!', 'Beperk u tot wat verwerkbaar is!' en: 'Matig uw gehoorzaamheid!' Wat is dit dwaas, want er is geen tussenweg, doch wie in één gebod struikelt, struikelt in alle geboden. Door moedwillige ongehoorzaamheid zijn wij van onze ereplaats vervallen. Mensen die zondigen, komen in nood. Geen wonder dat we ons dan in alle bochten wringen om de nood te boven te komen. Wanneer de verloren zoon uit Lukas 15, van de honger dreigt om te komen, is er uiteraard geen andere weg begaanbaar voor hem dan de weg naar huis.'Ik ben een penning weggeraakt,
Een zoon die schulden heeft gemaakt.'
De verloren zoon, de verloren penning en het verloren schaap worden, nadat zij teruggevonden zijn, alle drie teruggeplaatst bij degenen die niet weggeraakt zijn geweest. De blijdschap gaat wel allermeest over degenen die tot bekering gekomen zijn. Maar dit betekent niet dat er helemaal geen blijdschap meer bestaat over de 99 schapen, de 9 penningen en de oudste zoon. Als deze allemaal afgeschreven moesten worden, dan zou de afdwaling van de eenling direct zijn dreigende karakter verliezen. En dat gebeurt ten onrechte steeds vaker, we hebben blijkbaar moeite met mensen die niet afwijken. Vervolgens komt er een goedkope genade om de hoek kijken. In onze dagen is het mode om niet de zondaar maar de zonde te rechtvaardigen. Zonder beterschap te bewijzen, omhullen onboetvaardige mensen zichzelf met het beste kleed van de barmhartigheid. Maar de gerechtigheid struikelt op de straten, en nu gaat de beschuldigende vinger uit naar de degenen die getrouw bevonden zijn.
In deze tijd hebben de 99 rechtvaardigen, de 9 penningen en -vooral!- de oudste zoon uit de gelijkenis het zwaar te verduren in veel kerkelijke uitleg van de Schrift. Echter Schriftgetrouwheid leert ons de oudste zoon te zien in het licht van het tekstgedeelte. De oudste zoon is het type van een kind van God dat in verlegenheid is geraakt vanwege iets waar hij niet bij kan. Vergelijk hem eens met de discipel Ananias die ook niet zo snel enthousiast kon zijn over de pasbekeerde Saulus (Hand. 9: 13v). Net zoals de Heere bij Ananias nadere aandrang gebruikt, zo ondervindt de oudste zoon het ook van de kant van zijn vader. Het is een feit dat de oudste zoon uit de gelijkenis in een verkeerd daglicht wordt geplaatst wanneer mensen hem bestempelen als een jaloerse, hoogmoedige man, die geen waarde zou hechten aan de mogelijkheid van bekering in het leven van andere mensen.
Ten onrechte heeft de mogelijkheid van bekering tegenwoordig de plaats ingenomen van de werkelijkheid van de bekering. De werkelijke vrucht van de boetvaardigheid is niet in tel, maar er wordt druk beweerd dat je nooit mag betwijfelen dat er een 'verloren zoon' schuilgaat in elke onboetvaardige afwijker. Om het 'beeld' van de afwijker op te vijzelen wordt het 'beeld' van de gewoontechristen diep naar beneden gehaald. Er is gaandeweg bij velen de neiging gegroeid om een gewoontechristen te veroordelen en af te wijzen als een afgunstig, hoogmoedig mens. Volgens de waan van het individualisme neemt de losse mens de plek in van de oude ingestelde kerk, die vaak beticht wordt van hardheid. Geen goed woord voor de 'oudste zonen' dus in deze tijd.
Echter, in mijn kinderjaren waren er mensen die aan de oudste zoon trachtten recht te doen. Aan de woorden van de vader 'al het mijne is uwe' werd niets afgedaan. Maar de laatste tientallen jaren zien wij dat de oudste zoon totaal veroordeeld wordt, hetgeen de Heere Zelf niet deed. Het is onjuist om deze gelijkenis, die een beeld geeft uit het volle leven, te vervormen tot een schema. Als we dit doen, dan wordt de vader ten onrechte aan God gelijkgesteld. Dat kan niet, want een mens is God niet. De vader in de gelijkenis is geen volmaakte vader, zien wij. Immers, terwijl het feestgedruis al tot in de omtrek te horen is, weet de oudste zoon nog altijd van niets; hij is niet ingelicht over de terugkomst van zijn broer. Dat is niet fraai. Ten onrechte vaart de oudste zoon zo hevig uit tegen zijn vader. Maar niemand kan beweren dat hij jaloers of afgunstig is op zijn jongere broer zoals bij voorbeeld Kaïn. De oudste zoon geeft alleen uiting aan zijn afkeer van het feest, want dat is hem even teveel van het goede.
De oudste zoon was goed om thuis te werken, altijd werken, en dat is niet vreemd, bovendien is hij de erfgenaam van heel de hoeve. Maar toch knaagt het wel aan een werkzame jongen zoals hij, dat hij alleen maar werken moest, en dat er aan hem nooit of te nimmer tijd is gegund om een maaltijd te houden met zijn vrienden. De oudste zegt niet dat hij vanwege zijn ononderbroken trouwe arbeid een feest verdiend heeft, maar hij constateert dat zijn vader hem nog nooit zo'n gelegenheid gegeven heeft, als een verrassend gebaar. De oudste zoon is geen zuurpruim die afkerig zou staan tegenover vreugde en vrolijkheid op zichzelf, maar hij schaamt zich voor dit uitbundige, want dat kan hij niet plaatsen tegen de achtergrond van de ingetogen boerengewoonte thuis.
De oudste zoon is niet slecht voor zijn broer, want hij zegt niet dat zijn broer geen goede verzorging nodig heeft nu hij totaal verarmd thuis aangekomen is. Dat hij honger heeft en eten moet krijgen is duidelijk, daar twijfelt de oudste zoon helemaal niet aan. Welke Jood zou immers zijn huisgenoten nou laten verkommeren? Niemand toch, want anders zou je erger zijn dan een ongelovige. Dit is niet het geval. Maar de vader doet nu de nodige moeite om zijn oudste zoon ervan te overtuigen dat het feest hem ook aangaat, omdat hij de erfgenaam is van alles. Hieruit blijkt dat de vader toch ook zijn oudste zoon wel hartelijk liefheeft. Hij laat hem niet als een moeilijke klant buitenstaan bij deze gelegenheid. Zo groot is toch de liefde van het vaderhart. Wat een ontdekking voor mensen onderling. Hebben wij hierin reeds de liefde Gods ontdekt en gesmaakt? De oudste zoon moet in de blijdschap delen omdat zijn vader toch liefdevol is. Het leek dat zijn vader niet veel om hem gaf, dacht hij eerst. God zorgt ook dat er mensen zijn die ontdekken Wie de Vader is. Hij geeft lessen die de zielen wijzer maken. Gods volk merkt op dat zij van hun God ook nader onderwijs ontvangen in nieuwe omstandigheden waarmee zij verlegen zijn.
Wij zouden graag de afloop weten. Is de oudste zoon buiten blijven staan? Het is niet te verwachten dat de aandrang van de vader hem niets heeft gedaan. Al het bezit van de vader is immers van de oudste zoon, zelfs de jongere broer behoort vanaf heden weer bij de boerderij. Bovendien, ook in de beide voorgaande gelijkenissen is sprake van hereniging. Het staat in de tekst niet te lezen dat de oudste zoon is blijven weigeren. We horen niet verder van hem, net zo min als we nog van Jona horen aan het slot van Jona 4. We krijgen daar ook niet te horen hoe de profeet gereageerd heeft. Het gebeurt vaker dat de afloop van gesprekken en gelijkenissen ons niet wordt medegedeeld. Wij weten immers ook niet hoe het verder is gegaan met de rijke jongeling, of met die man die niet ver van het Koninkrijk Gods was. We lezen ook niet altijd hoe Gods geoefende volk verder geleid wordt. Wel lezen wij dat er liefde naar deze mensen uitgaat van de zijde van Christus. En dat moet ons hart innemen. De Heere versterkt de banden die Hij gelegd heeft. Dan wordt het hart dat van droefheid versmolt, bemoedigd. Dan worden onze wegen gericht om Gods geboden te bewaren. En dan krijgen wij daar, na droefheid, ook vreugde in. God zorgt er zelf voor dat mensen die door genade deel hebben aan de hemelse schatten, zich ook samen met Zijn erfdeel blij gaan beroemen. Wat heeft de Heere een werk aan ons, en wat is Hij geduldig om alles wel te maken. Wie zijn wij dat Hij, soms na lang geduld, overkomt? Wie zijn wij dat Hij aan ons werkt, en dat Hij steeds met ons te maken wil hebben?
Het is -daarentegen- opvallend dat het hedendaagse christendom zeer afwijzend staat tegenover de oudste zoon. Waarom? We begrijpen hem niet. De liefde van de vader tot de oudste zoon, zoals de Bijbel die tekent, is door veel Bijbellezers veranderd in afwijzing. Zij schrijven de oudste zoon definitief af als een spelbreker. En gesteld dat hij op vaders aandrang toch in de blijdschap is gaan delen, dan nog houdt de oudste zoon een verachtelijke plaats in de hedendaagse opinie, lijkt wel. Zijn naam wordt verachtelijk beplakt met etiketten van: dogmatisch, star, fundamenteel, stijf, extreem en zo. Het verlichte kerkendom van onze eeuw heeft liever te maken met dwepers, dwaallichten, chaoten en geestdrijvers die onder de christelijke ban liggen. Maar de ware liefde, die uit God is, handelt niet lichtvaardig ten aanzien van bekeerlingen. De oppervlakkigen kennen geen gewetensvragen, zij regelen de waarheid met hun meerderheid, maar Gods volk staat, vaak onbegrepen en ook innerlijk geblokkeerd, moederziel alleen op het erf van het verbond. Moet het nu zo gaan? Dan komt God Zelf met Zijn Woord mee, om u over te nemen in Christus en om u voort te leiden. En de uitkomst is heerlijk. Is niet heel de Schrift één met de grond van het bestaan? Is de Heere niet Zelf het antwoord op duizend vragen, en op die ene onoplosbare vraag die u kwelt? De Heere ziet om naar verloren zonen, maar Hij vergeet daarbij niet om te arbeiden aan de voorbeeldige Godvrezenden, dat zijn: oudste zonen, bij wie de Heere wil volmaken hetgeen nog aan hun geloof ontbreekt. Types als de 'oudste zonen' zullen blijvend tot zegen zijn voor vele 'jongste zonen', want die zullen gezegend worden met houvast aan het erfdeel onder het gezag van hun 'oudste broer'. In de oudste zien wij de Christus der Schriften. Christus werkt ook nu door de dienaren van Zijn Woord, om ons allen te brengen tot geloofskennis en tot volwassenheid naar de maat van Hemzelf. Verder: de 'oudste' is zichtbaar in de gevestigde landskerk, die de voortgang van de normale eredienst behartigt, opdat de bedrukte eenling daarbij mag schuilen. God geve aan Israël bekering, en aan de volkeren het leven. Lezers, wij wensen ook dit, namelijk uw levendmaking, en uw volmaking. Onbegrepen erfgenamen des levens, Jezus Christus maakt u sterk en gezond in het geloof. Dat zij zo.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten