WAT IS CHRISTELIJKE TUCHT?
Het Heilig Avondmaal is een gemeenschapsviering. Hetzelfde is het geval met de predikdienst. Immers, we ontvangen het Woord gezamenlijk. We zijn met velen tegelijk bijeen. Christus vergadert heel de zichtbare kerk, en Hij is het Hoofd van ieder van Zijn lidmaten. Wij moeten, gezien de gehele kerkelijke samenleving, beseffen dat wij op elkaar hebben toe te zien. Dit doen wij niet alleen voor de ander, maar ook voor onszelf, en voor het geheel van de samenleving. De grensbewaking is een gegeven.
Wie de eenheid van de zichtbare kerk belijdt, erkent dat wij elkanders leden zijn. Dit heeft grote gevolgen. Als de zondaars niet bestraft worden in de prediking, dan komt er een oordeel over heel het volk. Als er iemand met een goddeloze leer of leven aan de dis aangaat, breekt er een Godsoordeel los over de gehele samenleving - en ook worden Gods kinderen dan geraakt. Als niet heel het Woord aan de orde komt, dan gaat de kerk te gronde aan een geloof zonder bekering. Maar ook geldt: als de rechtvaardigen niet bemoedigd worden in de leer, dan komt er een oordeel van verdorring over heel de kerk. Om te beginnen moeten we de christelijke tucht in breder verband plaatsen. Immers, het gaat bij tucht niet om crisismaatregelen, maar om de totale genezing van gekerstende volkeren, mensen, verbanden.
Vergeving
Sleutels gebruik je om een deur te openen. In de handen van Christus liggen twee sleutels, die zijn allebei bedoeld om open of dicht te kunnen doen. Het is allebei tucht. 'Tucht' betekent: trekking.
Laten we beginnen met de vraag, hoe worden de ongelovigen getrokken tot God en Zijn volk? Het antwoord is niet wat wij misschien zouden verwachten, namelijk een algemeen aanbod, of een gunnende prediking. Integendeel, de Catechismus laat ons horen uit het Woord dat de ongelovigen geen open deur krijgen, maar dat de deur op slot gaat. De ongelovige wordt niet gered door een poort wijd open te zetten, maar door hem buiten te sluiten. Is dat vreemd? Nee, de ongelovige wordt eerlijk benaderd. Niet door de deur te openen, maar juist door de deur van het Koninkrijk voor zijn neus dicht te doen, wordt de ongelovige getrokken. Is dat lokkend? Ja, want tuchtigen is: trekken. Uit de duisternis moeten we getrokken worden. Zonder prediking worden we niet zalig, en wordt niemand teruggebracht tot de Heere. En prediking is niet vrijblijvend. De prediking gaat niet zomaar naar de mensen in het algemeen uit. Er is immers een waar geloof voor nodig om de beloften van het Evangelie te horen, en vergeving van zonden ontvangen te hebben.
Al het werk van preken, catechiseren, Bijbelkringen en verenigingen - het dient om de deur naar het hemelrijk te openen. Dit luistert nauw. Voordat er een poort opengaat, heeft al het werk van de verkondiging tot op dat moment gediend om dezelfde poort te sluiten. Wij moeten weten dat de deur van het Godsrijk voor ons geopend of gesloten wordt. Wij hebben de sleutel niet in eigen handen. Wij hebben de waarheid niet, hooguit heeft de waarheid ons, maar dat is dan ook absoluut.
Laten wij ons leven hier naast leggen. Hoe gaat het met de heilbegerigen onder de verkondiging van het Evangelie? Zij worden in de weg van de geloofsbevinding zover gebracht dat zij geen recht meer hebben op enig goed. Nu gaan zij met Jona overboord. Nu mogen zij op God wachten, zij moeten het alleen van God hebben. Zij staan leeg voor God. Hoe wordt de leegte vervuld? God schenkt het geloof in het verborgene, en Hij spreekt Zijn Woord met macht. Dan wordt de belofte die God spreekt verstáán en geloofd, dat wil zeggen: deze wordt met de bedelaarshand òpgenomen. Het geloof is geen waardigheid in zichzelf, het is een instrument. Met het geloof wordt iets bedoeld, het geloof is een aanduiding voor: gehoorzaamheid en vertrouwen. Het gaat bij de belofte van het Evangelie immers niet om iets wat je op zicht krijgt en links naar je neer kunt leggen. Daar is het te groot voor. Trouwens als Gods spreekt, dan spreekt Hij met macht, Hij komt onwederstandelijk met Zijn bevel méé. Het gaat bij de toezegging om het heil, het totale heil. De belofte van het heil is niet zomaar een gerucht, maar het is op feìten gebaseerd: heilsfeiten. Dat zijn feiten die beloften inhouden. God houdt de Evangelieprediking hoog. Hij zal ieder oordelen op de jongste dag, naar wat Hij op aarde heeft laten verkondigen. De gelovigen hebben het Woord gemijnd. Het zal hun nimmer ontgaan.
Hoe krijgen de heilsfeiten waarde voor ons gemoed? Het antwoord is: Als wij alles, alles derven; als alles wat er behoorde te zijn ontbreekt, dan - dàn blijft de Heere over. Dan komen we in de benauwdheid, en drijven met de beste bedoelingen toch nog verder van de Heere af. En toen hoorde God. Als de mens verloren is, dan is hij gevonden. En dan gaan we het kennen: dat al onze zonden door God vergeven zijn. Wat een omslag is dit voor ons, van de Heere uit. Een oneindig verschil is het. Wat voorheen niet te geloven was, is nu niet meer te ontkennen. Wie door God gevonden is vraagt zich vervolgens af: Hoe bestaat het dat ik dit niet heb geloofd? En hoe bestaat het dat er iemand op aarde is die dit niet gelooft!
Geloven is iets wat naar de mens toe komt. Je zoekt er niet naar. Je zoekt wel, maar je zoekt wezenlijk naar wat anders, je zoekt om aan God te ontkomen. Dat geeft droefheid, het gaat schrijnen. God werkt aan op het capituleren bij de zondaar. Intussen laat de Heere de overtuigingen samengaan met onderhoudende vertroostingen en bemoedigingen. Soms lijkt het dat er nog doen aan is. Andere keren is er geen grond om te hopen op redding. Onderwijl komt er belangstelling. Een heilbegerig mens mengt zich onder degenen die God zalig vrezen, hij gaat meedoen. Maar er ontstaat ook verdriet omdat God de zondaars niet hoort. De zondaar ontdekt dat hij het doel mist, maar hij moet goed doen. Zolang wij de kennis van onze zonden missen, en zolang wij het Godonterende en het moedwillige karakter van de zonden niet kennen, vinden wij het maar vreemd dat het Evangelie ons buitensluit en ontmoedigt. We vinden het vreemd dat het Evangelie geen krimp geeft. We maken bezwaar tegen Gods weg, en toch beseffen we dat we op heilige grond staan waar geen tegenspraak past. Het komt steeds meer op de mens aan dat er maar één deur is, het is de deur tussen de hemel en de hel. Er zijn maar twéé plaatsen, hemel en hel, en daar zit maar één deur tussen. Het is òf binnen, òf buiten. Zo ligt het wezenlijk. Als de hemeldeur dicht zit, dan is de tucht er al, er gebeurt altijd iets.
Er blijft voor de mens geen verwachting over. God bewaart hem voor de afval. Nu komt de boosheid van het ongeloof openbaar. Het eerste wat geloofd wordt, is onze zonde en verlorenheid. Zo ontstaat er opening en ontsluiting van het hart. Dit betekent niet dat de gelovigen nu vooruit kunnen, integendeel. De gelovigen kunnen niet zonder 'tucht', dat wil zeggen: zonder trekking.
Benauwdheid
Hemelse trekkracht is éérlijk en àfstotend zolang wij vast zitten aan ons kwaad. Zolang wij ons niet bekeren, volharden wij in onze misdaden. Wij missen alles, en dat geloven wij niet. Hoe zouden wij God de eer kunnen geven, of een gebed kunnen opzenden, of een geslaagde poging kunnen doen om te geloven? Immers, als wij ons niet bekeren, dan geloven wij eigenlijk niet. Nu voelen wij ons ongelukkig, en wij beklagen onszelf. Wij zijn er blind voor dat God gelijk heeft. Wij handhaven ons tegenover God, wij zetten de twist voort in de ijdele hoop het van Hem te winnen. Zolang het zo gelegen is met ons, komt alleen de prediking tot ons met de inhoud: wie de Zoon van God niet heeft, die heeft het leven niet, en de toorn Gods blijft op hem.
Wat heeft deze éne prediking u gebracht in uw eertijds, volk des Heeren? Het was toen de tijd dat u zich verveelde of ergerde onder de prediking. En verder verveelde u zich in het onderwijs uit Gods Woord, u sprak de ouden tegen, en u had geen zin om er zin in te krijgen. Welnu, dat is de toesluiting. Daar merk je dat de sleutel omgedraaid wordt en dat de deur op slot gaat. Veel mensen staan onder deze ontzettende tucht! Vraagt u zich af hoe het kan? Waarom is er geen belangstelling op dat moment? De openheid ontbreekt op alle fronten, het hart is gesloten. De belangstelling ontbreekt omdat er een zonde tussen zit. God werkt niet over de zonde heen! Hij stapt niet over de onbekeerlijkheid heen, God neemt geen genoegen met onbeleden kwaad, ongeloof, onkunde. God zegt niet: ach, het valt wel mee want het kwaad verdwijnt later wel... Nee, maar de deur is dicht! Dit is de ontzettende werkelijkheid voor een mens die het nog niet van God verloren heeft. Hij heeft al zoveel gemerkt van God, maar de deur is op slot gegaan toen het Evangelie kwam. Aangezien de mens nog niet uitgewerkt is koestert hij nog ijdele hoop op betere tijden. Hij staat wel verveeld tegen een dichte deur aan te kijken, maar hij heeft God nog steeds wat goeds te bieden. Als God hem maar wilde bekeren, dan zou hij zelf zeggen: Heere, waarom nu pas, want ik wilde steeds al... Maar het is niet waar, want wij maken zelf de scheiding, door de zonde van het ongeloof, doordat wij God de eer niet gegeven hebben.
Dit gaat nieuwe benauwdheid veroorzaken in de ziel van het volk dat buiten staat. God stapt in Zijn trouw niet over de breuk heen. God stelt onze ongerechtigheden in het licht van Zijn aanschijn. God is ontzaglijk éérlijk, daarom geeft Hij ons niet het gevoel dat het altijd nog eens goed kan komen. Dat zegt God niet tot vermoeiden die 'moed' weten te houden. O, daar hebben Gods gekenden het ook benauwd onder gehad, en die benauwdheid is hun lief, met de troost die erna volgde, en die niet te geloven was. Maar God geeft geloof, en Hij zendt Zijn Woord met macht tot het volk dat door Hem uit getrouwigheid verdrukt is. Zij bidden erbij: Lever mij niet over in de handen van mijn tegenpartijders die U niet vrezen, en die de Bijbel in hun macht hebben... Die hebben het geloof op zak, maar zij hebben niet met God te maken, zij leven niet uit God. Hebben wij het zalig verloren, dan leeft God, en dat is de grond van het behoud. Deze vrede is niet met woorden uit te drukken.
Op de jongste dag zal God een beslissing nemen over ieders leven. Dan zal Hij eerst kijken naar Zijn Evangelie. God zal Zichzelf afvragen wat Hij op aarde heeft laten weten aan de mensen. Was het dit Evangelie? Nu zal hetzelfde Woord ook in de dag der dagen de richtlijn zijn waar elk mens naar geoordeeld wordt, hetzij goed of hetzij kwaad. Dit betekent voor ons, dat het onder de prediking nu al oordeelsdag is. Is het Evangelie nu voor of tegen ons? Hoewel het Evangelie niet is 'naar de mens', toch is er niets kostbaarder - omdat God heerlijk is. Zo kostbaar is de Bijbel ook. En zo kostbaar is ook elke gelegenheid die u krijgt om dit éne Evangelie (met tweevoudige kracht) te horen. Hoe zijn we er onder? Leggen we ons leven er naast. Zit je erop te hopen dat je eens onder het christendom vandaan kunt glippen, en voor de 'wereld' kiezen zolang je leeft, om dan bij de laatste gelegenheid de hemel binnen te gaan? Je weet niet hoe ongelukkig het is zonder God. Maar de Heere heeft er lust in, ja, Hij wacht er vol heilig ongeduld op, dat wij onze misdaden loslaten, in plaats van de waarheid prijs te geven.
Tot nu toe hebben we gezien dat de tucht ons allemaal raakt. En we begrijpen nu dat de tucht ons leven lang nodig is. De tucht is in elk geval onmisbaar in het geloofsleven en in de geloofswandel. Tucht betekent: kastijding voor die van Christus zijn. Deze kastijding is niet aangenaam zolang we onder handen genomen worden, maar daarna werpt het vrucht af voor degenen die door de kastijding geoefend zijn. Maar nu zijn we er nog niet, want de verbonds-benauwdheid gaat verder, omdat we in Zondag 31 de tweede sleutel te zien krijgen, die naast de eerste ligt. De tweede is de 'sleutel' van de ban.
Wie onder een christelijke dekmantel zich misdragen, dat is een volgend punt wat onze aandacht vraagt. Voor alle duidelijkheid: Er is niemand in Europa die 'geen christen' is. Er is geen Nederlander die kan menen dat dit oordeel hem ontgaat zolang hij bluft dat hij niet zo nodig voor christen behoeft door te gaan... Nee, zo makkelijk komt niemand van de tweede sleutel af. Iedereen is aansprakelijk voor bedrog, valse leer, godloochening, aanbidding van de onbekende god, of andere soorten van afgodendienst. Wie zich aan atheïsme of aan lege neutraliteit schuldig maakt, die maakt zich schuldig aan het breken van de eed, aan gezagsverwerping, aan een trouweloze verlating van de eendracht, aan een bondsbreuk, en aan het onrein achten van Christus' bloed. Kortom, wie een onchristen wordt, die pleegt chaos en verraad.
Er bestaan nog andere vormen van wangedrag onder christelijke dekmantel. Wie God, Zijn Woord en de sacramenten veracht, wie opzettelijk een kind niet ten doop houdt, of wie opzettelijk nodeloos het Heilig Avondmaal verzuimt, of wie slordig leeft en er een 'eigen waarheid' op na houdt, of wie er 'het zijne' van denkt wanneer het gaat om de leer der kerk. Ja, wie gaat er - kortom - vrij uit?
Als er sprake is van wangedrag, dan volgen de waarschuwingen. Eerst worden er broederlijke vermaningen gesproken door degenen die het dichtste bij staan. Maar als de waarschuwingen niet helpen, en de zondaar erger wordt, wat dan? Wanneer er verharding optreedt, volgt de ban. Hoe? De ban is de tweede sleutel. Ook deze sleutel is een tuchtmiddel, dat wil zeggen een middel tot trekking, genezing en verlossing van het onbeleden kwaad. Niet minder dan dit is aan de orde. Hoe gaat dit? Hierbij zijn de ouderlingen van belang. De ouderlingen zijn overheidspersonen. De ouderlingen van een stad zijn leden van de magistraat. De ouderlingen van een dorp zijn dorpsoudsten. Dezen zien toe dat iedere lidmaat het Avondmaal des Heeren houdt, dat wil zeggen: dat hij of zij daar aan deelneemt - als zijnde waardig aan de roeping van de Heere. De Avondmaalscensuur heeft te maken met het gezamenlijke karakter van de viering. Wij houden het Avondmaal gezamenlijk. En aangezien het een gemeenschappelijke viering is, zien wij ook toe op elkaar. Want wij hebben wat met elkaar. De Avondmaalstucht is een zich richten op verlossing van de overtreder. De tucht is tot genezing van de zondaar, om hem te bevrijden uit de macht van onbeleden kwaad. De tucht is bedoeld om de ziel tot inkeer te brengen. Wie in schuldverslagenheid voor God ligt neergebogen, bidt dat Hij hem tot genezing brengt. God heeft lust tot waarheid. Hij zal de zonden vergeven, Hij zal Sion bewaren. Wij zullen niet bezwijken onder de straf, maar God zal ons weer aannemen. Dan zal het verbrijzelde hart vrede vinden. De gebroken geest wordt hersteld. Inkeer geschiedt op de wijze van Psalm 32 en Psalm 51.
Hoe komt het tot herstel? Een mens kan door een schok, of door een ziekte, of door een stoot, of door een woord, of een gebaar, of door een indruk tot ontwaken komen uit de strik van de duivel waarin hij op dat moment gebonden ligt. Is er ooit sprake van inkeer? Ja, en dat gebeurt vaker! De sleutels van de hemelpoort zijn nodig voor onze vrijlating. Zonder de sleutels worden wij niet verlost. In de sleutels is de verlossing gegeven. Waar het op aan komt, is het opbiechten. Pas daarna volgt een passende maatregel die varieert van een bepaalde strafmaatregel tot een mededeling in de zin van 'u hebt al straf genoeg gehad'. Hoe gaat dat in de praktijk? Laten we kijken naar de stad Genève in het midden van de 16e eeuw. In Genève kwamen rond het jaar 1550 per jaar ongeveer vijfhonderd tuchtgevallen voor de kerkenraad. Dat waren dan 500 gevallen van laakbaar gedrag, nalatigheid, wangedrag. Hoe verliep de tuchtprocedure? De Geneefse kerkenraad bestond uit 18 ouderlingen, voor elke stadswijk was er één. Met elkaar vergaderden zij elke donderdagochtend om recht te spreken. Dus gemiddeld 9 tuchtgevallen op één ochtend, in plaats van 9 ochtenden voor één zaak. Hoe ging dit in het kort? Iemand was aangeklaagd, en kwam in de vergadering om uitleg te geven. Wilde iemand niet verschijnen, dan werd hij door de politie opgehaald. Voor de kerkenraad moest hij zijn fout bekennen. Had hij zijn fout opgebiecht, dan werd hem een straf opgelegd wegens een verzuim, of wegens een vergrijp, of wegens een onordelijk leven. We denken aan zaken zoals waarzeggerij, woeker, Godslastering, sabbatsschending, roof, gekijf, overspel, bedrog, ernstig verzuim, enz. Het gaat dus om ergerlijk kwaad dat strafbaar is in de burgerlijke gemeente. Daarom moeten de ouderlingen zelf raadsleden, dorpsoudsten of overheidspersonen zijn, want anders kun je als ouderling geen gezag uitoefenen, en dan is de christelijke tucht onuitvoerbaar, met als gevolg dat de samenleving verruwt en verziekt. Calvijn vond dat ouderlingen burgerlijke gezagsdragers moeten zijn, anders is het ouderlingenambt niet draagbaar. Het gaat om het echte gezag. En je ziet het nu dat Calvijn gelijk heeft, want doordat de kerk overheerst wordt door de liberale machtsstaat is het normale opzicht verwaarloosd of zelfs onmogelijk gemaakt. Trouwens, dit is niet door Calvijn uitgevonden, maar het is de normale oude orde. Onlangs viel mij op dat boven een ouderlingenbank vermeld stond: 'Het gerecht van Ter Aa'. Daaruit spreekt de eenheid van het leven. In de ordelijke weg wordt de vrede bewaard en herboren.
De moderne Godloze machtstaat haalt het oude gezag onderuit en trekt de macht naar zich toe om de christelijke tucht te verbieden. Het is volgens de goddelozen verboden om te verbieden. Het is zo moeilijk geworden om herstel en genezing te bereiken, want de basis ontbreekt bij de dingen die we er aan willen doen tot aanpak. Aangezien het gezag ontbreekt, zijn we tegenwoordig bij tuchtzaken aangewezen op een goedwillendheid die er op dat moment helemaal niet is. Helaas, en tegenwoordig hoor je dat iemand een ambt in de kerk juist neerlegt zodra hij rechter of wethouder wordt. Dit is de waarheid op zijn kop zetten. De ontmenste modernist noemt het 'belangenverstrengeling' wanneer een rechtvaardige overheidspersoon een ouderlingenambt draagt. Maar in werkelijkheid is de moderne politiek niet anders dan liefdeloze belangenvermenging in alle samenlevingsverbanden die er zijn. Het is juist normaal wanneer de magistraat ook recht spreekt, raad geeft, en -als ouderling- de straffen oplegt, zoals boete, vasten, een dag op water en brood, ook gevangenisstraf en geseling als het nodig is voor strafbare feiten overeenkomstig het kerkelijke recht en de rijkswetten.
Verlossing
Er is een hevige reden om de tucht te oefenen, en die reden is: de redding van deze ziel. De ziel moet door inkeer genezen, en wel heel concreet. De concrete bestraffing heeft een geestelijke reden. Het politiewerk moet geestelijk gedragen worden; het recht moet weer worden verstaan. Het gaat bij tucht om de verlossing van zonden. Het opleggen van een boete mag niet dienen om een bodemloze staatskas te spekken, maar dient om de ziel te genezen. De opheffing van de ban is de sleutel tot herstel.
Nu begrijpen wij dat het aanbrengen van een kunstmatige kloof tussen volk en kerk (zoals de moderniteit dat dwingend propageert) fataal is voor de ziel, voor het leven, voor het volk, voor de inkeer, voor de eendracht, voor de trouw en voor de bekering. Wie de normale tucht loslaat, vraagt om loze dictatuur en totalitaire onderwerping aan vals-liberaal humanisme en willekeur. Doperse geesten blaten hier wat tegen in dat het onder christenen toch mogelijk moet zijn om een onderlinge tucht vrijwillig te aanvaarden. Doperse dromers hebben een kort geheugen, bovendien worden zij niet gehinderd door zelfkennis, vandaar dat zij moeiteloos de orde kunnen missen. Maar in werkelijkheid werkt het gebruik van de tweede sleutel niet zonder gezàg. Het is ook heel normaal dat het zo gelegen is. Je kunt immers in een woning niet het gezag uitbannen en dan toch orde bewaren. Helaas heeft het libertijnse humanisme nu al zoveel macht in handen gespeeld gekregen, dat normale kerkenraden tegenwoordig gevaar lopen om door de valse, inquisitoriale antimachten beboet te worden wegens het niet in acht nemen van de wurgende gelijkheidsnamaakwetten.
Indien kerkenraden weinig gezag hebben, moeten we ook rekenen met weinig genezing van de zielen. Dan zal er weinig inkeer zijn, het volk zal weinig herstel ondervinden. Waar weinig gezag is, daar kan weinig invloed ten goede worden aangewend.
In de praktijk treedt er tegenover tuchtloosheid ook wel valse tucht op. Doperse groepen verheffen zichzelf eerst een tijd, en nadat men op elkaar uitgekeken is, roeien zij zichzelf vervolgens uit door valse censuur. De laatste van allen is de 'leider' die zelf alleen overblijft, tenminste als hij niet voortijdig zijn biezen heeft gepakt. Onder de Amish-groepering heerst aan de ene kant valse liefde naar 'de wereld' toe. Behoort een moordenaar niet tot hun groep, dan krijgt hij een golf ongevraagde 'vergevingsgezindheid' over zich heen, maar binnen de eigen groep heerst de angst. Zulke groepen zullen verdwijnen, maar zij komen ook weer op in andere gedaanten. Ogendienst, mensverheerlijking, huichelarij en valse hoop misleiden de ziel.
Het normale gekerstende leven is vol met kwaad wat nog te genezen is. Er zijn strafbare feiten, die niet pas sinds de Reformatie laakbaar zijn, maar die al vóór de 16e eeuw censurabel waren. Om zùlke dingen gaat het bij de tuchtoefening anno 2008. En dan is de genezing te verwachten onder Gods zegen. Het gaat in de weg van bekentenis en strafdragen. Het kan zijn dat er al straf genoeg gedragen is door de schuldige. Het kan ook zijn dat er een reactie volgt: 'Waar bemoeien jullie je mee?' Dan is het antwoord van de ouderlingen: met jouw ziel. Gods kinderen kunnen de onvrede niet altijd ontwijken, maar zij kunnen ook niet met onrust leven.
Welnu, tenslotte nog een vraag: Wie is de Gekastijde Die onder het recht Gods de slagen heeft ontvangen die op ons hadden moeten neerkomen? Welk voorbeeld geeft Christus ons in dit opzicht, wat betreft de praktijk van de tucht? Zelfs onder de ban is er de liefde en het gebed om bekering. In de tijd van de Vroege kerk stonden gecensureerden een tijd lang achterin de kerk. Zij kregen een staanplaats, maar zij wilden de prediking niet missen voor hun ziel. Zij bleven staan uit begeerte naar het Woord des levens voor hun verbroken gemoed. Het mocht hun tot genezing baten. Al met al dienen de beide sleutels er toe om het smalle pad smal te houden, opdat allen behouden mogen worden. Om deze weg van wederopnening te bewandelen hebben wij dagelijks de bekering te zoeken. Hieruit zien wij nu dat de tucht zeer algemeen is. Het gaat bij de tucht niet slechts om bepaalde gevallen, maar het raakt ieders hele leven. Wij zijn elkanders leden. De sleutels van het hemelrijk zijn werkzaam in de prediking, op de catechisatie, in het verenigingswerk, in het onderlinge gesprek, in het leven met elkaar, in de gemeenschap der heiligen. De deur van het hemelrijk leidt onze gedachten en harten ook naar de triomferende kerk die al genezen is, en die overwonnen heeft. Hoe? Zij kwamen uit de grote verdrukking. Wat horen wij hen zeggen? Het is goed voor mij verdrukt te zijn geweest. Koning Manasse ondervond gevangenschap en verdrukking. Toen erkende hij dat de Heere God is. Maar wee, wie zonder kastijding is.
Amen.
[Schets van een catechismuspreek, uitgesproken te Grafhorst, op zondagmiddag 13 januari 2008, over de Heidelbergse Catechismus, zondag 31; Een preek over de christelijke tucht door middel van prediking en censuur, toegespitst op de vraag "Wat zijn de sleutels van het hemelrijk?"]
2 opmerkingen:
Ctrl F -> zoeken op 'Jezus'.
Geen resultaten gevonden.
Zoeken op 'Christus' -> wel 5 keer in een preek van bijna 4000 woorden.
Is dat nu Christusprediking?
Opmerking blogbeheer: Indien de persoon die reageert naam en referentie opstuurt, zal er ook gereageerd worden op reacties door de auteur van het desbetreffende artikel.
Een reactie posten